Willen we dat, een land zonder straf of beloning? Mag de eigen verdienste terug alstublieft?

SebastienValkenberg 26-3-22
De Koepelgevangenis in Haarlem werd door de sterke afname van het aantal gedetineerden gesloten en omgetoverd tot een cultureel centrum

Meineed. Opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zonder gebruik te maken van een wapen. Winkeldiefstal met na betrapping geweld (slaan/schoppen) of dreigen met een voorwerp (schroevendraaier/mes). ‘3 maanden gv ov,’ staat er in Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Dit document is bedoeld voor rechters, zodat ze komen tot een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. Voor wie de afkorting onduidelijk vindt, hier staat: drie maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk.

Nog wel, want als het aan D66 ligt, krijgen criminelen geen korte celstraffen meer. Een taakstraf of elektronische enkelband vindt de partij wenselijker, om verschillende redenen. Dat bespaart de samenleving kosten en zou effectiever zijn. Mogelijk gaat het zo, hoewel de veronderstelde baten hier wel erg makkelijk worden ingeboekt. Van fundamentelere aard is de vraag of deze sancties passend zijn.

Met dit vraagstuk heeft D66 weinig affiniteit. Dat een misdrijf om genoegdoening vraagt, acht ze een twijfelachtig uitgangspunt. Met criminelen heeft de samenleving een rekening te vereffenen, zei toenmalig demissionair minister Sander Dekker (Rechtsbescherming). Voor D66-kamerlid Joost Sneller passen de woorden in een trend, aangejaagd door de VVD-traditie, om steeds strenger te straffen. En mochten daar nog misverstanden over bestaan, met deze jij-bak richting VVD maken de sociaal-liberalen hun afkeer kenbaar.

Abolitionisme?

Waarom bezorgt het D66-voorstel ons een déjà vu? Aanvankelijk gaan de gedachten terug naar de jaren ’70 van de vorige eeuw. Criminoloog Herman Thomas Bianchi, verbonden aan de Vrije Universiteit, ijverde voor afschaffing van het strafrecht. Een domme, vulgaire manier van kwaad met kwaad vergelden, vond hij. ‘In de verzoening blijkt de gerechtigheid.’

Deze woorden weerspiegelden de progressieve tijdgeest. Het waren ook de jaren waarin de Coornhert Liga werd opgericht, in 1971. Dit platform voor juristen, criminologen, politiemensen, reclasseringswerkers en ex-gedetineerden streefde naar decriminalisering van het recht. Alleen de allerergste strafbare feiten zouden nog onder het strafrecht mogen vallen. Een minderheid van de leden ging nog een stap verder: ze wilden een volledige afschaffing van de gevangenisstraf.

Alleen op het eerste gezicht zijn we getuige van een nieuwe goeiigheid. D66 lijkt niet zozeer ideologisch te worden gedreven. Haar plan gaat niet uit van vertrouwen in de mens, pragmatisme is haar voornaamste leidraad. Een nuchtere kostenbatenanalyse, die kijkt naar de effecten van een maatregel, zou ons ervan moeten overtuigen om te stoppen met korte celstraffen.

Gratis geld voor iedereen

Deze technocratische benadering herkennen we. Vaker worden principes gepasseerd op weg naar de progressieve samenleving. Enkele jaren terug ijverde Rutger Bregman voor het basisinkomen. Een vast bedrag voor iedereen via overheidswege, hij gaf er meerdere argumenten voor. Eén daarvan luidde: ‘Het bureaucratische toeslagencircus en het controleapparaat dat uitkeringstrekkers koste wat het kost in laagproductieve baantjes dwingt, kunnen de prullenbak in.’

Vergelijkbare redenering, zelfde knagende gevoel dat hier iets wringt. Zelfs als de rekensom klopt, en het basisinkomen goed is voor de schatkist, dan overheerst het misnoegen. Ook de uitvreter mag, ondanks zijn gedrag, rekenen op een zak geld. Het basisinkomen gaat voorbij aan de diepgewortelde overtuiging dat er een band moet bestaan tussen inspanning en beloning. Of omgekeerd, een straf hoort recht te doen aan het misdrijf.

Alles mee en niks tegen

Zo vanzelfsprekend is dat niet meer. Niet in de samenleving van de nieuwe machteloosheid, die de zeggenschap van burgers over hun levens relativeert. Deze maatschappij is al een tijdje in aanbouw en de voorbeelden hierboven zijn eigenlijk symptomen. Dan raken aansprakelijkheid en verdienste uit de gratie.

De laatste keer dat een politicus ‘de eigen verantwoordelijkheid’ benadrukte, was in de Troonrede van 2003, meermaals zelfs. Zijn naam: Jan-Peter Balkenende. Geen liberaal van wie je dit zou mogen verwachten, maar een christendemocraat. Inmiddels klinken zijn woorden gedateerd, niet omdat hij ongelijk heeft gekregen, de tijdgeest is veranderd. De afgelopen jaren kwam de nadruk te liggen op maatschappelijke krachten: die moeten we in de gaten houden. Achterstelling en geluk bepalen iemands positie op de sociale ladder, daar komt het op neer.

We gaan nog één keer terug naar wat vermoedelijk het opiniestuk van 2022 wordt. In NRC Handelsblad (4 februari 2022) reikte antropoloog/journalist Joris Luyendijk een verklaring aan voor maatschappelijke verschillen. Kijk naar iemands persoonskenmerken, zoals huidskleur en geslacht, check in welke mate deze eigenschappen de juiste zijn en je begrijpt zijn succes/falen.

Als Luyendijk had gezegd dat persoonseigenschappen enige rol spelen, was zijn betoog nauwelijks omstreden geweest – en vermoedelijk ook te weinig opzienbarend voor een plekje op de opiniepagina. Het moest robuuster, de aantrekkingskracht van het opiniestuk was er alleen in gelegen dat het een Allesverklarend Model biedt. Dus stond er: ‘’Zeven-vinkjes’ hebben zo ongeveer alles mee en niks tegen.’

Meritocratie

In de dagen, weken erop volgde de verontwaardiging. Voor Luyendijk was die het bewijs van zijn gelijk: de weerstand zou laten zien hoe weinig men bereid is om de eigen privileges te bevragen. Mogelijk heeft hij een punt; de spiegel kan een confronterende aanblik bieden. Toch laat de felheid van de reacties zich niet terugbrengen tot louter bekrompenheid van de status quo die dacht zijn schaapjes op het droge te hebben.

Het chagrijn zat dieper. Is het echt zo overzichtelijk dat de samenleving bestaat uit twee kampen, met aan de ene kant de pechvogels en aan de andere kant mazzelaars? Hebben beide groepen hun situatie helemaal niet aan henzelf te wijten dan wel te danken? In hoeverre mogen we ons nog een inwoner van de meritocratie wanen?

Nu was dit maatschappijtype toch al weinig populair. Dat begon al toen het begrip gemunt werd in 1958 en het werd alleen maar erger. Je maakt iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen lot, schreef Arnon Grunberg enkele maanden terug in de Volkskrant (4 oktober 2021). Allicht is totale controle een illusie, maar om het ideaal dan maar helemaal los te laten?

Aan de hand van een populair, bijna canoniek beeld: dat niet elke krantenjongen miljonair wordt, wil nog niet zeggen dat het onrechtvaardig is als een enkeling daar wel in slaagt.

Liever iets te genereus

‘Het is geen perfect systeem,’ zegt de Britse journalist Adrian Woolridge over de meritocratie tegen de Volkskrant (18 maart 2022). ‘Maar wat is het alternatief?’ En: het is nog steeds de ‘minst slechte manier’ om tot een eerlijke samenleving te komen.

En ergens beseffen we dat zelf ook. Onze gehechtheid aan de meritocratie verraadt zich in het allereerste grondwetsartikel. We zouden het zelfs kunnen beschouwen als een uitwerking van dit ideaal. ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld,’ begint het artikel. ‘Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ Met andere woorden, beoordeel burgers op hun daden.

Dikwijls lijken beleidsmakers dat te vergeten. Nog één voorbeeld ter illustratie daarvan. Onlangs werd bekend dat de kinderopvangtoeslag vanaf volgend jaar mogelijk niet meer wordt gekoppeld aan het aantal uren dat een ouder werkt. Een begrijpelijke maatregel met in het achterhoofd de toeslagenaffaire, die nog volop naijlt in Den Haag. Dat nooit meer, dan liever iets te genereus.

Of liever pragmatisch dan principieel. Allicht scheelt dat een hoop gedoe; minister Karien van Gennip (Sociale zaken) wil de toeslag onvoorwaardelijk maken omdat die voor veel ouders ingewikkeld is om uit te voeren. Maar dat poetst het gevoel van onrecht niet weg. Waarom zou een ouder die niet of nauwelijks werkt dezelfde vergoeding als toeslag krijgen als iemand die fulltime werkt?

Welbeschouwd is van een vergoeding niet eens sprake omdat dit een relatie suggereert met de geleverde inspanning. En die is weg, het geld komt toch wel. Mag het een tandje minder onvoorwaardelijk? Het refrein van machteloosheid kennen we nu wel. Terug naar de samenleving van verdienste.

Filosoof en publicist Sebastien Valkenberg schrijft maandelijks een artikel voor Wynia’s Week over opmerkelijke, maar niet altijd direct zichtbare ontwikkelingen in de samenleving. U kunt deze broodnodige, onafhankelijke berichtgeving mede mogelijk maken. Kijk HIERHartelijk dank!