Weekboek Corona: Wie zich boven de wet stelt, bepaalt de wet

De gedragsverandering tijdens de corona-epidemie sluit naadloos aan bij de civilisatiecurve die socioloog Norbert Elias in de geschiedenis ontwaarde, aldus de Volkskrant. Mondkapjes, geen handen schudden en afstand bewaren liggen in het verlengde van een proces dat al eeuwenlang bezig is en dat zich laat omschrijven als een soort constante hygiënische revolutie. Wat men eerst als doodnormaal ervaart, raakt in de sfeer van het pijnlijke. De demonstratie afgelopen maandag op de Dam waarbij vijfduizend demonstranten al dan niet met mondmaskers dicht op elkaar stonden, wordt door verschillende politici als pijnlijk omschreven.

Geschiedenis van de zakdoek

Elias beschrijft aan de hand van oude teksten onder meer de ontwikkeling van het neussnuiten, dat al dan niet tot besmetting met virus kan leiden. In de 13e eeuw hoefden heren geen (zak)doek te gebruiken: ‘Als u moet niezen of hoesten, hoed u dan voor gesproei. Draai je om opdat er geen slijm op de tafel valt.’ Iedere bediende echter ‘die zijn neus schoon wil houden, moet zich tooien met een doek. Wanneer hij eet of bedient, mag hij niet door de vingers blazen.’

Sinds de corona-epidemie gaan bij mij de alarmbellen al af als ik iemand een zakdoek zie gebruiken. Zo zie ik een huisvader zijn gebruikte stoffen zakdoek eerst even laten uitwaaien, alvorens zijn neus erin te snuiten. Ik zit op tien meter afstand op een bank, dus direct besmettingsgevaar is er niet. Toch ervaar ik dit gedrag juist in coronatijden als ongepast. En mijn oordeel is niet nieuw. Begin 18e eeuw vindt men al: ‘Het is ongepast om voor het snuiten uitgebreid zijn zakdoek tevoorschijn te halen.’

Ik denk dan: laat die snotdoek thuis en ga over op papieren zakdoeken. Maar als ik dan dames zie wandelen met een papieren zakdoek in de hand, waarmee regelmatig even de neus wordt afgeveegd, dan vind ik ook dat onsmakelijk. Bovendien komt dan bij mij het vermoeden van een mogelijke coronabesmetting bovendrijven.

Sociaal determinisme

Elias cursiveert waarom het onbeleefd wordt geacht uitgebreid de neus te snuiten. ‘Het getuigt van gebrek aan respect jegens de mensen met wie men vertoeft.’ Hij interpreteert neussnuiten dus vanuit sociaal oogpunt. Het meest bevreemdende gedrag dat ik heb gezien, was een man die aanbelde en, terwijl hij de vrouw des huizes door het deurvenster zag aankomen, zijn zakdoek trok. Precies op het moment dat de voordeur openzwaaide, snoot hij zijn neus.

Dan denk ik: het is hem erom te doen. Als je dan tóch je neus moet snuiten, volg dan het 17e-eeuwse advies en doe het onopvallend: ‘Men dient zijn zakdoek onopvallend uit zijn zak te halen en direct te snuiten, zodat dit door anderen nauwelijks wordt opgemerkt.’ De man voor de voordeur had zijn neus ook kunnen snuiten alvorens aan te bellen. Dan was het besmettingsgevaar wellicht niet geheel geweken, maar was de vrouw des huizes zich daar niet van bewust geweest. Wat niet weet, wat niet deert. Beter in deze tijden is natuurlijk om helemaal niet op bezoek te gaan als je snotterig bent.

Dat ik met het 17e-eeuwse advies nog steeds uit de voeten kan, wijst erop dat er, anders dan Elias suggereert, door de tijd heen eigenlijk niet zo gek veel veranderd is. Dit terwijl vooral in de afgelopen twee eeuwen toch heel veel bekend is geworden over het hoe en waarom van besmettingen.

Conditionering

Als socioloog legt Elias er de nadruk op dat hygiëne vooral een sociaal verschijnsel is, en veel minder een medisch en fysiologisch fenomeen. Ook Michel Foucault, wiens aanpak te zien is als de gerevolutioneerde variant van die van Elias, heeft de neiging brede verschijnselen sociaal te determineren. Waar dan toch de nadruk komt te liggen op het gezondheidsaspect, legt hij dat uit als een psychologisering van het sociale. Hij spreekt dan van gezondheid als conditioneringsmiddel, dat dan de consideratie met anderen vervangt.

Hygiënische argumenten worden gebruikt om het maatschappelijk gewenste gedrag tot een zelfdwang te maken. Het individu moet het gevoel krijgen dat het zich uit eigen beweging zo gedraagt, namelijk omwille van ‘zijn eigen gezondheid of menselijke waardigheid.’ Om te beginnen wil ik allerminst uitsluiten dat een mens zich uit eigen beweging zo gedraagt dat hij de gezondheid van een ander beschermt. Denk bijvoorbeeld aan de wijze waarop een moeder haar kind in bescherming neemt. In die zin schat ik individuele beslissingen socialer in dan Elias.

Maar waar ik bezwaar tegen maak, is dat Elias hygiëne en gezondheid slechts middelen als ziet om sociaal gedrag te bewerkstelligen. Daar ben ik het fundamenteel mee oneens. Het omgekeerde is het geval. In de coronacrisis gaat het om sociaal gedrag dat hygiëne en gezondheid bewerkstelligt. Ik acht daarom de kans groot dat als bepaald gedrag niet meer nodig is vanwege hygiëne en gezondheid, dat het gedrag dan ook niet meer handhaafbaar is. Nu de horeca weer zijn geopend, zien we al dat mensen steeds gemakkelijker omgaan met social distancing. Er worden weer handen geschud, er wordt weer omhelsd. Zelfs de polonaise wordt weer gedanst.

Daarnaast zie ik de theorie van Elias ook als een ontwikkeling die maar één kant uit kan: namelijk dat steeds meer zaken als pijnlijk worden ervaren. Ik zie het niet als een culturele evolutie, maar als een proces dat twee kanten uit kan. Zaken die eerst normaal zijn, worden later als pijnlijk ervaren. Maar ook zaken, die eerst als pijnlijk werden ervaren, worden normaal. Hoe is anders te verklaren dat het in de Victoriaanse tijd als pijnlijk werd ervaren wanneer vrouwen in het openbaar hun knieën toonden, terwijl nu een tv-zender met knalharde porno ongevraagd wordt meegeleverd in het basispakket?

Ondergeschikten en bovengeschikten

Een complicerende factor in de theorie van Elias is dat civilisatie in eerste instantie gedrag is dat aan ondergeschikten wordt oplegt. We lazen al dat in de 13e eeuw bedienden wel, en heren geen zakdoek hoefden te gebruiken. Meer in het algemeen schrijft Elias: ‘Voor heren is de aanblik van lichamelijk verrichtingen door bedienden pijnlijk; zij dwingen deze sociaal laagstaanden in hun onmiddellijke omgeving tot het beheersen van lichamelijke behoeften en tot een terughoudendheid die ze zichzelf aanvankelijk geenszins hoeven op te leggen.’

Verrichtingen waarvoor men zich als hogerstaande volstrekt niet schaamt, ervaart men bij lagerstaanden dus als onaangenaam en respectloos. Dat betekent ook dat men zichzelf via het eigen gedrag als hogerstaand of lagerstaand kwalificeert. Dat doet mij denken aan die voortdurende strijd met betrekking tot wie voor wie opzij gaat als het wandelpad te smal is om anderhalve meter afstand te bewaren. Wie plaatsmaakt onderwerpt zich. Heeft Elias – en in diens verlengde Foucault – dan toch gelijk als hij ervan uitgaat dat gedrag primair een sociaal verschijnsel is, en dat fysiologische zaken, zoals hygiëne en gezondheid, slechts ‘middel’ zijn?

Mijn antwoord is: nee! Het gaat erom wie recht heeft op hygiëne en gezondheid (of hoe dat in vroeger eeuwen ook werd genoemd). Als lagerstaande maak je daar veel minder aanspraak op dan als hogerstaande. Dit is nu ook in coronatijden zichtbaar: de middenklasse werkt relatief veilig thuis, terwijl (vooral) bezorgers gezondheidsrisico lopen.

Hoe de elite zich onderschikt

Dat uiteindelijk ook de elite zich zal moeten houden aan de gedragsregels waaraan bedienden moeten voldoen, is te verklaren uit het bestaan van meerdere treden van laag naar hoog op de hiërarchische ladder. Op iedere trede ontwikkelt zich een eigen type onderdanig gedrag. Met het gedrag waarmee de hoge adel in Frankrijk zich onderdanig betoonde ten aanzien van de absolute vorst, kon het zich dus onderscheiden van het onderdanige gedrag op de lagere treden.

Zo kan het gebeuren dat onderdanig gedrag tot blijk van een hoge sociale status kan worden, met tot gevolg dat dit type onderdanig gedrag op de lagere treden wordt overgenomen. Vergeet ook niet dat de term minister een afleiding is van ‘minus’ dat ‘minder en kleiner’ betekent. Later is daarvan gemaakt dat een minister dienaar van het democratisch gekozen volk is. Oorspronkelijk was de minister echter gewoon dienaar van de regerende vorst.

De absolutistische vorst vormt de wet, maar is niet onderworpen aan de wet, zou je denken. Maar zelfs de absolutistische vorst kan zich uiteindelijk niet onttrekken aan van oorsprong onderdanig gedrag. Van zakdoeken hebben we gelezen dat oorspronkelijk alleen bedienden die moesten gebruiken. Waar koning Henry IV slechts over vijf zakdoeken beschikte, bezat Louis XIV een uitgebreide collectie kostbare zakdoeken.

Door iets simpels als een zakdoek vooral duur en exclusief te maken, werd toen al verhuld dat met het gebruik ervan onderdanig gedrag wordt overgenomen. Denk daarbij ook aan witte zakdoeken of in de kleuren van de stropdas voor in de borstzak van het colbert van een kostuum. Dit soort zakdoeken dienen enkel nog ter versiering en niet om de neus te snuiten. Zo is de zakdoek, die eerst blijk gaf van lage status, geëvalueerd tot een symbool dat juist een hoge status moet veronderstellen. Om dezelfde reden zie je nu dat her en der ook mondmaskers in het modebeeld worden ingepast.

Algemene regel

Om beschermingsgedrag te promoten, dient men dat te relateren aan een hoge status. Niets heeft zo’n hoge status als een algemene regel. Zelfs een absolutistisch vorst moet zich uiteindelijk onderwerpen aan een algemene regel als het snuiten van de neus met van een zakdoek. Ook de anderhalve meter afstand is een algemene regel die geen onderscheid des persoons maakt. ‘Blijf thuis’ is daarentegen veel meer een regel die onderwerpt. Bedenk dat de regel alleen is te controleren door mensen die zelf niet thuisblijven. Alleen al daarom kan het niet functioneren als een algemene regel. Het is geen verkeersregel, maar een regel die verkeersdeelnemers uit het verkeer neemt.

George Floyd

Als nu beelden verschijnen waar mensen dicht op elkaar staan, ontstaat meteen de reactie: hier deugt iets niet. Het is pijnlijk om te zien, omdat je weet wat de consequenties kunnen zijn. Dat is echter geen toevallig bijeffect van de demonstratie. In feite maken de betogers op de Dam gebruik van deze reflex om aandacht te generen voor hun zaak.

Het is ook een schril contrast: de dood van één persoon door politieoptreden in een land aan de andere kant van de Atlantische oceaan, legt meer gewicht in de schaal dan de duizenden coronadoden in Nederland. Je zou ook denken dat het eerst en vooral een kwestie is die in de VS verder uitgezocht dient te worden. Wat was de toedracht van het politiegeweld? Wat was de precieze doodsoorzaak? Was het geweld proportioneel? Was het optreden van de agenten volgens de politieregels? Deugen de politieregels om geweld toe te passen?

De video’s die de politie zelf maakte, zijn nog niet vrijgegeven. Inmiddels zijn al wel vier agenten ontslagen waarvan er één beschuldigd wordt voor moord en doodslag. De suggestie wordt gewekt dat het hier om racisme gaat. Vergeten wordt dat de politie optreedt naar aanleiding van een conflict tussen zwarten onderling: George Floyd had sigaretten gekocht, maar niet betaald.

Het is triest dat wat een protest tegen geweld zegt te zijn, juist leidt tot alsmaar meer geweld. De beelden uit de VS tonen niet alleen bandeloos geweld, maar ook bandeloos eigen belang. Door winkels te plunderen, wint het protest bepaald niet aan geloofwaardigheid. Ook daarom bevreemdt het mij dat de protesten overslaan op Europa. Zou het toch iets van doen hebben met de corona-epidemie?

Mondmasker als dresscode

Waarom droegen de betogers op de Dam eigenlijk een mondmasker? Ik denk niet dat de reden eerst en vooral medisch was. Zo van: wij willen demonstreren, maar dan alleen als wij goed beschermd zijn. Daarvoor werd er veel te nonchalant met de mondmaskers omgegaan. Lang niet iedereen had er een op, en wie er wel een op had, deed het al af terwijl hij of zij zich nog steeds in de menigte bevond.

Alles op een demonstatie is demonstratief. Allereerst kun je mondmaskers opvatten als een dresscode. Door allemaal een mondmasker te dragen, ben je als groep herkenbaar. Veel betogers dragen wellicht voor het eerst een mondmasker. Ook bij de bevolking is het dragen van een mondmasker in opkomst. En dat roept allerlei vragen op. Enerzijds is een mondmasker actueel en draagt het zodoende bij aan de actualiteit van de demonstratie: een verwijzing naar corona om aandacht te genereren.

Maar tegelijkertijd bestaat er ook concurrentie m.b.t. de belangstelling voor corona. Het is een kwestie van baas, boven baas, of – in de woorden van Elias – van ondergeschikt en bovengeschikt. Door de afstandsregel te schenden, wordt een bovengeschikte positie opgeëist. Wie zich niet aan gedragsregels hoeft te houden, is immers bovengeschikt. Het is een manier om te zeggen: ‘Fuck corona!’

Mondmaskers als camouflage

Maar waarom dan toch die mondmaskers? Behalve dat het een gewilde verwijzing naar de actualiteit van corona is, is het ook een manier om critici de mond te snoeren. Men houdt weliswaar geen afstand, maar draagt wel mondmaskers ter bescherming. Wat zeur je dan nog?

De mondmaskers hebben nog een andere betekenis: behalve een middel tegen besmetting, zijn ze een middel tot camouflage. Wie zijn gezicht bedekt, is niet meer herkenbaar. Het mondmasker staat zodoende tegelijkertijd voor zowel burgerlijke gehoorzaamheid als burgerlijke ongehoorzaamheid. Het visualiseert dat de demonstranten de coronaregels overtreden, juist omdat ze gewetensvolle mensen zijn.

Het refereert aan een soort partisanenromantiek à la Che Guevara: lekker strijden, maar dan wel voor de goede zaak. In de strijd van Guevara waren vaak arme boeren het slachtoffer. Het trieste is dat in de huidige strijd tegen politiegeweld en racisme, vooral oude opa’s en oma’s in verpleegtehuizen het meest te duchten hebben.

Ik heb de indruk dat het allerminst een verkeerde inschatting van de organisatie was dat er veel meer demonstranten kwamen opdagen dan opgegeven. Integendeel, het was een overvalstrategie, waar burgemeester Femke Halsema in al haar welwillendheid maar al te graag met twee benen intrapte. Dat de organisatie naar de gemeente aangaf hoogstens 300 demonstranten te verwachten, was om op prime time een prima locatie te bemachtigen om te demonstreren. Vergeet niet dat die bewuste maandag de horeca na een lange lockdown weer openging. Je kon dus op je klompen aanvoelen dat Halsema en de politie daar hun handen al vol aan zouden hebben. Dan is het wel heel stupide, heel naïef, of heel kwaadwillend om juist op die dag een demonstratie op de Dam te laten plaatsvinden.

Geen biet

Halsema spreekt zichzelf tegen, als ze maandagavond bij OP1 zegt dat het thema van de demonstratie haar geen biet interesseert. Eerder op de Dam zei ze dat ze de demonstratie te belangrijk vindt om deze te ontbinden. Bovendien droeg ze een button met 1873 erop: vanaf dat jaartal hoefden voormalige slaven in Suriname niet meer voor hun voormalige eigenaren te werken.

Dan kan ze wel zeggen dat die button haar was opgespeld, maar een burgermeester die zich schijnbaar ongewild een politieke boodschap laat opspelden, is geen knip voor de neus waard. De indruk ontstaat dan ook dat Halsema het thema van de demonstratie dermate belangrijk vond, dat de coronaregels maar even naar het tweede plan moesten.

Vanuit haar functie als burgemeester verleende Halsema de demonstatie legitimiteit, ondanks het feit dat de coronaregels werden overschreden. In de uitzending noemt ze het demonstratierecht bijkans heilig. Ook zegt ze uitdrukkelijk dat de rechter heeft bepaald dat demonstraties niet aan coronaregels gebonden zijn. Daarmee verleent ze ook een wettelijk gezag aan de demonstratie. Alsof een burgemeester niet gerechtigd is demonstraties in goede banen te leiden, bijvoorbeeld door te bepalen wanneer, waar en hoe er gedemonstreerd mag worden.

In het verleden zijn bijvoorbeeld demonstraties verplaatst naar afgelegen industrieterreinen. Zo van: als je zo nodig wilt demonstreren, demonstreer dan daar maar. Het heeft er alle schijn van dat Halsema juist deze demonstratie boven de wet plaatst, omdat het thema haar zo aanspreekt. Afstand houden is iets voor domme brave burgers. Die hebben zich te onderschikken. Maar demonstranten die de corona-regels aan hun laars lappen, die worden geëxcuseerd. Die worden bovengeschikt.

Besmetting als geweld

Halsema spreekt zichzelf wederom tegen als ze enerzijds de vredelievendheid van de demonstranten roemt, maar anderzijds het geweld vreest dat zou losbarsten als zij zou hebben geprobeerd de demonstratie vreedzaam te beëindigen. Een dag later lukt het in Rotterdam wel een vergelijkbare demonstratie zonder al teveel vechtpartijen te beëindigen. Maar het geweld van de demonstratie zit ’m niet in het al dan niet plaatsvinden van vechtpartijen. De demonstratie op de Dam is inherent gewelddadig, omdat het moedwillig overtreden van de coronaregels zelf als geweld dient te worden opgevat.

Het is immers heel goed mogelijk dat de demonstratie tot een nieuwe uitbraak leidt, met nieuwe ernstig zieke patiënten en nieuwe doden. Je kunt dus zeggen dat de demonstratie een vorm van (potentieel) geweld was om angst te zaaien en daarmee de maatschappij te ontwrichten, met de bedoeling ideologische overtuigingen op te dringen en besluitvorming te beïnvloeden. Daarmee voldoet de demonstatie aan de definitie van terrorisme zoals de AIVD deze hanteert. De demonstratie is daarenboven een aanval op de samenleving nu die kwetsbaar is. In die zin is het een laffe daad.

Terroristenvriendje

Halsema spreekt haar eigen agenten tegen, als ze beweert geen aanwijzingen te hebben ontvangen dat er veel meer mensen op de demonstratie zouden afkomen dan de bedoeling was. Ze zegt door de hoge opkomst te zijn overdonderd. Maar al vroeg in de middag merken agenten op dat de demonstratie meer en meer mensen trekt. Zij melden dit aan hun leidinggevenden en vragen: ‘Moeten wij niet ingrijpen? Op dat moment kan dat nog op vreedzame wijze, want de sfeer is nog ontspannen. Ze kregen echter steeds te horen: ‘Laat maar doorgaan.’

Jan Struijs van de Nederlandse Politiebond zegt woensdag in het NOS Journaal: ‘De professionals aan de frontlijn zeggen dat het er écht meer dan 5.000 waren. Die spreken over ruim 8.000. En dat op een kluitje, dat is voor politiemensen onbegrijpelijk. Het is moeilijk uitlegbaar dat dit heeft kunnen plaatsvinden en dat dit getolereerd is onder een noodverordening. Ik zeg het er maar even bij.’

Heeft de politietop de tijdige waarschuwing wel écht serieus gewogen, vragen de dienstdoende agenten zich af. De informatie dat het veel te druk zou worden was er dus wel, maar met die signalen is niks gedaan. Dat duidt op een heel andere rol van Halsema. Als zij op de hoogte was van aankomende drukte, maar daar niet op heeft gereageerd, dan heeft ze niet alleen in alle openbaarheid zitten liegen over haar onwetendheid, maar heeft ze moedwillig in de hand gewerkt dat de demonstratie uit de hand is gelopen.

En als dit uit de hand lopen van de demonstratie bedoeld is om aandacht te genereren – door een voor de bevolking bedreigende situatie te creëren – dan is de demonstratie dus te kwalificeren als een terroristische daad, en is Halsema daar medeplichtig aan. Halsema dus als terroristenvriendje.

Subliminaal

Elias heeft het erover dat naarmate het gebruik van de zakdoek meer ingang vindt, het steeds ongepaster wordt de details te bespreken. We zitten nu in een eindfase van een lockdown. De mensen waren afgelopen maandag vooral blij met de herwonnen vrijheid. Dan is een terugkeer naar het thema van het hoe en waarom van het gevaar van besmetting een uitgekauwd onderwerp, waar men het op die heugelijke dag liever niet over heeft.

Vanuit die achtergrond dacht de organisatie dat de besmettingsdreiging een onderwerp zou blijven dat als het ware subliminaal doorwerkt, en daardoor ongefilterd het onbewuste treft, zonder dat er een bewust verweer opgang zou komen. Het wijzen op besmettingsgevaar heeft zodoende onterecht een bijklank van ‘oude koeien uit de sloot halen’.

Rutte buigt voor Kick Out Zwarte Piet

Mark Rutte, die in eerste instantie erg boos was over het uit de hand lopen van de demonstratie, kiest er op de persconferentie van een dag later voor om zich achter de doelstelling van de demonstratie te scharen: ‘Niet alleen in de VS hebben mensen het gevoel niet volledig mee te tellen. Ook hier is racisme, ook hier is discriminatie. Dat mensen daartegen in actie komen, snap ik duizend procent.’

De premier neemt de boodschap van de demonstranten dus over, en spreekt het volk vermanend toe. Wie zich boven de wet stelt, bepaald dus de wet. Het volk heeft zich niet alleen te voegen naar de coronaregels, maar ook naar de ideologie van Kick Out Zwarte Piet.

Maar, zullen veel mensen denken, wat is er mis met de demonstratie? Iedereen is toch tegen racisme? Het punt is dat dat antiracisme niet hetzelfde is als tegen racisme zijn. Antiracisme is het vooroordeel van racisme. Antiracisme betekent dat je als blanke westerling inherent racistisch bent. Dat hoeft niet eens aangetoond te worden. Je kunt er ook niets aan (of tegen) doen, omdat de hele westerse cultuur als doortrokken van racisme wordt verondersteld. Eigenlijk is antiracisme zo racistisch als het maar zijn kan.

Plat op zijn buik

Op vrijdagochtend 5 juni lees ik op Teletekst dat Rutte anders is gaan denken over Zwarte Piet. Naar eigen zeggen heeft hij ‘een grote verandering doorgemaakt’. Zwarte Piet zal de komende jaren uit het straatbeeld verdwijnen. Rutte verwacht dat over een paar jaar geen Piet meer zwart is. Daarenboven erkent de minister-president dat er in Nederland institutioneel racisme voorkomt. Eerder al erkende hij dat racisme in Nederland een ‘systemisch’ probleem is. Rutte buigt dus niet alleen voor Kick Out Zwarte Piet, hij gaat zelfs plat op zijn buik. Ondertussen zorgen het NOS Journaal en Nieuwsuur voor de ‘muzikale omlijsting’, door demonstranten in lang uitgesponnen reportages vooral als lief en aardig te presenteren. Nederland moet blijkbaar om. Terrorisme wordt beloond met bijval.

Islamitisch terrorisme

Hetzelfde patroon zien we bij Islamitisch terrorisme: na een aanslag worden van de weersomstuit alleen nog maar aardige dingen over de islam gezegd. En wordt een associatie tussen islam en terrorisme zorgvuldig gemeden. Deze week nog werd een 13-jarig jongetje uit Genk na een ontvoering van 42 dagen vrijgelaten nadat er losgeld was betaald. Vijf van de zeven verdachten blijken geradicaliseerde moslims te zijn. Onder hen ook Khalid Bouloudo, een bekende islamist uit de regio Maaseik en reeds meermalen veroordeeld voor terrorisme.

De vrijlating van het jongetje bereikte ook het NOS Journaal. De samenhang met islamitisch terrorisme, die toen al bekend was, bleef echter onvermeld. De kijker werd in de waan gelaten dat het louter om losgeld ging…