Wanbeleid houdt Latijns-Amerika arm
Met de inauguratie van Lula da Silva in Brazilië verdwijnt het laatste vrijemarkt-bolwerk in Latijns-Amerika. Dat de aanhangers van Bolsonaro dat met geweld probeerden te voorkomen dient uiteraard in alle toonaarden te worden afgekeurd en verworpen.
De reden hiervoor is echter wel begrijpelijk. Deze Brazilianen willen niet terug naar het socialisme van de Partido dos Trabalhadores met onverantwoordelijk begrotingsbeleid en (hyper)inflatie als consequentie. En niet alleen Brazilië hangt dit boven het hoofd. De laatste verkiezingen in Argentinië, Colombia en Chili werden eveneens door links gewonnen. Het continent kleurt weer volledig rood.
In potentie rijk
Ik hou van Latijns-Amerika, heb er in diverse landen gewoond en gewerkt. De mensen zijn er vrolijk, hebben immer een glimlach om de mond, de bekende ‘sonrisa’. Het is een optimistische levensstijl. Ondanks hun vaak schrijnende armoede. Het is bewonderenswaardig, kunnen wij Nederlanders nog wat van leren.
Het trieste is echter dat het continent ver onder z’n kunnen presteert. Het is rijk aan mineralen, vruchtbare landbouwgrond en heeft een aangenaam klimaat. Hoe kan het dan dat Latijns-Amerika niet welvarender is? De communis opinio in de westerse wereld is dat het continent eeuwenlang uitgebuit is, de bevolking apathisch is en slecht opgeleid en dat democratie vaak ver te zoeken is.
Het zijn gemeenplaatsen, die een kern van waarheid hebben, maar het fenomeen van onderprestatie niet verklaren. Het koloniale verleden is afgeschud, de bevolking is inmiddels (veel) beter opgeleid en Latijns-Amerika heeft, op Cuba en Venezuela na, een democratisch kiessysteem.
Vrije markt
Er is dan ook iets anders aan de hand. Ik zal het trachten te verklaren aan de hand van een voorbeeld, een eigen ervaring, in Argentinië waar ik van 1991-1995 verbleef.
Het was de tijd van Carlos Menem en zijn minister van Economische Zaken Domingo Cavallo. Het tweetal introduceerde een voor Latijns-Amerika revolutionaire aanpak van de economie. De inflatie werd bestreden door de peso wettelijk aan de dollar te koppelen in de verhouding 1 op 1. De economie werd opengesteld voor buitenlandse investeerders, die weinig in de weg werd gelegd en die hun winsten vrijelijk mochten overmaken naar het buitenland. En de ‘estancieros’ (hereboeren) met hun sojabonen en vlees (het beste in de wereld) konden eindelijk zonder exportbelasting de wereldmarkt veroveren. De vrijemarkt-gedachte stond hoog in het vaandel.
Het legde het land geen windeieren. De economie floreerde en groeide als kool. De werkloosheid verdween voor een belangrijk deel en de welvaart van de totale bevolking nam zienderogen toe.
Corruptie en smijten met geld
De bloeitijd duurde echter niet lang. De verleiding om terug te vallen in oude gewoontes oftewel endemische corruptie bleek te groot. Secretaris-generaal Bauzá – in het presidentieel systeem van Argentinië een soort premier – kreeg de opdracht via kickbacks op vooral infrastructurele projecten de ‘secunda caja’ (tweede kas) te vullen. Mét de ‘caja’ werden de salarissen van de ministers en hoge ambtenaren opgetopt.
Maar nog kwalijker – met meer impact op de economie van het land – dan deze onverholen corruptie was het uitgavenpatroon van de regering. De president zelf hield er een luxe leven op na in grote paleizen en was verwikkeld in allerlei schandalen. Maar ook anderszins leek geld geen rol te spelen. De regering strooide met geld, een hommage aan Evita Peron. Menem was tenslotte een ‘peronist’ en op die wijze ook aan de macht gekomen.
De oude fout van de peronisten, meer geld uitgeven dan er binnenkomt, werd herhaald en brak het land weer op. De pariteit (1 op 1) met de dollar moest worden opgegeven – de architect van de koppeling aan de dollar, minister van Economische Zaken Cavallo trad af – en de inflatie was weer terug. Argentinië kon z’n schulden niet meer betalen en kwam terecht bij het IMF en de Club van Parijs. Het feest was over.
Standaard-socialistisch beleid
Helaas is Argentinië geen uitzondering. Het is een patroon dat we overal in Latijns-Amerika zien. In bijna alle landen wordt dezelfde fout gemaakt, meer uitgeven dan er aan belasting binnenkomt, met hoge (soms hyper-) inflatie als gevolg. Het is standaard-socialistisch beleid.
Met ongetwijfeld goede bedoelingen wordt een beleid van nivellering en verdeling ingezet. Het is de socialistische methode om armoede te bestrijden en het verschil tussen arm en rijk te verkleinen.
Socialisme werkt niet
De harde werkelijkheid is echter dat er niet zo iets als een taart is die naar believen in stukken kan worden gesneden en verdeeld. De grootte van de taart hangt namelijk af van het welbevinden van de economie. Als deze groeit, groeit ook de taart en omgekeerd. Met een voor het bedrijfsleven negatief overheidsbeleid groeit de economie niet, maar krimpt deze, via te grote regel- en belastingdruk en een expansief overheidsbeleid – meer uitgeven dan je binnenkrijgt en/of de geldpers laten draaien – leidt tot inflatie en daling van de koopkracht van de mensen aan wie meer inkomen via nivellering/eerlijker verdeling was beloofd.
Kortom, socialistisch beleid werkt niet. Het is al zo vaak geprobeerd, van de Sovjet-Unie via Cuba, Noord-Korea en Nicaragua tot het huidige Venezuela, maar het enige resultaat was verarming van de bevolking. Bovendien kwam van het verkleinen van het verschil tussen arm en rijk ook niets terecht. De socialistische partijbonzen houden er vaak nog een luxer leven op na dan de ‘kapitalisten’ in de westerse samenlevingen.
Alarmbellen gaan af
In Brazilië is de verwachting voor de komende tijd een magere groei van 0,9% met een inflatie van 5%. Het ziet er niet zo slecht uit als Argentinië, maar de eerste grote aankondiging van de nieuw gekozen president Lula doet al alle alarmbellen rinkelen. Lula verklaarde dat hij de grondwet wil wijzigen om de bestedingslimiet op te heffen en de overheidsuitgaven nog meer te verhogen.
Door de opkomst van socialistische regeringen in Argentinië, Colombia en Chili zijn de zorgen over de veiligheid van investeerders, eigendomsrechten en monetaire discipline toegenomen. De nieuwe regeringen in Chili en Colombia kondigen beleid aan dat lijkt op dat van ‘peronistisch links’ in Argentinië en de regering-Fernandez in Argentinië lijkt elke dag meer op het Venezuela van Maduro.
Niet de markt faalt, maar de overheid
Wereldwijd zien investeerders het enorme potentieel van Latijns-Amerika. Wanneer regeringen echter een interventionistisch beleid voeren, eigendomsrechten in gevaar brengen met onteigeningsdreigingen en tegelijkertijd de monetaire onevenwichtigheden enorm vergroten door de geldpers te laten draaien zonder echte wereldwijde en afnemende lokale vraag, is de combinatie destructief.
Deze drie beleidsmaatregelen zijn gericht op volledige controle en het afhankelijk maken van de bevolking, niet op groei en verbetering van de sociale omstandigheden.
Interventionisme vergroot de welvaart niet. Extractief en confiscerend beleid zijn geen sociale maatregelen, ze zijn asociaal. Het ergste is dat het, eenmaal geïmplementeerd, moeilijk wordt om ze terug te draaien.
Dat de ‘markt’ faalt is linkse borrelpraat. Het is de overheid die door interventionisme – beleid dat gebaseerd is op de illusie van de maakbare samenleving – de economie de nek omdraait.
Pendule
Ten tijde van de inauguratie van Bolsonaro, in januari 2019, had de bevolking in Latijns-Amerika genoeg van het socialisme. Na Chili, Argentinië en Colombia was hij de vierde politieke leider die een linkse opponent versloeg.
De pendule is echter weer de andere kant uitgeslagen en een (krappe) meerderheid van de bevolking heeft zich wederom laten verleiden de mooie beloftes van de socialisten voor zoete koek aan te nemen. Tegen hun eigen belang in. Het is triest. Zo komt Latijns-Amerika nooit uit het dal en blijft het gezegde bestaan dat Brazilië het land van de toekomst is, maar dat ook altijd zal blijven. En dat geldt niet alleen voor Brazilië.
Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaaten onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!