Zo maakt een staatscommissie een eind aan Nederland Lagelonenland
Eureka! Opeens had iedereen het licht gezien. Het kan zo niet doorgaan met de immigratiecijfers. En, gelukkig, de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 wijst ons de weg. Nederland kan, schrijft de commissie, met economische maatregelen laagbetaalde arbeidsmigratie uit Oost- en Midden-Europa ontmoedigen.
Is het echt zo gemakkelijk? Hebben de werkgevers van deze arbeidsmigranten opeens ook dat Eureka-gevoel?
Pure industriepolitiek
De staatscommissie probeert het zwaartepunt van het migratiedebat te verleggen van juridische argumenten (internationale verdragen, EU-beleid) naar het economische domein. ‘Het economisch beleid wordt een heel belangrijk instrument’, zei commissievoorzitter en oud-topambtenaar Richard van Zwol in NRC. Dat is Haagse beleidstaal voor: Nederland moet sectoren die gebruik maken van lagelonenmigranten met economische maatregelen (deels) buiten gebruik stellen.
Het deed me denken aan de aankondiging in 1965 van de sluiting van de Limburgse kolenmijnen. Een kantelmoment. Pure industriepolitiek. Kolen waren passé, tienduizenden mijnwerkers zagen hun werk verdwijnen. Goedkoop aardgas was de nieuwe welvaart.
Wat de commissie aanbeveelt is opnieuw industriepolitiek, ook al komt het woord in het 407 pagina’s tellende rapport gek genoeg slechts twee keer voor. Industriepolitiek wil met gerichte én algemene maatregelen de economische groei en de welvaart stimuleren. Aan de basis van industriepolitiek ligt maakbaarheid. Haagse beleidsmakers kunnen de economie én de particuliere bedrijvigheid sturen.
Industriepolitiek kent vele smaken. Van overheidsparticipaties (zoals Schiphol, vroeger staalbedrijf Hoogovens) tot goedkoop aardgas voor sectoren als chemie, kunstmest en glastuinbouw.
Hogere lonen
De meest bekende vorm is de naoorlogse lagelonenpolitiek. Nederland wilde met lage lonen een concurrentievoordeel pakken op de exportmarkten. Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben ministers, werkgevers én de vakbeweging deze politiek, met een enkele onderbreking, gevolgd. Het heette geleide loonpolitiek. Het heette loonmatiging. De Nederlandse politiek is doordesemd van nut en noodzaak van lage lonen.
En daar wil deze staatscommissie definitief een eind aan maken. De commissie doet dat slim, want zij haakt in op een recente trend. Sinds anderhalf jaar verhoogt de wetgever het minimumloon met sprongen. De politiek werd geholpen door nieuwe inzichten: hogere lonen leiden niet tot meer werkloosheid.
Stop wildgroei aan uitzendbureaus
De staatscommissie kiest voor Nederland kenniseconomie. Dat is niet opzienbarend, maar heeft wél consequenties. De commissie ziet kennismigranten als een gegeven. Men waardeert hun bijdrage aan de welvaart.
Dus moet het terugdringen van migratie komen van laagbetaalde werknemers. Het valt te prijzen dat de commissie daar niet omheen draait. Daar begint de industriepolitiek. De commissie wil een verdere verhoging van het minimumloon, strenge regels voor adequate huisvesting van arbeidsmigranten en het aan banden leggen van de wildgroei aan uitzendbureaus die arbeidsmigranten in Oost- en Midden-Europa werven.
Tegen de liberale werkgeverslobby
Op die manier moeten sectoren als de agro-industrie, distributiecentra en slachterijen, sectoren met een hoog percentage arbeidsmigranten, gesaneerd worden. ‘Arbeidsmigratie lijkt hier door werkgevers als oplossing voor binnenlandse arbeidsmarktproblemen gebruikt te worden’, schrijft de commissie. ‘Denk hierbij aan het overeind houden van mogelijk feitelijk verliesgevende sectoren of sectoren die slechts kunnen bestaan bij de gratie van goedkope arbeid.’
Het zijn dappere aanbevelingen en gaan recht in tegen de liberale werkgeverslobby. Er spreekt tevens een vertrouwen uit in de maakbaarheid van de economie die je doorgaans op de politieke linkerflank ziet. Kennelijk is de nood zo hoog en zit de angst voor de gevolgen van het bestaande nietsdoen zo diep, dat ook een commissie onder leiding van een voorzichtige oud-topambtenaar als Van Zwol bruusk wil breken met het mantra van lagelonenpolitiek.
Meer uren, meer mensen
Kostenverhogingen voor werkgevers van lagelonenmigranten zijn één ding. De commissie wil óók dat de werkgevers elders in de economie de kennis en kunde van de huidige werknemers en zelfstandigen beter benutten. In een zin: als meer mensen meer jaren (blijven) werken en meer uren maken is een belangrijk deel van de arbeidstekorten door de vergrijzing op te lossen. Dat is makkelijk opgeschreven, ik weet het, maar in de praktijk verraderlijk complex. Het draait namelijk om beslissingen van miljoenen individuele werknemers, zelfstandigen en bedrijven.
De commissie komt wel met wat interessante aanknopingspunten. Werkgevers, opgelet! Stop met de fixatie op jongeren in je personeelsbestand. Blijf niet denken dat ouderen een lagere arbeidsproductiviteit hebben en dat je die dus moet zien kwijt te raken.
Gaat dit werken?
De commissie laat echter een meer radicale maatregel liggen om het werkzame leven van ouderen te verlengen. Dat is stoppen met het automatisme in cao’s dat werknemers op de AOW-gerechtige leeftijd ontslag krijgen.
Als je de maatregelen bij elkaar optelt, is wel duidelijk dat de werkgevers aan de bak moeten. Maar willen zij afscheid nemen van arbeidsmigratie en lage loonkosten? In de genoemde bedrijfstakken zal men zich teweer stellen. De agro-industrie in brede zin ziet de bui wel hangen.
De eerste reactie van BBB-Kamerlid Mona Keijzer was op dit punt ook zuinig. Oud-Kamerlid Gert-Jan Segers (ChristenUnie), tegenwoordig verbonden aan uitzendgigant Otto WorkForce, groot geworden met arbeidsmigratiebemiddeling, lanceerde een dag na het rapport al plannen voor betere huisvesting van migranten. De boodschap: de sector regelt het wel, laat ons verder met rust. Leuk weetje: oprichter Frank van Gool van Otto steunde de VVD-verkiezingscampagne met een ton.
Gaat het recept van de staatscommissie werken? Er is genoeg reden voor scepsis. Om te beginnen de politieke stroperigheid. Er liggen nog rapporten voor betere werking van de arbeidsmarkt (commissie Borstlap, 2020) en tegen misstanden bij arbeidsmigratie (commissie Roemer, 2020). Maar de uitwerking daarvan in wetgeving is gestagneerd. Trappen de werkgevers al langer op de rem?
Wie gaat dat betalen?
De tweede reden voor scepsis zijn de kosten. Het minimumloon is de basis van de sociale zekerheid, van de bijstand tot de AOW. Bij de laatste verhoging van het minimumloon eiste de Tweede Kamer dat de AOW ook mee omhoog ging, ook al kost dat miljarden. Een nieuwe ronde verhogingen om arbeidsmigratie af te remmen betekent hogere uitkeringen, hogere AOW. Wie betaalt dat? Of stopt het volgende kabinet de minimumloon-AOW spiraal?
Migratiepolitiek is geen gratis lunch. Linksom of rechtsom moet iemand de rekening betalen.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!