Zwicht niet voor activistische twitteraars, garandeer de academische vrijheid
Net als het interessant wordt, houdt de notitie op. Enkele weken terug verscheen Academische vrijheid in Nederland. Een begripsanalyse en richtsnoer. Hierin wijst de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW), adviseur van de regering, op studenten die om safe spaces vragen.
Tevens gaat het over deplatforming van sprekers, in de Verenigde Staten doodnormaal, wij beginnen er net kennis mee te maken. ‘Deze discussies raken niet alleen aan de academische vrijheid van studenten, maar ook die van docenten,’ schrijft de KNAW. ‘Hoe bescherm je hun beider academische vrijheid in deze kwesties? Wat is de verantwoordelijkheid van studenten?’
We komen het niet te weten.
Het is, aldus de KNAW op pagina 47, één van de ‘actuele onderwerpen die in de nabije toekomst in ieder geval verdere aandacht verdienen.’ Anderzijds is het winst dat de roep om safe spaces en deplatforming – meer in het algemeen: politieke correctheid op de campus – tenminste expliciet genoemd worden. Ze ontbraken in een eerdere notitie door de KNAW, meer precies: het Briefadvies dat ze in 2018 uitbracht nadat VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg zich zorgen maakte over het gebrek van diversiteit in de wetenschap.
Dat advies had een tamelijk cerebraal karakter. Het ging over mechanismen die de vrije wetenschapsbeoefening in gevaar kónden brengen. Of die mechanismen zich ook daadwerkelijk voordeden, kwamen we amper te weten. Daarbij leek de affiniteit met het onderwerp niet erg groot, in elk geval niet bij Nico Schrijver, voorzitter van de KNAW-commissie die het advies schreef. Over de vraag of de wetenschap ‘politiek homogeen’ is, zei hij tegen NRC Handelsblad (12 maart 2018): ‘Ik denk dat het allemaal niet zo relevant is.’
Serious consequences
Zo bezien betekent de nieuwste notitie vooruitgang. Weliswaar gaat het ook hierin over inclusie en sociale veiligheid, de onvermijdelijke buzzwords onder beleidsmakers. Maar ook is er aandacht voor omstreden sprekers (pagina 44 en 45), waarvan herhaaldelijk werd geprobeerd ze te weren van de campus, en ongeoorloofde bemoeienis met het onderwijs (pagina 38).
De KNAW: ‘Academische vrijheid betekent in eerste instantie dat besturen van universiteiten de verantwoordelijkheid hebben om zich niet méér te mengen in het onderzoek en onderwijs dan redelijk is met het oog op de bevordering van goede wetenschapsbeoefening. Zij dienen terughoudend te zijn, en faculteiten, afdelingen en individuele wetenschappers substantiële vrijheid te geven om hun onderwijs en onderzoek in te richten. Op hun beurt dienen facultaire besturen terughoudend te zijn in hun bemoeienissen met docenten en onderzoekers.’
Wij beperken ons tot het onderwijs. Dan blijkt die laatste opmerking geen overbodige reminder. Vorig jaar sloeg Meindert Fennema, emeritus hoogleraar politieke theorie aan de UvA, alarm. Van meerdere kanten hadden hem onrustbare signalen bereikt, schreef hij op opinie-blog Joop (7 juli 2020). ‘Een van mijn collega’s vertelde mij dat hij een advies had gekregen om een tekst van de literatuurlijst te verwijderen omdat deze een verkeerd, want ‘essentialistisch’, beeld schetste van genderverhoudingen.’
En: ‘Een oud-student vertelde mij dat de ‘Senior Diversity officer’ van de faculteit Maatschappijwetenschappen aan de UvA een docent had gesommeerd een tentamenvraag anders te formuleren. Dat gebeurde een kwartier voordat het tentamen afgenomen zou worden. Geen gehoor geven aan dit ‘verzoek’ zou ‘serious consequences’ hebben voor de betreffende docent.’
Naming-and-shaming
Terughoudendheid, zoals de KNAW die bepleit, was tenminste iets geweest. Maar of het genoeg is? De academische vrijheid mag actiever worden verdedigd, zeker in deze tijd van sociale media. Ook docenten ontkomen niet aan Twitter, deze opvolger van het houten schandblok van weleer.
Naming-and-shaming gaat nu via internet. Een verontwaardigde tweet is zo geplaatst én weer geretweet. Diverse wetenschappelijke carrières zijn op deze manier ontwricht. Zoals die van Tim Hunt, een Engelse biochemicus en Nobelprijswinnaar, enkele jaren terug. Zijn broodwinning verloor hij door een onhandige uitspraak tijdens een presentatie. Over vrouwelijke wetenschappers zei hij: ‘Of je wordt verliefd op ze, of ze worden verliefd op jou, of ze barsten in huilen uit wanneer je kritiek geeft.’
Nadat hij die woorden had uitgesproken, prees hij in alle ernst het wetenschappelijke werk van vrouwen – maar het kwaad was al geschied. Connie St. Louis, een docente wetenschapsjournalistiek, had vanuit de zaal getwitterd dat Hunt zes tot zeven minuten tekeerging tegen vrouwen in de wetenschap.
Voor de volledigheid: een andere aanwezige in de zaal, aangehaald door The Times, ervoer Hunts optreden anders. Zijn speech zou warm en grappig geweest zijn, de gewraakte passage was duidelijk een geval van ironie. Ironisch of niet, voor het verloop van de gebeurtenissen maakte dat niet meer uit. Excuses van Hunt – ‘Ik probeerde vrouwen zeker niet te vernederen’ – waren tevergeefs. University College London ontsloeg haar werknemer. Zijn kant van het verhaal hoefde ze niet te horen.
De woorden van John Stuart Mill lezen alsof hij ze gisteren opschreef in plaats van ruim 150 jaar terug. Toen al had hij in de smiezen hoe onhoudbaar de sociale druk kan worden. Uit On Liberty (1859): ‘De publieke opinie is voor iedereen even doeltreffend als de wet, behalve voor de mensen die door hun geldelijke omstandigheden niet afhankelijk zijn van de goede wil van anderen; als men het mensen onmogelijk maakt hun brood te verdienen, zou men ze net zo goed meteen in de gevangenis kunnen werpen.’
‘Zwak gedrag van #tudelft’
Daarom moet de volgende scène ons zorgen baren. Plaats van handeling is de Technische Universiteit Delft, het is in het voorjaar van 2018. Docent Herman van Bergeijk doet een poging college te geven, maar de zaal blijft rumoerig. Wat er dan gebeurt, is te controleren omdat het optreden van Van Bergeijk is vastgelegd. Hij richt zich tot een van de studenten. ‘Sst. Meneer, u zit naast een mevrouw, dus u wordt de hele tijd al afgeleid’, zegt hij. En even daarna: ‘Meneer, ik zie u praten, nog steeds. Met dat baardje, die aanstaande IS-terrorist.’
De terechtwijzing belandde in het publieke domein via Twitter. ‘Kijk hoe #TU Delft docent Herman van Bergeijk zijn racisme en seksisme klakkeloos aan eerstejaarsstudenten toont’, begon een activistische twitteraar. ‘Tevens ook lachwekkend was hoe autoritair deze docent zich gedraagt. Weet je wat zijn straf was? Een excuses geven [sic] bij zijn volgende college. Zwak gedrag van #tudelft’.
Voor alle duidelijkheid: de twitteraar zat niet in de collegezaal. Toch voelde de TU Delft zich genoodzaakt aan hem verantwoording af te leggen, ook via Twitter. De klagende activist kon tevreden zijn, aangezien Van Bergeijk níét wegkwam met louter excuses. ‘De TU Delft vindt het een ongepaste uitlating, de docent vindt dat zelf achteraf ook. Hij heeft oprechte excuses aangeboden voorafgaand aan het volgende college. Eind februari heeft hij een officiële berisping gekregen voor de uitlating. Ook mag hij dit college niet meer geven.’
Hoewel de sancties minder ver gaan dan die voor Hunt, moet ook Van Bergeijk zich vogelvrij gevoeld hebben. Mogelijk drukte hij zich onhandig uit, maar allemaal maken we weleens een uitglijder, nietwaar? En van seksisme noch racisme is sprake als hij de student een standje geeft.
Chicago Statement
Enkel de suggestie dat iemand in de eigen gelederen zich daaraan schuldig maakt, doet bestuurders kennelijk al huiveren. Liever een te krachtige reactie dan het verwijt dat je te slap optreedt, moeten ze hebben gedacht. Geen geruststellende gedachte voor de docent die plaatsneemt voor een zaal vol studenten. De meest activistische onder hen zullen zich aangemoedigd voelen om voor klokkenluider te spelen. En via social media kunnen ook activisten van buitenaf zich die rol aanmeten.
Universiteiten die hun medewerkers beter willen beschermen, hoeven niet lang te zoeken. Er ligt al een tekst waaraan ze zich kunnen committeren, het zogeheten Chicago Statement. In deze tekst spreekt de Universiteit van Chicago zich uit als voorstander van een grote vrije meningsuiting. Deze acht ze onmisbaar voor een vitale instelling.
‘Het is niet de verantwoordelijkheid van de universiteit om te proberen individuen te behoeden voor ideeën en opvattingen die hun onwelgevallig, onaangenaam of zelfs beledigend voorkomen,’ staat er in het document. In de VS dient het inmiddels als modelverklaring: andere universiteiten worden opgeroepen zich op een vergelijkbare manier uit te spreken als vriend van het vrije woord.
Laat Nederlandse instellingen dat ook doen. Daarmee hoeven ze niet te wachten op de volgende notitie van de KNAW.
Van Sebastien Valkenberg verschijnt op 27 maart zijn nieuwe boek ‘Policor in de polder. Hoe politieke correctheid Nederland dom maakt.’ Meer informatie: HIER.