Zo liet D66 zich ompraten om een in Nederland bedacht verdrag op te zeggen
D66-minister Rob Jetten van Klimaat lijkt een wilde vlucht in Europa in gang te hebben gezet. Nadat hij liet weten dat Nederland uit het Energiehandvestverdrag stapt – dat de investeringen van energiebedrijven beschermt – kondigden ook Duitsland en Frankrijk aan het verdrag te zullen opzeggen. Italië en Spanje gingen Jetten trouwens voor.
Het is een opmerkelijke beweging voor een prominent lid van een partij die bij uitstek hecht aan internationale afspraken. Wie pleit voor een vermindering van de asielinstroom krijgt van D66 te horen dat verdragen dat onmogelijk maken. Maar nu een verdrag de gewenste stroomproductie (van fossiel naar hernieuwbaar) in de weg staat, kunnen we er kennelijk probleemloos uit.
Die uitstap is des te opmerkelijker, omdat het Energiehandvestverdrag begon als een Nederlands initiatief. Premier Ruud Lubbers (CDA) overtuigde in 1990 – na de val van het communisme – de rest van wat toen nog de Europese Gemeenschap heette van de noodzaak van een verdrag om investeringen in Oost-Europa te bevorderen.
De milieu- en klimaatclubs zijn tevreden. Greenpeace, Milieudefensie, Urgenda – ze dringen al lang aan op eenzijdige opzegging en zijn blij dat er eindelijk naar hen is geluisterd. ‘Campagnevoeren heeft zin,’ zegt Peer de Rijk, de woordvoerder van Milieudefensie op dit onderwerp. ‘De fractie van D66 is omgegaan, en dat is heel goed nieuws voor het klimaat.’
Bezwaren van Greenpeace werden genegeerd
Greenpeace was vanaf het begin, dertig jaar geleden, tegen het verdrag, omdat het investeringen in fossiele brandstoffen zou aanjagen. Het kabinet deelt nu die visie.
Dat was ten tijde van de totstandkoming van het ‘charter’ heel anders. ‘Dit Energiehandvest is de meeste perfecte manier om Oost- en West-Europa naar elkaar toe te brengen,’ zei de toenmalige minister van Economische Zaken, Koos Andriessen (CDA) in 1991. Westerse olie- en gasbedrijven zouden ook verouderde boorinstallaties en pijpleidingen kunnen opschonen. Dat is in de nieuwe EU-lidstaten in Oost-Europa wel gebeurd, maar in Rusland minder.
Laurens Knegt, destijds plaatsvervangend directeur-generaal Energie op het ministerie van Economische Zaken, later directeur bij Eneco en Netbeheer Nederland, was eerlijker. Hij schepte in NRC Handelsblad zelfs op dat Nederland veel voor het bedrijfsleven had binnengehaald: ‘Bescherming van investeringen, bescherming tegen eventuele nationalisaties in Oost-Europa, vrij verkeer van kapitaal, goederen en energie, en convertibele wisselkoersen.’
Lubbers stelde de energiebedrijven gerust
Die regels gelden nog steeds. Ze komen dus uit de koker van Ruud Lubbers. Na de val van de Berlijnse Muur, en nog voor het ineenstorten van de Sovjet-Unie, lukte het de premier om niet alleen West-Europa, maar ook Australië, Japan en de Verenigde Staten voor zijn Energiehandvest te winnen.
Energiebedrijven als Exxon en Shell, in Nederland eigenaar van de Groninger gasvelden, stonden te popelen om in olie- en gasrijke Warschaupactstaten zaken te doen. Maar wat als daar weer een omwenteling zou plaatshebben? Geprivatiseerde staatsbedrijven opnieuw zouden worden genationaliseerd? Het lijdt weinig twijfel dat Lubbers de inspiratie voor het Energiehandvest kreeg aangereikt uit de olie- en gassector.
Het handvest – later opgewaardeerd tot internationaal verdrag – verbood landen om hun eigen energiebedrijven voor te trekken: er kwam een gelijk speelveld. Ook werden landen verplicht om brandstoffen vrij door te voeren. Polen mag bijvoorbeeld geen Russisch gas aftappen dat aan Duitsland is verkocht. En als er toch wordt onteigend, kunnen bedrijven compensatie halen.
Bedrijven kunnen staten aanklagen
Dat laatste is de klimaat- en milieubeweging een doorn in het oog. Het Duitse RWE haalt het verdrag aan om schadevergoeding te eisen van de Nederlandse staat, dat vanaf 2030 het verbranden van steenkolen wil verbieden. RWE bouwde tussen 2012 en 2015 een fonkelnieuwe kolencentrale in de Eemshaven. De Duitsers zeggen 1,4 miljard euro mis te lopen.
Het eveneens Duitse Uniper heeft eenzelfde zaak over de kolencentrale op de Maasvlakte laten varen nadat het deze zomer miljarden euro’s staatssteun kreeg. Vattenfall heeft in Duitsland een zaak lopen vanwege het sluiten van de kerncentrales.
De bekendste zaak is die van Yukos, het Russische oliebedrijf dat in 2004 kapot werd gemaakt door Vladimir Poetin. De baas, Michail Chodorkovski, werd officieel verdacht van fraude, maar het opbreken van zijn bedrijf was waarschijnlijk een politieke afrekening. De aandeelhouders stapten naar de rechter en wisten onder het verdrag hun gelijk te halen: Rusland moest 50 miljard dollar compensatie uitkeren. Poetin zegde het verdrag op en heeft nooit betaald.
Verdrag ‘gijzelt’ de energietransitie
Wanneer Nederland het verdrag opzegt, is ons land daarmee niet onmiddellijk van de afspraken af. Na uittreding is een land nog twintig jaar aan de bepalingen van het verdrag gebonden.
Toch vinden Greenpeace, Milieudefensie, Urgenda en negen andere organisaties, waaronder vakbond FNV, het uitstappen alleszins de moeite waard. Zij schreven eerder deze maand in een brief aan het kabinet: ‘De noodzakelijke snelheid in de energietransitie vereist een overheid die speelruimte heeft en zich niet laat gijzelen door de angst voor de volgende juridische procedure onder het ECT.’ (De Engelse afkorting van het Energiehandvestverdrag, of: Energy Charter Treaty.)
Bart-Jaap Verbeek van mede-ondertekenaar SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) verklaarde tegenover Trouw: ‘Bedrijven hebben allerlei mogelijkheden om naar de rechter te stappen als zij vinden dat hun belangen worden geschaad. Het ECT komt daarbovenop en vormt een struikelblok om de klimaatdoelen van Parijs te halen.’
Marjan Minnesma, de directeur van klimaatstichting Urgenda, gaat verder: ‘Het is hoog tijd om bedrijfsbelangen ondergeschikt te maken aan het maatschappelijk belang.’
Gesprek met Kamerleden was ‘cruciaal’
Verbeek was één van de zes deskundigen die de Tweede Kamer in juni mochten bijpraten over het verdrag. Naast twee wetenschappers schoven ook de baas van RWE, Roger Miesen, een oud-medewerker van het secretariaat van het ECT en Peer de Rijk van Milieudefensie aan. Dat rondetafelgesprek was volgens De Rijk ‘cruciaal’.
‘Dat was het moment waarop zowel voor- als tegenstanders van het verdrag aan leden van de Tweede Kamer rustig en uitgebreid konden uitleggen wat de verschillende perspectieven zijn op het verdrag. In de maanden daarna is de positie van met name D66 veranderd.’
Niels Jongerius, lid van het Ledenparlement van FNV en werknemer bij het activistische Transnational Institute – ook ondertekenaar van de brief – bevestigt: ‘Met de Tweede Kamer is het belangrijkste contactmoment de ronde tafel met experts geweest die de leden van de Tweede Kamer hebben weten te overtuigen dat het ECT een bedreiging is voor de rechtvaardige transitie naar een fossielvrije toekomst. Dat ook een partij als D66, die doorgaans veel vertrouwen heeft in de werking van de vrije markt, zich daar liet overtuigen over de bedreiging die het ECT vormt, was het cruciale moment in de Nederlandse context.’
Milieuclubs teren op subsidie
De drijvende krachten achter de opzegging van het energieverdrag zijn in het alternatieve lobbycircuit al jaren bekende namen. Clubs als SOMO en het Transnational Institute (TNI) staan te boek als ‘NGOs’: niet-gouvernementele organisaties. Maar zij hebben juist nauwe banden met de overheid, de Nederlandse overheid in het bijzonder.
SOMO en TNI leven van subsidie van de Nederlandse staat. Beide zijn opgericht in de tijd dat Jan Pronk (PvdA) voor het eerst minister voor Ontwikkelingssamenwerking was, in de vroege jaren zeventig, en beide hebben sindsdien tientallen miljoenen euro’s ontwikkelingshulp ontvangen.
Sinds de eeuwwisseling is de aandacht van beide stichtingen, beide gevestigd in Amsterdam, verschoven van het bestrijden van armoede en onrechtvaardigheid in de Derde Wereld naar het aan de kaak stellen van het onrecht dat grote Westerse bedrijven in hun ogen aanrichten, zoals belastingontduiking en investeringen van pensioenfondsen in olie en gas.
Antikapitalisten met belastinggeld
Het einddoel van SOMO is volgens voorzitter Audrey Gaughran het vervangen van het kapitalisme met een economie die is gestoeld op ‘samenwerking’. TNI streeft naar ‘vrede, gelijkheid en democratie op een duurzame planeet.’ Dat is in lijn met de opvatting van de eerste financier van SOMO, PvdA-minister Pronk, die vond dat ontwikkelingshulp in dienst moest staan van een wereldwijde ombuiging in socialistische zin.
De helft van de inkomsten van SOMO (dit jaar 3 van de 6,5 miljoen euro) komt uit fondsen van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook de Finse overheid draagt bij. De rest komt van private sponsors en vooral Amerikaanse stichtingen, zoals de Ford Foundation, de National Endowment for Democracy en de Open Society Foundations van bankier en filantroop George Soros.
TNI kreeg vorig jaar 1,7 miljoen euro subsidie van de Nederlandse staat, 1,3 miljoen van andere overheden (met name Zweden en Zwitserland voor onderzoek naar de mensenrechten in Myanmar) en bijna 900.000 euro van andere stichtingen, zoals de Rockefeller Foundation en – wederom – de Open Society Foundations van Soros.
Zoals CDA-premier Ruud Lubbers bij het oprichten van het Energiehandvest, ruim dertig jaar geleden, zich rechtstreeks liet inspireren door de ‘fossiele’ energiesector, zo heeft D66-klimaatminister Rob Jetten zich bij het opzeggen van het verdrag laten overtuigen door de klimaatlobby. Met als extra bijzonderheid, dat die activisten voor een deel worden betaald door dezelfde Nederlandse overheid die een einde maakt aan het handvest van Lubbers.
De rol van D66 is bijzonder. De activisten die Nederland zo ver kregen om uit het Energiehandvestverdrag te stappen, zijn het er over eens dat de draai van die partij beslissend was.
Waarbij zij aangetekend dat uitgerekend de huidige D66-leider en toenmalige D66-minister van Ontwikkelingshulp, Sigrid Kaag, clubs als Milieudefensie, SOMO en TNI twee jaar geleden een nieuwe meerjarige miljoenensubsidie gaf. D66-politici lieten zich bij het opzeggen van het Energiehandvestverdrag dus overreden door actievoerders die zij daar zelf financieel toe in staat hadden gesteld. De PvdA’er Pronk won het alsnog van de CDA’er Lubbers.
Wynia’s Week vraagt door. De donateurs maken dat mogelijk. Doneren kan HIER. Hartelijk dank!