Wie is er gebaat bij de grootse plannen in Den Haag voor de energietransitie in Zuid-Afrika?
door Kevin van Vliet*
Amerikanen en de Europeanen zijn hun economieën aan het hervormen en Afrika komt daar goed bij van pas. Je hebt er zon, wind, ruimte om te bouwen, behoefte aan infrastructuur en benodigde arbeid is ter plaatse lekker goedkoop. Een geschikt klimaat om te investeren in de productie van schone energie. Concurrentie geen bezwaar, want westerse overheden subsidiëren deze investeringen gretig – en de zakken zijn diep.
Zuid-Afrika, de meest geïndustrialiseerde economie op het Afrikaanse continent, en de op twee na grootste, heeft een bijkomende voordeel: iets van 80 procent van de elektriciteit wordt opgewekt uit steenkolenverbranding, waarmee het land grootuitstoter van broeikasgassen is. De Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties moedigen investeringen in zulke landen aan, en investeringen zijn er welkom.
Het plan is ietwat ambitieus voor Zuid-Afrika
Eind vorig jaar stelden de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de Europese Unie, Frankrijk, Duitsland en de Wereldbank gezamenlijk meer dan 9 miljard dollar beschikbaar voor een energietransitie in Zuid-Afrika. Daarmee moeten de kolencentrales worden ontmanteld en het verouderde elektriciteitsnet worden versterkt zodat er zonne- en windparken op kunnen worden aangesloten.
Een ambitieus plan, en niet alleen omdat de regering in Pretoria schat dat er omgerekend 84 miljard dollar nodig zal zijn om volledig naar schone energiebronnen over te kunnen schakelen; de eigen energievoorziening staat door wanbeheer op instorten, elke dag verdampt er veel geld in de kolensector (die in de greep is van misdaadsyndicaten) en kennis en kunde trekken weg.
Als gevolg valt de stroom elke dag twee tot tien uur uit en het enige echt substantiële alternatief voor steenkool zijn vooralsnog de miljoenen liters diesel die energieleverancier Eskom verbrandt in noodsituaties. Je vraagt je toch af: hoe stapt zo’n land af van fossiele brandstoffen zonder af te zakken naar de Middeleeuwen? Niets is onmogelijk, maar Zuid-Afrika is Nederland niet.
Een deel van de 9 miljard dollar is bestemd voor de bouw van assemblagefabrieken voor elektrische auto’s en voor de ontwikkeling van groene waterstof. De auto-industrie is een belangrijke werkgever voor Zuid-Afrikanen en waterstofproductie zou naar schatting meer dan een nieuwe miljoen banen kunnen genereren, waarmee het ‘Just’ in de naam van dit fonds – the Just Energy Transition – eer zou worden aangedaan. Die banen zijn nodig, want in de steenkoolstreek van Zuid-Afrika, de provincie Mpumalanga, zijn 90.000 banen gemoeid met het delven en stoken van steenkool.
In juni dit jaar kwam er nog een miljard bij. Premier Mark Rutte en zijn Deense ambtsgenoot Mette Frederiksen zegden een fonds toe bestemd voor de productie van waterstof en het transport daarvan naar het noordelijk halfrond. Door inspanningen van de Development Bank of Southern Africa, de grootste verzekeraar van Zuid-Afrika (Sanlam) en het Haagse Climate Fund Managers (een joint venture van Sanlam en de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO) moet het fonds binnen nu en twee jaar gevuld zijn door het bedrijfsleven. De Nederlandse overheid schenkt 50 miljoen dollar als startkapitaal.
Nederland moet doorvoerland voor groene waterstof worden
Ook in buurland Namibië zegden Rutte en Frederiksen een waterstoffonds van een miljard dollar toe. Hier in Zuidelijk-Afrika moeten de komende jaren fabrieken, pijpleidingen, terminals en havens uit de grond schieten. In oktober volgt een tweede handelsmissie, die gunstig samenvalt met een reis van Z.M. de Koning en H.M. de Koningin naar Zuid-Afrika – het eerste staatsbezoek sinds 1999. De diplomatieke inspanningen vanuit Den Haag passen in het plan om van Nederland een doorvoerland voor groene waterstof te maken en zo de markt in Noordwest-Europa te bedienen, waarmee de Haven van Rotterdam zijn strategische positie op de energiemarkt kan behouden mochten gas-, olie- en koolvrachten straks wegvallen.
De Gasunie zal zijn leidingen gaan ombouwen en aansluiten op die van Duitsland zodat waterstof naar het achterland kan worden verscheept voor industrieel gebruik. In Nederland kan groene waterstof worden gebruikt als schone brandstof voor de staalindustrie en de transportsector, en in de vorm van ammoniak voor de productie van kunstmest.
Waterstof die wordt opgewekt met zonne- en windenergie mag ‘groen’ heten, en de vraag naar groene waterstof zal in Europa tegen het jaar 2040 groot zijn. Het kabinet verwacht dat tegen die tijd 70 procent geïmporteerd zal moeten worden vanuit overzeese gebieden om in de Europese vraag te kunnen voorzien – het liefst op schepen die zelf ook met groene waterstof worden aangedreven, maar voorlopig nog gewoon met dikke zwarte rookwolken. In Marokko en Spanje zijn de plannen voor export redelijk ver gevorderd; in Zuidelijk-Afrika moet nog heel wat gebeuren.
Experts in Zuid-Afrika zijn sceptisch. Econoom Moeletsi Mbeki, broer van oud-president Thabo, laat weten: ‘Om nieuwe industrieën te beginnen, heb je ondernemers nodig. Daar zijn er niet genoeg van in Zuid-Afrika. De westerse landen moeten dus hun eigen ondernemers meebrengen. De meeste zonnevelden in Zuid-Afrika zijn aangelegd door buitenlandse bedrijven.’
Westers geld voor westerse bedrijven
Econoom Lungile Mashele van de Universiteit van Pretoria deelt Mbeki’s zorgen. ‘Vorig jaar werd in Mpumalanga een kolenproject ontmanteld. De herbestemmingsprocedure werd betaald met Nederlandse financiering. Er werden Nederlandse consultants ingevlogen, en de projecteigenaar kreeg te horen dat het land geschikt was voor Nederlandse landbouw.’
Een ander voorbeeld: ‘Een Duits bedrijf was geïnteresseerd in de bouw van een waterstofproject in Zuid-Afrika. Er was op dat moment nog geen geld voor de beginfase en er waren nog geen vergunningen. Het Duitse bedrijf gebruikt Duits geld om dit deel te financieren, en dat geld gaat niet naar Zuid-Afrikaanse consulenten en ingenieurs – maar naar Duitse. De baten voor Zuid-Afrika zijn beperkt: onafhankelijke energieproducenten profiteren, en de overheid verdient iets aan belastinginkomsten.’
De Zuid-Afrikaanse minister van Energie, Gwede Mantashe, is een uitgesproken tegenstander van de ontmanteling van de kolenindustrie. Mbeki begrijpt zijn houding wel: ‘Met steenkool wordt geld verdiend. Mantashe wil de kolenindustrie niet uit principe beschermen – nee, er zijn gewoon niet genoeg ondernemers in Zuid-Afrika. De lening wordt een schuld, wat ten koste gaat van staatsinkomsten, en dat wil de heersende elite niet. Bovendien wordt gevreesd dat die staatsschuld straks door westerse regeringen zal worden gebruikt als politiek drukmiddel.’
Als kleine speler is het moeilijk concurreren
Terug naar de waterstofeconomie. Ondernemer Mashudu Ramano staat op het punt om met zijn bedrijf Mitochondria Energy ’s lands eerste grote assemblagefabriek voor brandstofcellen te bouwen. In die cellen wordt waterstof omgezet in elektriciteit, geschikt om zwaar transport aan te drijven.
Ramano deed jaren onderzoek naar de mogelijkheden en kwam tot de conclusie dat hij, als hij wil profiteren van een hydrogen boom, niet moet concurreren met westerse bedrijven. ‘Door subsidies uit Europa en de VS kun je als kleine speler moeilijk opboksen tegen de concurrentie in de waterstofhandel. Amerikaanse bedrijven krijgen onder de Inflation Reduction een heffingskorting van iets van 3 dollar per kilogram groene waterstof. In Europa gaan stemmen op om iets soortgelijks in te voeren.’
‘Ik wil daarom zakendoen in het industriële segment, waar de componenten voor waterstofproductie worden gemaakt. Vanuit Europa wordt daarin veel geïnvesteerd. De vraag naar brandstofcellen is groot. De industrie voor waterstofcomponenten als geheel is in 2050 waarschijnlijk 200 miljard dollar waard. Zuid-Afrika zou daar 20 procent van kunnen innemen – tweeënhalf keer zoveel als de mijnindustrie momenteel genereert.’
Groen, eerlijk, duurzaam. Wie is er bij gebaat?
*Kevin van Vliet is voor Het Financieele Dagblad en Trouw correspondent in Kaapstad. In mei verscheen bij uitgeverij Prometheus zijn roman ‘Bobbejaanskloof’.