Zou Jezus werkelijk een klimaatalarmist zijn?

Willem-Vissert-Hooft-TIME-1961-

Het linkse imago van het protestantisme kreeg gestalte in de jaren ‘60. Een belangrijke bijdrage aan die verlinksing werd geleverd door de Wereldraad van Kerken: een bijzonder Marxistisch geïnspireerde organisatie die gretig de profetenmantel aantrekt. Henk-Jan Prosman vervolgt zijn serie over de linkse kerk.

Kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, werd  in Amsterdam de Wereldraad van Kerken opgericht. Na de oorlog leefde sterk de overtuiging dat ook kerken zich moesten vernieuwen en verenigen om een rol te kunnen spelen in de opbouw van een nieuw Europa.

Bovendien bood de Wereldraad vooral de protestantse kerken die, anders dan de rooms-katholieke kerk, geen stem hadden in de internationale politiek de mogelijkheid zich uit te laten over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. De Wereldraad was betrokken bij de oprichting van de Verenigde Naties en heeft daarin nog steeds een adviserende rol. Ook was de Wereldraad betrokken bij de formulering van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

De geschiedenis van de Wereldraad valt voor een groot deel samen met het werk van de Nederlandse theoloog Willem Visser ’t Hooft. Tijdens de oorlogsjaren werkte Visser ’t Hooft in Genève en had vandaaruit een belangrijke rol in het contact tussen het bezette Nederland en de regering in Londen (de ‘Zwitserse weg’). Ook was hij in die jaren een van de weinigen die aandacht vroeg voor het lot van de Joden in het bezette Europa.

Toen in 1948 de Wereldraad werd opgericht, werd Visser ’t Hooft secretaris-generaal en hij zou dat tot zijn pensionering in 1966 blijven. Zeker in de jaren ‘50 slaagde hij erin de Wereldraad een gezicht te geven. In 1954 ontving hij president Eisenhower die de vergadering van de Wereldraad zou toespreken in het Amerikaanse Evanston. En in 1961 prijkte zijn portret op de cover van Time Magazine, waarin over de Wereldraad werd geschreven als een ‘tweede reformatie’.

Maar juist het politieke spreken van de Wereldraad bleek een hachelijke aangelegenheid. In het oprichtingsjaar van de Wereldraad was ook de staat Israël opgericht. Visser ’t Hooft was teleurgesteld over de gebrekkige aandacht voor Israël en het jodendom. Na de tweede vergadering van de Wereldraad in 1954 zei hij zelfs ‘dat de geest van Hitler er rondwaarde’. Vanuit de Wereldraad was er geen goed woord over voor Israël en de Joden, terwijl er in de loop der jaren sprake was van een obsessieve aandacht voor het conflict tussen Israël en de Palestijnen, waarbij de sympathie steevast uitging naar de Palestijnen.

Aanpappen met de Sovjets

In de jaren ‘60 stond de politieke werkelijkheid in het teken van de spanning tussen Oost en West. Visser ’t Hooft had zich erg ingespannen om een soort ‘Derde Weg’ te vinden en probeerde de Russisch orthodoxe kerk ertoe te brengen ook lid te worden van de Wereldraad, wat ook gebeurde in 1961. Maar de verwachtingen van Visser ’t Hooft waren te optimistisch. Hij hoopte dat de deelname van de Russisch orthodoxe kerk een diplomatieke druk van de Wereldraad op het Sovjet-regime mogelijk zou maken. Maar in de praktijk trad er juist een zekere verlamming op.

De betrekkingen met Russische kerkleiders, die vaak hun oren lieten hangen naar het regime, maakten het juist moeilijker om tegen de communistische geloofsvervolging te protesteren. Ook werd de Wereldraad geïnfiltreerd door communistische regimes, die de Wereldraad gebruikten voor eigen politieke doeleinden.

In de decennia daarna kwam de Wereldraad steeds meer in het teken te staan van sociale en politieke bevrijding. De Wereldraad werd gedomineerd door progressieve protestanten en door de marxistisch geïnspireerde bevrijdingstheologie die vooral in de derde wereld populair was.

Immorele keuzes

De oriëntatie op het marxisme kan goed worden geïllustreerd aan de hand van een debat tussen VVD-leider Frits Bolkestein en de voormalige Wereldraad bestuurder en Vara-coryfee Albert van den Heuvel, dat  op 9 mei 1995 door de Evangelische Omroep werd uitgezonden. Bolkestein somt in dat debat (hij geeft er in zijn bundel Onverwerkt verleden een weergave van) een waslijst op van eenzijdige en vaak immorele politieke keuzes, die de Wereldraad van Kerken maakte:

‘De Wereldraad van Kerken heeft zich lankmoedig en zelfs begripvol opgesteld jegens de communistische regimes van Oost-Europa. Hij had de duidelijke neiging schendingen van de mensenrechten door de Sovjet-Unie en haar bondgenoten door de vingers te zien. Schendingen van de mensenrechten in Centraal-Amerika werden bekritiseerd, behalve die in het Sandinistische Nicaragua.’

‘Inzake kernwapens en Afghanistan vertolkte de Wereldraad van Kerken nagenoeg het sovjetstandpunt. Elders liet de Wereldraad zich op sleeptouw nemen door Nieuw-Links, zoals in zijn houding tegenover multinationale ondernemingen. In dit alles getuigde de Wereldraad van weinig onafhankelijkheid van geest en nog minder geestelijke moed. Het is dan ook begrijpelijk dat de Hongaarse bisschop Laszlo Tőkés zich in zijn strijd tegen Ceauşescu in de steek gelaten voelde.’

Over Van den Heuvel zegt Bolkestein:

‘Hij maakte vooral bezwaar tegen het goedkope anticommunisme van het Westen, want dat was een heilloze zaak. Hij verzette zich ook tegen het smokkelen van bijbels naar Oost-Europa. Over de DDR zei hij toen: ‘Ik zou daar prima kunnen wonen,’ en over Cuba: ‘Een enig land.’ Over wat voor geloofwaardigheid kunnen de Wereldraad van Kerken en de heer Van den Heuvel nog beschikken, nu ze zich zo door extreem-links in de luren hebben laten leggen?’

Albert van den Heuvel

Marxistisch en nooit enige bezinning

Ook de solidariteit met de verschillende Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse bevrijdingsbewegingen is aanleiding geweest tot tal van politieke dwalingen. NRC Handelsblad schreef dat de kerken ‘hun helden in de strijd kritiekloos napraatten’ en Trouw sprak van een ‘muur van stilzwijgen’ in verband met de misdaden van de Namibische strijdgroep SWAPO.

De misdaden van het ANC werden genegeerd. Het gaat hier niet om incidenten. De marxistisch oriëntatie was structureel. Hoewel dit in verschillende media overtuigend is gedocumenteerd, heeft het nooit geleid tot een proces van bezinning op het verleden van kerkelijk activisme.

Vandaag de dag is het politieke radicalisme van de Wereldraad het duidelijkst waarneembaar in de klimaatpolitiek. De Wereldraad was van meet af aan betrokken bij het rapport Grenzen aan de groei van De Club van Rome en was met een delegatie aanwezig op de cruciale Earth Summit die in 1992 in Rio de Janeiro werd gehouden. In het huidige debat over klimaatverandering neemt de Nederlandse Raad van Kerken weloverwogen een radicale en alarmistische positie in.

De Raad verklaart:

‘Niettegenstaande onze steun voor de consensuspositie voelen wij ons als kerken in het bijzonder uitgedaagd door deze meer radicale waarschuwende positie. Christenen kennen een bijbels-profetische traditie, waarbij Jezus zich aansloot. Daarin wordt het bestaande onrecht in soms felle bewoordingen aangeklaagd (…)’

‘Vanuit deze visie zal ook scherper gekeken worden naar wat wij kunnen en moeten doen om rampen te voorkomen, met mogelijk radicalere uitkomsten dan die van de consensus positie. De risicoanalyse is hier scherper en leidt tot hogere ‘verzekeringspremies’ in termen van economische en maatschappelijke kosten. Hooguit, zo wordt vanuit deze positie ingeschat, is er nog een ‘genadetijd’ van tussen de tien en twintig jaar. Alleen bij een spoedige start met radicale veranderingen is dan nog een ‘zachte landing’ mogelijk.’

Als we dit radicalisme, dat vanaf de jaren ‘60 hardnekkig in de kerken aanwezig is tot ons door laten dringen, moeten we concluderen dat Bolkestein zich vergist als hij zegt dat de kerken zich ‘door extreem-links in de luren hebben laten leggen.’ De kerken werden niet misleid, maar hebben deze agenda zelf geïnitieerd en gingen voorop in de strijd.

Jurjen Zeilstra, Visser ’t Hooft. Een leven voor de oecumene. 1900-1985. Uitgeverij Skandalon, 2018 en Frits Bolkestein, Onverwerkt verleden, Prometeus, 1998.