Wie houdt de rechter onder de duim?
Joop van de Hemel, destijds orthodontist in Utrecht, botste in 1989 met zijn auto tegen een onverlicht karretje dat door aannemer KWS werd gebruikt voor wegwerkzaamheden. Hij liep ernstig rugletsel op, maar hij hoefde zich absoluut niet ongerust te maken, zo werd hem door verzekeraar Royal Nederland een dag later toevertrouwd. De fysieke en de materiële schade kwam voor hun rekening.
Tal van getuigen hadden de toedracht van het ongeluk gezien, maar het liep heel anders. Van den Hemel werd de volgende dag door de verzekeraar aangesproken voor de schade aan het karretje van f 180.000 gulden. Maanden later, voordat er ook maar één getuige gehoord was, werd hij ook tot de stomme verbazing van zijn advocaat, veroordeeld voor de schade aan het eigendom van KWS.
Het hoger beroep werd een herhaling van zetten, dat wil zeggen: geen getuigenverhoor, wel een veroordeling. Enig naspeuren leerde al snel dat ook Amsterdamse raadsheren innige banden hadden met het verzekeringswezen. Eentje was zelfs de zus van de Royal Nederland directeur.
Belangenverstrengeling
Dit speelde zich allemaal af in de tijd dat minister Winny Sorgdrager rechters wettelijk verplichtte om hun nevenfunctie openbaar te maken. Maar het weerhield de raadsheren professor Mijnsen en Hermann er in cassatie niet van om de zaak tegen KWS te behandelen. Beide heren waren in nevenfunctie voorzitter en lid van het Tuchtcollege voor schadeverzekeraars, gefinancierd door de verzekeringsbranche.
Het was waarschijnlijk de eerste keer in de geschiedenis dat met het wrakingsverzoek van Van de Hemel openlijk aan de onpartijdigheid van de Hoge Raad werd getwijfeld. Zijn eigen advocaat, prof mr Groen van Pels Rijcken protesteerde nog het meest. Twijfelen aan de onpartijdigheid van rechters laat staan leden van de Hoge Raad doe je immers niet, toen niet en nog steeds niet.
Rechter zet minister weg
Toen de advocaat onder druk toch het wrakingsverzoek indiende was de reactie navenant. De wraking werd afgewezen en Van den Hemel werd nota bene verzocht om de zaal te verlaten omdat de raadsheren niet langer in één ruimte wilden verkeren met iemand die openlijk twijfelde aan hun integriteit.
Daarna volgde het ultrakorte arrest waarmee Royal Nederland in het gelijk werd gesteld. De kwestie werd nog onderwerp van Kamervragen waarna minister Benk Korthals openlijk botste met president Martens van de Hoge Raad die met een beroep op de onafhankelijkheid van rechters aan het langste eind trok en liet zien wie de baas was.
Inmiddels, ruim 25 jaar later, deed Procureur-Generaal Silvis van de Hoge Raad en de hoogste instantie in een klachtenprocedure tegen rechters, het nog eens dunnetjes over. Dit keer moest de wetgever zien wie de baas was.
Voorbeeldfunctie of niet, nogal wat rechters en rechtbankbestuurders negeerden al jaren lang art 44 van de Wet Rechterlijke Organisatie. Toch staat er geen woord Latijn in lid 5 van die wet: Rechterlijke ambtenaren stellen de functionele autoriteit in kennis van de betrekkingen die ze buiten hun ambt vervullen. Zo mogelijk geschiedt de kennisgeving zodra het voornemen bestaat tot het gaan vervullen van de betrekking. En lid 6 voegt daar aan toe: De functionele autoriteit beoordeelt of de vervulling ongewenst is. Lid van de Raad van Toezicht in een ziekenhuis wel, werken bij een escortservice niet.
Zo moest ook getoetst worden of het tijdsbeslag van een nevenbaan onder werktijd niet te groot is. En – er moet afgesproken worden welk deel van de bijverdiensten onder werktijd afgedragen moeten worden. Achter iedere rechter die betrapt werd op een verzwegen nevenfunctie zat dus een rechtbankbestuurder die van niks wist of deed alsof.
Zwart bijverdienende rechters
Niemand weet hoeveel rechters zwart bijverdienen. Zoals in de rechtbank Oost-Brabant onder leiding van Mr A.M. Verhoef. Daar behandelde mr Bennenbroek, zelf oud-notaris, de zaak van mijnheer Wiemans tegen een notaris. Die had hem volgens Wiemans een erfenis door de neus geboord. Zijn advocaat Diks, zeer actief in het opleidingencircuit op het gebied van erfrecht, stapte – maar dit geheel terzijde – aan het begin van procedure over naar de profijtelijkere tegenpartij (waarvoor hij overigens een standje kreeg van de Raad van Discipline).
Bennenbroek bleek in dat opleidingen circuit ook erg actief en trad onder andere op voor Diks als adviseur, docent en gastspreker. Het duo afficheerde zich zelfs onder de naam “expertise groep Diks Bennebroek”. Bennenbroek had zijn baantjes ook niet laten registreren en toen Wiemans dat ontdekte wist hij zeker dat hij geen eerlijk proces had gehad.
Geld voor een hoger beroep was er niet meer dus kon Wiemans alleen nog maar een klacht indienen bij het rechtbankbestuur. Dat nam klachten volgens een brochure heel serieus “…omdat het belangrijk is dat u vertrouwen heeft en houdt in de rechtspraak”.
‘Aan de aandacht ontsnapt’
In essentie kreeg Wiemans het gebruikelijke verweer in dit soort situaties. Mevrouw Verhoef liet weten dat “de inschrijving aan de aandacht van Bennenbroek was ontsnapt” met de als geruststelling bedoelde maar nergens op gebaseerde toevoeging dat ”procespartijen mogen ervan uitgaan dat zaken op een behoorlijke, zorgvuldige, integere en onpartijdige wijze worden behandeld. Ik zie geen reden eraan te twijfelen dat dat in uw zaak niet is gebeurd”. Geen uitleg waarom niet alleen de meest recente maar ook alle vorige nevenfuncties aan zijn aandacht waren ontsnapt.
En wie had hem als oud-notaris uitgerekend een zaak tegen een oud- collega toegewezen? Maar het verweer had onbedoeld ook een positief kantje. Als in de wereld van de togadragers “aan de aandacht ontsnapt” een voldoende excuus is om de wet te overtreden, dan opent zich een eldorado voor alle betrapte snelheidsduivels, lockdownovertreders en belastingplichtigen die bij hun aangifte iets vergeten waren. Nooit meer een boete of een advocaat nodig!
Omdat dit verweer op alle niveaus tegenover iedereen wordt gebruikt is bovengenoemd art 44 WRO feitelijk een irrelevante, dode wettekst geworden. Dat werd onlangs op 14 april op het hoogste niveau bevestigd door de PG van de Hoge Raad. Expliciet ernaar gevraagd was hij inzake deze klacht van oordeel “dat het gerechtsbestuur de klachten behoorlijk heeft behandeld zodat er geen aanleiding is voor een nieuw onderzoek daarnaar door mij”.
Hij gaf daarmee ook antwoord op de vraag of het misschien na 25 jaar niet eens tijd werd om een disciplinaire maatregel op te leggen. Nee dus. Rechters en raadsheren kunnen deze maar ook andere wetten en procedures probleemloos negeren of oprekken en zo iedere gewenste uitkomst bewerkstelligen. Was de PG een CEO van een luchtvaartmaatschappij geweest, dan had hij met zo’n reactie de voorpagina’s gehaald.
Na de liegende rechter die model stond voor een onbestuurbare maar vooral onbetrouwbare arrogante derde staatsmacht, is er met haar historische uitspraak tegen Shell een nieuwe ster bijgekomen. HP de Tijd noemde Larissa Alwin in de rubriek ‘Het uilskuiken van de week’ in 2011 al ‘de ontoerekeningsvatbare rechter’ vanwege haar optreden tegen Erwin Lensink, de waxinelichtje-gooier naar de gouden koets.
Waar een voetbalsupporter die een baksteen naar de politie gooit naar huis mag en hoogstens een paar uurtjes moet schoffelen, vond mevrouw de rechter dat deze dader na 9 maanden voorarrest TBS diende te krijgen. En dat was niet haar enige en eerste opvallende optreden.
Als Officier van Justitie maakte Larissa Alwin zich onsterfelijk belachelijk – nog steeds volgens HP de Tijd- toen ze een taxichauffeur een forse boete wilde opleggen omdat die voor de grap tegen de politie had gezegd dat ‘ie een vrouw met een Magnumijsje met nootjes had omgebracht.
Gelukkig voor de chauffeur werd ze teruggefloten door iemand met gezond verstand, maar met haar Shell-uitspraak bevestigde Alwin definitief het beeld van de wereldvreemde rechter die niet gehinderd door enige kennis van zaken en zonder enig gevoel voor verhoudingen op de populistische tour ging. Alsof Greta Thunberg tot de Haagse rechtbank was toegetreden. Kijk mij eens! Shell gevloerd! Voor het goede doel! Who is next?
Wie wees de Shell-rechter aan?
Omdat we nog steeds geen wettelijk toewijzingssysteem hebben dat at random zaken toewijst aan rechters blijft het gissen – net als bij de Urgendazaak- door wie en op wat voor manier Alwin deze zaak kreeg toegewezen.
Het recht is immers geen wiskunde en de kans op een andere uitspraak met een andere rechter was levensgroot. Het zorgwekkende is dat onder de vlag van onafhankelijke rechtspraak en mensenrechten (iedereen is vóór!) rechters naar willekeur besluiten nemen die ver buiten hun bevoegdheid vallen.
Sancties voor rechters die hun bijbanen verzwijgen en de al lang beloofde toewijzingswet van zaken, zou veel onderonsjes en court-fixing in de rechtszaal voorkomen en de acceptatie van rechterlijke uitspraken ten goede komen. In plaats daarvan besloot de Raad voor de Rechtspraak onlangs om de komende tien jaar meer (geanonimiseerde) uitspraken online te publiceren! Dat zou de transparantie en het vertrouwen in de rechtspraak vergroten!