Wim Groot: Steeds weer krijgen gemeenten een blanco cheque voor de bodemloze put die jeugdzorg heet. Waarom toch?

Coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB onderhandelen over de voorjaarsnota. De verlanglijstjes van de partijen zijn lang. Er moet extra geld komen voor defensie en hulp aan Oekraïne, er is nog een gat van 1,3 miljard euro te dichten omdat de verhoging van de btw op cultuur en sport is geschrapt en ook zou de energiebelasting verlaagd moeten worden. En dat is nog maar een kleine greep.
Gemeenten willen ook geld. Ze willen dat een korting op het gemeentefonds van tafel gaat en dat er meer geld komt voor de jeugdzorg. De VNG, de belangenvereniging van gemeenten, speelt het hard. Ze dreigt met een stap naar de rechter te stappen als de gemeenten hun zin niet krijgen.
Sinds in 2015 de gemeenten verantwoordelijk werden voor de jeugdzorg, zijn het gebruik en de kosten explosief toegenomen. Tussen 2015 en 2022 is het aantal jongeren in de jeugdzorg met een kwart gestegen. De kosten stegen zelfs met 81 procent. In 2022 werd ruim 6,5 miljard euro uitgegeven aan jeugdzorg. De bijdrage die gemeenten ontvangen van de rijksoverheid steeg in deze periode met 67 procent mínder dan de totale uitgaven. Het verschil leggen gemeenten uit eigen middelen bij. Dat betekent dat er wordt bezuinigd op zwembaden, parken, onderhoud van wegen, subsidies voor sportverenigingen en andere gemeentelijke voorzieningen om de uitgaven aan jeugdzorg te bekostigen.
Terugkerend patroon
Om het uit de hand gelopen gebruik en de kosten van jeugdzorg weer in het gareel te krijgen hebben gemeenten en de rijksoverheid twee jaar geleden een hervormingsagenda afgesproken. Gemeenten beloofden maatregelen te nemen om het gebruik en de kosten terug te dringen. Daardoor zou er vanaf 2027 een miljard euro bespaard kunnen worden op de jeugdzorg.
Dit jaar zou er door de hervorming van de jeugdzorg al 374 miljoen euro minder nodig zijn en volgend jaar 916 miljoen. Echter, de gemeenten hebben in de tussentijd weinig of niets gedaan om het gebruik en de kosten te verminderen. Omdat ze niets hebben bereikt, willen de gemeenten de bezuinigingen – waar ze twee jaar geleden mee hadden ingestemd – nu van tafel hebben.
Dit is een terugkerend patroon. Gemeenten beloven hervormingen en accepteren dat daardoor geld bespaard kan worden, maar als puntje bij paaltje komt keren ze zich tegen de bezuinigingen en eisen ze meer geld. Een belangrijke reden waarom gemeenten twee jaar geleden akkoord gingen met de hervormingsagenda en de bijbehorende bezuiniging, was dat de rijksoverheid in ruil daarvoor een al eerder vastgestelde bezuiniging in 2024 en 2025 van 385 miljoen euro schrapte. Gemeenten beloven van alles om bezuinigingen van tafel te krijgen, doen vervolgens niets om de bodemloze put van de jeugdzorg te dempen en vragen weer om extra geld.
De kostenstijging komt deels door de toename van het aantal jongeren in de jeugdzorg en deels doordat de kosten per jongere in de jeugdzorg is toegenomen. De jeugdzorg is ook een fraudegevoelige sector. Volgens berekeningen van accountantsbureau KPMG wordt 3 tot 10 procent van het jeugdzorgbudget verspild aan fraude. Criminelen verdienen zo jaarlijks tussen de 195 en 650 miljoen euro aan de jeugdzorg.
Als gemeenten wat meer werk zouden maken van fraudebestrijding zou het financiële tekort grotendeels opgelost kunnen worden en zouden gemeenten niet opnieuw hun hand hoeven op te houden bij de rijksoverheid. De praktijk is echter dat gemeenten het makkelijker vinden om meer geld te eisen dan werk te maken van fraudebestrijding.
Gemeenten voelen zich bij hun eis om meer geld in de voorjaarsnota gesteund door het rapport Groeipijn dat voormalig VVD-minister voor medische zorg Tamara van Ark in januari heeft gepresenteerd. Het rapport werd opgesteld door een ‘deskundigencommissie’ die adviseert over de uitvoering van de hervormingsagenda en kreeg in de media veel waardering. De gemeenten waren er heel tevreden mee. In het tv-programma Buitenhof zei de voorzitter van de VNG, de Utrechtse PvdA-burgemeester Sharon Dijksma, drie weken geleden dat het rapport van de commissie van Ark ‘van kaft tot kaft moet worden uitgevoerd’.
Vaag en nietszeggend
Hoe dat zou moeten is niet duidelijk. Het overgrote deel van het rapport is namelijk heel vaag en nietszeggend. Om een enkel voorbeeld te geven: het eerste advies van de commissie luidt ‘creëer en versterk lokale steunstructuren; benut de natuurlijke omgevingen van jongeren en ouders, bijvoorbeeld de school’. Hoe dat zou moeten en of dat zou helpen, wordt niet duidelijk. Het rapport bevat de geijkte formuleringen van adviescommissies in de zorg zoals ‘stel een onafhankelijk boegbeeld met doorzettingsmacht aan’ en ‘pak door op de transformatie van het aanbod van de jeugdzorg met bindende regionale afspraken’. Transformatie was ook al het toverwoord bij de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 – en zie wat het heeft opgeleverd.
Wat opvalt aan de leden van de deskundigencommissie is dat het geen experts zijn op het terrein van de jeugdzorg. Naast voormalig zorgminister Van Ark zitten in de commissie twee topambtenaren van Financiën en Onderwijs, een voormalig commissaris van de Koning en een directeur van een onderzoeksinstituut.
De commissie constateert dat de jeugdzorg met twee problemen kampt. De eerste is dat de instroom van jongeren in de jeugdzorg enorm is toegenomen. Wat daar aan gedaan kan worden, weet de commissie niet. Het tweede probleem dat de commissie ziet, is dat de kosten per kind in de jeugdzorg zijn gestegen. Dat vindt de commissie zelfs een positieve ontwikkeling. De nauwelijks verhulde boodschap van de commissie is dat er nog meer bij moet. Zo luidt een van de adviezen: ‘Breng vraag en aanbod met elkaar in balans vooral voor de zwaardere hulpvragen’. Daarbij denkt de commissie niet aan minder vraag, maar aan verdere uitbreiding van het aanbod.
Verder wordt het probleem vooral weggeschoven. Zo zegt de commissie dat de oplossing voor de grote vraag naar jeugdhulp vooral buiten de jeugdzorg ligt: in het gezin, op school en in de samenleving. De rol die gemeenten en jeugdzorgaanbieders hierbij hebben, wordt door de commissie voor het gemak maar vergeten. Gezin, school en samenleving waren er ook al vóór de gemeenten de jeugdzorg gingen uitvoeren en het gebruik en kosten de pan uit gingen rijzen. En jeugdzorgaanbieders creëren soms hun eigen vraag en hebben er financieel belang bij jongeren in de jeugdzorg te krijgen en te houden.
Dat burgemeester Dijksma zo enthousiast is, komt vooral door de financiële paragraaf van het rapport. Dat is – in tegenstelling tot de rest van het rapport – heel concreet en gedetailleerd. Tot op een cijfer achter de komma weet de commissie met welk percentage de jeugdzorguitgaven de komende jaren moet stijgen. Dijksma zal vooral blij zijn met het advies van de commissie dat de rijksoverheid maar moet afzien van de voorgenomen bezuiniging. Op deze bezuiniging, zo zegt de commissie, kan maar beter geen bedrag worden geplakt.
Sluizen open
Uitvoering van het rapport van de commissie-Van Ark komt er opnieuw op neer dat gemeenten extra geld krijgen in ruil voor vrijblijvende en vage beloften om de groei van het gebruik en de kosten van jeugdzorg aan te pakken. In feite krijgen de gemeenten daarmee opnieuw een blanco cheque om door te gaan met wat ze sinds 2015 al doen: de sluizen open zetten voor het beroep op de jeugdzorg.
Mijn advies aan de coalitiepartijen bij het voorjaarsoverleg zou zijn: leg het rapport van de commissie-Van Ark in een diepe la en stel een commissie van echte deskundigen in om advies te geven over de aanpak van de problemen in de jeugdzorg.
Hoogleraar economie Wim Groot schrijft enkele keren per maand voor Wynia’s Week, vaak over gezondheidszorg.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!