Zelfbeheersing volgens RutteVier: het kabinet wil van de toeslagen af, maar doet er nog gauw even een schepje bovenop
Na de presentatie van de Rijksbegroting en de Miljoenennota volgen in de Tweede Kamer de Algemene Politieke Beschouwingen. Tijdens die debatten proberen de politieke partijen hun belangrijke programmapunten (meer) in de begroting te laten opnemen. Zij dienen moties in met beleidsvoorstellen en bij aanneming moet de regering de begroting aanpassen in overeenstemming met die moties. Moties zullen meer kans maken als deze worden ingediend door coalitiepartijen en minder kans als zij afkomstig zijn van oppositiepartijen.
Dit keer was de situatie door de demissionaire status van het kabinet anders. Wisselende coalities konden meerderheden vormen waardoor de Rijksbegroting op veel punten zou moeten worden aangepast. Daar gaan we het echter niet over hebben. Wij gaan vooral bekijken waarom de regering iets aan de armoede in Nederland wil doen door toeslagen genereuzer te maken. Wilden we niet van die toeslagen af? Zeker! Maar nu niet. Politici zijn namelijk niet erg tijdsconsistent.
Het probleem van tijdsconsistentie
In de economische wetenschap is het probleem van tijdsconsistentie bekend. Laten we een paar niet-economische voorbeelden geven om dit probleem te begrijpen.
Stel, er vinden geregeld ontvoeringen plaats waarbij de gegijzelden alleen tegen hoge afkoopsommen worden vrijgelaten. Wat kunnen de autoriteiten doen om dergelijke ontvoeringen te voorkomen? Het ligt voor de hand: geen afkoopsommen meer betalen. Als potentiële ontvoerders weten dat een ontvoering niets (meer) opbrengt, zullen zij hun inkomen met andere criminele activiteiten moeten verdienen.
De vraag is echter of het geloofwaardig is als autoriteiten aankondigen geen afkoopsommen meer te betalen. Als ontvoerders dreigen de gegijzelden te vermoorden, zal er grote druk van de familie komen om toch met een afkoopsom over de brug te komen. Als de onderhandelaars voor die druk zwichten is het voornemen om geen afkoopsom meer te betalen niet langer geloofwaardig. Het blijft voor de desbetreffende criminelen interessant om ontvoeringen te plegen.
Wat gaat er dus fout in het voorbeeld? Niemand gelooft dat de autoriteiten niet toegeven aan de druk om een afkoopsom te betalen. Het wordt pas geloofwaardig als zij gebonden zijn aan een wettelijk verbod om afkoopsommen te betalen. In dat geval zouden zij de wet overtreden als zij instemmen met het vrijkopen van gegijzelden.
Beleidsmakers moeten zich dus geloofwaardig kunnen binden aan beleid. Die binding kan soms letterlijk zijn, zoals in het geval van Odysseus die zich aan de mast van zijn schip liet vastbinden zodat hij zich niet kon laten verleiden door de lokroep van de beeldschone Sirenen.
In het Nederlandse stelsel van inkomstenondersteuning spelen toeslagen een grote rol. Er zijn onder meer toeslagen voor huur, energie, zorgkosten en kosten van kinderen.
Het voordeel van toeslagen is dat ze gericht kunnen worden ingezet voor bepaalde groepen. Dus voor ‘arme’ gezinnen met kinderen zou je het kindgebonden budget (daarover later meer) kunnen gebruiken. Je weet (vrijwel) zeker dat je met zo’n regeling de goede groep bereikt. Voor politici die deze groep willen bedienen, is het derhalve verleidelijk deze toeslagregeling te gebruiken. Maar soms is het beter geen gehoor te geven aan deze lokroep.
Bruto meer verdienen, maar netto minder krijgen
De inkomensafhankelijkheid van toeslagen betekent namelijk dat er ook een (impliciet) belastingtarief aan de regeling vastzit. Als je meer inkomen gaat verdienen, krijg je immers minder aan toeslagen. Dat heeft dus hetzelfde effect als extra belasting.
Het kan zelfs zo zijn dat als je meer gaat werken en je dus bruto meer gaat verdienen, je er netto op achteruit gaat. De Avondshow met Arjen Lubach liet dat op Prinsjesdag nog eens zien aan de hand van rekenvoorbeelden.
Kenmerk van toeslagen is dat de hoogte in ieder geval afhankelijk is van het inkomen en het vermogen en dat de leefvorm (alleen, samenlevend, aantal en leeftijd van eventuele kinderen) ook medebepalend kan zijn.
Toeslagen zijn ingewikkeld en fraudegevoelig
Dat is dus één nadeel van toeslagen: (meer) werken loont niet altijd. Er is nog een ander nadeel, namelijk dat het loont om je bij de Belastingdienst armer voor te doen dan je bent. Bij de kindertoeslagen was het daarnaast aantrekkelijk om de kosten van kinderen hoger voor te stellen dan ze werkelijk waren.
Toeslagen zijn kortom fraudegevoelig, hoe dan ook. De regelingen zijn vaak ook ingewikkeld. Daarom is het voor fraudebestrijders (kennelijk) te moeilijk om een onderscheid te maken tussen mensen die fouten maken bij het aanvragen van een toeslag en mensen die willen frauderen. Dan is er de neiging om fouten direct voor fraude aan te zien (zie de kindertoeslagaffaire).
Toeslagen hebben dus duidelijke nadelen. Daarom is het wel zo verwonderlijk dat de demissionaire regering juist voor intensivering van de toeslagen heeft gekozen om de koopkracht van de laagste inkomens te repareren.
Zoals bekend wordt met name het kindgebonden budget verhoogd. De Belastingdienst omschrijft het kindgebonden budget als een bijdrage in de kosten voor kinderen tot 18 jaar. Die toeslag is dus inkomensafhankelijk, in tegenstelling tot de kinderbijslag die ieder gezin met kinderen ontvangt.
Bekommeren de demissionaire bewindslieden zich dan niet om de nadelige effecten van toeslagen? Zeker wel. Demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip (CDA) zegt daarover in de Volkskrant dat iedereen het erover eens is dat we op lange termijn van die toeslagen af moeten. Maar grote gezinnen en gezinnen met tienerkinderen hebben veel steun nodig. Dat weet mevrouw Van Gennip dankzij het onlangs verschenen rapport van de commissie Sociaal minimum. Daarom, aldus Van Gennip, heeft het kabinet het kindgebonden budget voor die groep verhoogd.
‘De wal is nu echt het schip aan het keren,’ zegt de demissionaire minister. ‘Het toeslagenstelsel heeft ontzettend veel effecten die de politiek nooit bedoeld heeft. Dus ik hoop dat een volgend kabinet hier echt knopen over doorhakt. Het moet dan wel een bepaalde mate van zelfbeheersing hebben om niet voor allerlei groepen weer te gaan compenseren.’
Het kabinet heeft geen zelfbeheersing
Hier zien we het tijdsconsistentieprobleem in optima forma: we moeten van de toeslagen af, maar niet nu. Wij zelf doen er nog een schepje bovenop. Wij hebben immers geen zelfbeheersing, maar het volgende kabinet zal die ongetwijfeld wel hebben, aldus mevrouw Van Gennip.
Maar als zij al niet in staat is een einde te maken aan de toeslagen, waarom zou haar opvolger daartoe wel in staat zijn? De opvolger zal de druk van allerlei wensen minder eenvoudig kunnen weerstaan dan de huidige minister die immers al demissionair is.
De geachte afgevaardigden hadden tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen kennelijk geen overwegend bezwaar om het belang van de toeslagen verder uit te breiden. Alleen Pieter Omtzigt, hoewel de oervader van de toeslagenaffaire, zag nu opeens in een discussie met (de kennelijk onwetende) fractievoorzitter Sophie Hermans (VVD) dat het impliciete belastingtarief van de vaderlandse toeslagen wel erg hoog kan zijn.
De Kamer heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen echter besloten om het impliciete belastingtarief van het kindgebonden budget pas bij een hoger inkomen te laten beginnen. Dankzij een aangenomen motie van Jesse Klaver (PvdA-GroenLinks) is immers besloten ‘de verlaging van het afbouwpunt van kindgebonden budget voor paren met circa 9.000 euro terug te draaien’.
Om dit te begrijpen, moeten we eerst eens kijken hoe het kindgebonden budget afhangt van het gezinsinkomen. Het is in beginsel een toeslag die gericht is op armere gezinnen met kinderen.
In bovenstaand plaatje staat de hoogte van het kindgebonden budget per jaar op de verticale as, afgezet tegen het zogeheten toetsingsinkomen. Dat is ongeveer hetzelfde als het gezinsinkomen. Bij de berekening van het budget ben ik ervan uitgegaan dat gezinnen geen of een beperkt vermogen hebben. Verder hebben de gezinnen drie kinderen in de tienerleeftijd.
Eigenlijk diende Jesse Klaver een rechtse motie in
Er blijkt dat vanaf het minimuminkomen tot een inkomen van ongeveer 43.000 euro de hoogte van het budget gelijk is aan 4.716 euro. Daarna begint de uitkering te dalen met de stijging van het gezinsinkomen. Die 43.000 euro is dus het ‘afbouwpunt’. Die daling van het budget leidt tot een marginaal belastingtarief. Als je inkomen voorbij 43.000 euro immers toeneemt, daalt je kindgebonden budget.
Maar de daling van het budget gaat langzaam. Als je jaarinkomen met 10.000 euro toeneemt, daalt je budget met zo’n 600 euro. Dat is te vergelijken met een belasting van 6 procent. Dat is niet niks, maar ook niet onoverkomelijk. Aan het plaatje zie je direct wat het gevolg is van dit relatief lage tarief. Zelfs bij een gezinsinkomen van meer dan 100.000 euro bestaat er nog recht op een kindgebonden budget.
Je kunt er op twee manieren voor zorgen dat hoge inkomens dat budget niet krijgen. Ten eerste door het marginale tarief te verhogen; de dalende lijn verloopt dan steiler. De tweede manier is door het afbouwpunt te verlagen. Dat is wat het kabinet voorstelde, maar dat heeft de motie van Jesse Klaver dus juist voorkomen. Wat dit betreft was het dus eigenlijk een soort rechtse motie. Hulde aan Klaver.
Wat ook in de aangenomen motie van Klaver zit, is een verhoging van het minimumloon. Wat een verhoging van het minimumloon aantrekkelijk maakt voor de partijen die iets aan armoede in Nederland willen doen, is dat ook direct alle uitkeringen worden verhoogd. Het nadeel is daarmee direct ook dat het een dure maatregel is.
Een extra verhoging van de uitkeringen is vermoedelijk slecht voor de economie
Ik heb onlangs met de webtool van het CPB laten zien dat de economische effecten van een verhoging van alle uitkeringen niet erg positief zijn. Als je de extra uitgaven wilt dekken met een verhoging van de inkomstenbelasting – wat eigenlijk tegen de begrotingsregels is, maar je moet wat – dan zal de werkloosheid flink toenemen en de economische groei dalen.
Of dit soort effecten zich echt zullen voordoen, weten wij natuurlijk niet. De werkelijkheid is altijd anders dan een economisch model van het CPB. Maar mijn economische intuïtie zegt dat een extra verhoging van de uitkeringen – dus boven de standaardverhogingen – slecht is voor de Nederlandse economie.
Voor de Tweede Kamerleden is dat tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen echter geen probleem. Zij hoeven zich immers niet te verantwoorden voor mogelijke negatieve economische effecten die uit een mogelijk niet-realistisch CPB-model volgen.
Harrie Verbon was hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg. Zie hier zijn blog.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!