Zo staan we er voor. In 11 punten.
Hoe staat de Nederlandse economie er voor? Het beeld lijkt tegenstrijdig. De inflatie blijft stijgen, de lonen groeien maar gedeeltelijk mee en menigeen krijgt het moeilijk. Toch hebben de meeste consumenten nog voldoende te besteden.
In sommige bedrijfstakken gaat het uitstekend, in andere dramatisch. Er was nog nooit zoveel werk. Maar de wereldhandel, waarvan Nederland afhankelijk is, koelt af. Banken en economen zien nog geen reden tot paniek. Een ‘milde’ recessie zou wellicht overkomelijk zijn. Verslaggever Nick Ottens loopt de signalen langs.
1 Inflatie was niet eerder zo hoog
De inflatie lijkt iets af te nemen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt vooralsnog op 16,8 procent in oktober. Dat is de prijsstijging ten opzichte van een jaar eerder. In september was het 17,2 procent. Maar het CBS heeft nog niet alle gegevens. Aanstaande dinsdag komt de laatste stand.
De overheid helpt een beetje. Dankzij belastingverlagingen en subsidies waren de prijzen voor Nederlandse burgers en bedrijven vorige maand niet 17,2, maar 14,5 procent hoger dan het jaar ervoor. Dat is nog steeds een record: zelfs in de jaren zeventig kwam de inflatie nauwelijks boven de 10 procent uit.
Nederland steekt met kop en schouders boven de rest van het eurogebied uit, waar de prijzen gemiddeld met 10,7 procent stegen. Alleen de drie Baltische staten hebben het zwaarder: daar is de inflatie 22 procent.
Deels komt de Nederlandse ‘toppositie’ door de rekenmethode van het CBS. Die meet de inflatie onder meer op basis van nieuwe energiecontracten, maar het verschil in prijs met lopende contracten is dit jaar flink gestegen. In augustus leverde de huidige rekenmethode een inflatie van 12 procent op. Een herziening, die meet hoeveel huishoudens daadwerkelijk aan energiekosten kwijt zijn, zou op 7,5 tot 9,6 procent uitkomen.
2 Europese rente blijft relatief laag
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft de beleidsrente – die tijdens de jaren van de eurocrisis op 0 stond en zelfs een tijdje negatief was – op 1,5 procent gezet.
Klaas Knot, de baas van De Nederlandsche Bank, liet vorige week bij Buitenhof doorschemeren dat er nog een verhoging aankomt: in de ‘eerste helft’ van 2023 wordt het beleid volgens hem ‘genormaliseerd’ tot ‘neutraal’. Waarmee Knot eigenlijk zegt dat de huidige rentestand nog steeds te laag is.
Als de ECB de rente sneller verhoogt, komen Zuid-Europese landen met hoge schulden echter in de betalingsproblemen. De rentestand van de ECB bepaalt niet alleen de rente die alle Europeanen betalen voor hun hypotheek en ontvangen op hun spaargeld, maar ook de rente die overheden betalen over hun schulden.
Pas in de tweede helft van 2023 zou volgens Knot worden ingezet op een wellicht iets te hoge rentestand om de economie af te koelen. Dat geeft de Italianen en de Grieken tijd om zich voor te bereiden, en bedrijven en consumenten in andere landen ook. ‘Afkoelen’ betekent namelijk minder groei, waarschijnlijk krimp. De schade daarvan zou beperkt kunnen blijven als bedrijven nu al rekening houden met lagere opbrengsten.
3 Europeanen zijn somber
De centrale bankiers willen Europeanen ook geen paniek aanpraten. Dan stoppen consumenten met geld uitgeven en bedrijven met investeren, en loopt de economie vast.
Dan is het zorgelijk dat het consumentenvertrouwen sinds corona niet is hersteld, noch in Nederland, noch in de rest van de EU. Menno Tamminga wees er in de vorige editie van Wynia’s Week al op: Nederlanders waren nog nooit zo pessimistisch.
Ook zorgelijk: consumenten verwachten de komende drie jaar een gemiddelde geldontwaarding van 4,7 procent, blijkt uit een peiling van de ECB. Dat is ver boven het streven van 2 procent, en kan dus worden uitgelegd als wantrouwen jegens de ECB. Temeer omdat de inflatieverwachting, ondanks de renteverhoging, is gestegen!
Die verwachting kan zichzelf waar maken. De inflatie komt deels voort uit de verwachtingen van bedrijven en consumenten. Een ondernemer die denkt dat haar inkoopprijzen verder zullen stijgen, verhoogt de prijzen voor haar klanten. Een werknemer die verwacht dat de boodschappen nog duurder worden, eist loonsverhoging van zijn baas.
4 Nog geen loon-prijsspiraal
In het derde kwartaal stegen de cao-lonen in Nederland met 3,4 procent. Dat is weliswaar de snelste stijging in dertien jaar, maar niet genoeg om de inflatie te corrigeren.
Vakbond FNV eist daarom steeds vaker ‘automatische prijscompensatie’ van werkgevers. Dat is bij de schilders gelukt. In de horeca en het onderwijs, sectoren met grote personeelstekorten, stijgen de lonen met rond de 6 procent.
De Nederlandsche Bank zegt niet bang te zijn voor een loon-prijsspiraal: werkenden die hogere lonen eisen om de hoge prijzen te kunnen betalen, waarop bedrijven hun prijzen verder verhogen om de hoge lonen te kunnen betalen. Werkgevers zouden door de bank genoeg buffer hebben om loonsverhogingen niet volledig door te hoeven berekenen in hun prijzen.
Het Internationaal Monetair Fonds is er minder gerust op. John Bluedorn, die bij het fonds toezicht hield op economische hervormingen in Zuid-Europa, schrijft dat de lonen achter moeten blijven op de inflatie. Dat ‘vermindert de prijsdruk.’ Als consumenten minder kunnen besteden, neemt de vraag naar producten en diensten af. De inflatie is veroorzaakt doordat producenten de vraag niet konden bijbenen.
5 Na corona kwam de oorlog
Hoge energie- en brandstofprijzen verklaren de andere helft van de inflatie. In coronatijd hielden overheden het bestedingsvermogen van hun inwoners overeind met enorme steunpakketten, maar het aanbod nam af. Doordat bedrijven hadden geanticipeerd op een recessie en minder hadden ingekocht. Doordat de aanvoer van producten uit Azië vertraging opliep. Dus stegen de prijzen.
De meeste producenten hebben die achterstanden ingehaald, maar daarvoor zijn tekorten aan olie, gas, graan en zonnebloemolie in de plaats gekomen: producten uit Rusland en Oekraïne.
Voor de oorlog was de EU voor zo’n 40 procent afhankelijk van Russisch gas. Dat is volgens de Europese Commissie nog maar 9 procent. Een Europees embargo van Russische olie wordt volgend jaar van kracht. Rusland blokkeert de uitvoer van Oekraïense landbouwproducten over zee.
Nederlanders eten geen Oekraïens graan, maar onze kippen, koeien en varkens wel, dus zijn eieren, zuivel en vlees duurder geworden.
Het kabinet verwacht niet dat het olie-embargo de prijzen van benzine, diesel en plastic verder opstuwt. Omdat olie makkelijker per schip kan worden vervoerd dan aardgas, is de markt flexibeler en Nederland speelt in Europa een sleutelrol in de invoer, raffinage en uitvoer van olie en olieproducten. Toch is voor de zekerheid een voorraad van negentig dagen aangelegd.
Hugo Erken en Sebastiaan Schreijen, economen bij de Rabobank, zijn er minder gerust op. Met name de dieselvoorraden zijn in de rest van Europa niet op peil. Er is gebrek aan raffinagecapaciteit, door stakingen in Frankrijk en onderinvesteringen van bedrijven die een Europees verbod op benzine- en dieselmotoren zien aankomen.
De meeste Nederlanders rijden niet op diesel maar benzine, en zullen dus een prijsstijging niet direct voelen. Maar hogere dieselkosten raken iedereen indirect: ‘De industrie en de landbouw gebruiken veel diesel en ook voor het transport van goederen’ — schepen, treinen, vrachtwagens — ‘wordt vaak gebruik gemaakt van deze brandstof. Wanneer bedrijven ervoor kiezen hun producten duurder te maken, dan voelen consumenten de hogere dieselprijzen indirect alsnog.’
6 Alsnog een prijsplafond voor energie
Veel EU-landen, ook Nederland, hebben de belastingen op energie en brandstof dit jaar verlaagd. Daardoor konden bedrijven en consumenten hun rekeningen betalen, maar de prijzen zelf bleven hoog.
Nederlanders betalen in Europa zelfs de hoogste prijzen voor gas en licht. Lezers van Wynia’s Week kennen de redenen: die hebben we in augustus op een rijtje gezet. Nederland is voor zowel warmte als het opwekken van stroom afhankelijk van aardgas. Daarvan wordt een groter deel per schip geïmporteerd, wat duurder is dan gas uit de pijpleiding.
Op onze geliberaliseerde energiemarkt kunnen bedrijven hoge inkoopkosten snel doorrekenen aan hun klanten. In Frankrijk heeft staatsbedrijf EDF de kosten laag gehouden. Daarvoor had het wel miljarden euro’s van de overheid nodig. Het geld moet ergens vandaan komen.
Het kabinet verzette zich maandenlang tegen een prijsplafond. In Spanje, waar de linkse regering voor de zomer een prijsplafond instelde, nam het energiegebruik toe. De prikkel om zuiniger om te gaan met stroom en gas nam af.
Inmiddels is RutteVier om en worden de elektriciteits- en gasprijzen voor kleinverbruikers volgend jaar gemaximaliseerd. De overheid legt het verschil bij, wat natuurlijk uit belastinggeld komt. De linkse kritiek, dat ook hoge inkomens van het prijsplafond profiteren, is daarom onterecht. Via het nivellerende Nederlandse belastingstelsel draaien uiteindelijk de midden- en hoogste inkomens op voor de spilzucht van het kabinet.
Het is nog onzeker of het prijsplafond echt per 1 januari ingaat. Daarvoor is het kabinet afhankelijk van de energiebedrijven. Om de winter door te komen, krijgen alle huishoudens 190 euro.
7 Ondanks alles groeit de economie (nog)
Hoge prijzen. Weinig vertrouwen. Een oorlog in Europa. Geen wonder dat economen dachten dat de groei dit jaar zou tegenvallen. Vooralsnog worden ze ieder kwartaal verrast.
De eurolanden groeiden vorig jaar, ondanks corona, 5,2 procent. Een kleine groei van 0,2 procent in het vorige kwartaal was volgens de economen van ING ‘beter dan verwacht’. Vooral Duitsland en Nederland zijn sterk. In Frankrijk zijn de consumentenbestedingen afgenomen, maar vielen de investeringen mee. De herverkiezing van Emmanuel Macron heeft geholpen. Investeerders wachtten de verkiezingen van april en juni af. Had Marine Le Pen gewonnen, dan was er waarschijnlijk minder geïnvesteerd. In Spanje geven zowel consumenten als investeerders minder geld uit, maar dat land heeft nog altijd toeristen om te voorkomen dat de economie krimpt.
Het IMF verwacht dat de groei in de eurozone dit jaar op 3,1 procent uitkomt en volgend jaar op 1,5 procent. Daarmee blijft het eurogebied achter op de rest van de rijke wereld. De Amerikaanse economie groeit dit jaar langzamer – met 1,6 procent – maar de verwachting is dat die volgend jaar Europa inhaalt. Ook de Canadezen en de Japanners doen het beter.
Met de Britten gaat het slechter: die mogen blij zijn als hun economie volgend jaar überhaupt groeit. De langetermijneffecten van Brexit en de onvoorspelbaarheid van de Britse politiek beginnen het koninkrijk op te breken: in drie jaar tijd heeft het drie premiers versleten.
8 De meeste Nederlanders hebben genoeg geld
Nederlanders zijn bijna het enige volk in Europa dat als geheel nog steeds geld kan sparen. Alleen de Ieren wisten in het tweede kwartaal ook geld weg te zetten. In de EU als geheel slonken de spaarrekeningen met 2 procent.
De dekkingsgraden van de pensioenen zijn verder gestegen, naar een gemiddelde van 125 procent. Er mag dus weer worden geïndexeerd. Ook de huizenprijzen stijgen nog steeds, in het derde kwartaal met bijna 12 procent ten opzichte van een jaar eerder. Die stijging koelt wel af en woningen worden minder snel verkocht. RaboResearch schat dat de huizen volgend jaar 3,1 procent in waarde zullen dalen en in 2024 met nog eens 2 procent.
Dat is na jaren van waardevermeerdering vooralsnog geen drama. Rabo-economen Stefan Groot en Nic Vrieselaar verwachten dat woningen eind-2024 evenveel waard zullen zijn als in het laatste kwartaal van 2021. ‘In de twee jaar voorafgaand aan de meest recente piek zijn huizen ruim 33 procent in waarde gestegen. De meeste huiseigenaren blijven daardoor dus ‘boven water’ en houden (veel) overwaarde, zelfs als de prijzen dalen.’
9 Voor ondernemers is het glas halfvol
In de detailhandel werd in september 5,3 procent meer omzet gedraaid dan een jaar geleden. Ook winkels die zwaar onder corona hadden te lijden, zoals bouwmarkten en meubel- en interieurzaken, deden goede zaken. Ondernemers worden minder positief, maar het vertrouwen zit nog altijd boven de 0. Vooral ondernemers in de elektrotechniek zien de orders binnenrollen.
De chemische industrie is een uitzondering. Dat heeft natuurlijk te maken met de hoge prijzen van aardolie en gas. Er liggen zelfs fabrieken stil, zoals de kunstmestfabriek van Yara in Sluiskil. Aluminiumsmelter Aldel in Delfzijl is failliet.
Het totaal aantal faillisementen is dit jaar zo’n 5 procent hoger dan in de eerste negen maanden van 2021. Maar toen was het aantal faillisementen juist opvallend laag, omdat de overheid bedrijven coronasteun gaf.
Dat er bedrijven mee stoppen, is voor de arbeidsmarkt niet erg: er zijn nog steeds te veel zwakke bedrijven die personeel vasthouden in onproductieve banen. In een gezonde markteconomie gaan bedrijven failliet. Dat maakt kapitaal en personeel vrij voor concurrenten die blijkbaar een beter product of een betere dienst leveren.
10 Er is werk zat
De werkloosheid zakt al twee jaar en is met 3,3 procent bijna de laagste van Europa. Alleen in Duitsland, Polen en Tsjechië is de werkloosheid nog lager. Het aantal banen blijft toenemen.
Eind juni stonden er 467.000 vacatures open, 16.000 meer dan eind maart. In twee jaar tijd is het aantal vacatures meer dan verdubbeld.
Vergelijk het met Spanje, waar de werkloosheid na de zomer steeg van 12,5 naar 12,7 procent. Dat is voor Spaanse begrippen niet eens dramatisch. Tijdens de eurocrisis zat een kwart van de beroepsbevolking thuis. In Spanje moet je er ook rekening mee houden dat er een relatief grotere groep dan in Noord-Europa zwart werkt en toch een uitkering opstrijkt. Desondanks is het een teken aan de wand. Ook het aantal vacatures begint in Spanje af te nemen.
11 Maar de wereldhandel koelt af
Landen als Spanje merken het snel wanneer het economisch tegenzit in de rest van Europa, omdat toeristen dan minder geld uitgeven of hun vakantie afzeggen.
Wat toerisme voor Spanje is, is de handel voor Nederland. De grap ‘als Duitsland niest, wordt Nederland verkouden’ mag nog steeds worden gemaakt: de handel met Duitsland draagt 6 procent bij aan ons bruto binnenlands product. Dat zijn niet alleen producten die via Rotterdam en de Rijn naar het oosten worden verscheept, ook financiële en andere zakelijke diensten, zoals IT en transport, tellen mee.
Het toonaangevende Ifo-instituut in München verwacht dat de Duitse economie in het laatste kwartaal van dit jaar met 0,6 procent zal krimpen. De Duitse overheid rekent volgend jaar op een krimp van 0,4 procent. Dat zal een weerslag hebben op Nederland.
Ook de handel met andere landen kan afnemen. In de eerste zeven maanden van dit jaar groeide de wereldhandel nog 4,5 procent. Econoom Arjen van Dijkhuizen van ABN-AMRO denkt dat de rek er uit is. Naast de inflatie en het afnemende producenten- en consumentenvertrouwen spelen volgens hem het strenge Chinese COVID-beleid en het Amerikaanse verbod op de verkoop van chipmachines aan China mee (het soort dat ASML in Veldhoven maakt). ‘Al met al denken we dat de mondiale groei flink afkoelt,’ schrijft Van Dijkhuizen. ‘Dat raakt uiteraard de wereldhandel.’ Dus Nederland.
Wynia’s Week houdt de vinger aan de pols, het hele jaar rond, twee keer per week. De donateurs maken dat mogelijk. Mogen we u ook noteren? Hartelijk dank!