Waarom protestanten een gevoeliger antenne voor slavernij hebben dan katholieken
Heeft het protestantisme in de geseculariseerde samenleving van vandaag nog enige betekenis? De publieke aandacht voor de religieuze haarkloverijen binnen deze geloofsrichting mag dan vrijwel tot het verleden behoren, het protestantse schuldgevoel is nog volop aanwezig.
Zo hoor je in Italië, Portugal en Spanje, overwegend katholieke landen, niet veel over excuses en herstelbetalingen voor het kolonialisme en de slavernij, terwijl deze onderwerpen in het van origine overwegend protestantse Nederland, Groot-Brittannië – en de USA – het publieke debat lijken te domineren. Daarin klinkt de echo door van het protestantse axioma dat de mens niet in staat is tot enig goed, maar geneigd tot alle kwaad. Er valt dus altijd wat goed te maken.
Slavernijgevoel, toen en nu
De afschaffing van de slavernij is een goede ‘testcase’ voor het verschil tussen de maatschappelijke opvattingen van protestanten en rooms-katholieken. In overwegend protestantse landen bestond veel meer animo een eind te maken gedwongen arbeid overzee dan in rooms-katholieke landen, waar de kerk rekening diende te houden met zowel de voor- als tegenstanders van de slavernij. Beide groepen waren immers lid van die kerk en het kan geen toeval zijn dat er in die landen nauwelijks sprake was van een actieve publiekslobby om de slavernij af te schaffen.
Ook in landen met grote protestantse staatskerken was dat het geval, maar daar ontstonden in de achttiende en negentiende eeuw afsplitsingen, die vaak radicalere standpunten innamen. Zo kwamen er in de achttiende eeuw in Engeland, Schotland en Wales naast de Anglicaanse staatskerk nieuwe protestantse stromingen op zoals de Quakers, de Baptisten en de Methodisten. Hun leden waren vaak afkomstig uit de opkomende middenklasse en hadden geen belangen in de slavenhandel of slavernij. Was dat wel het geval, dan kon je geen lid worden.
God en de slaaf
Veel aanhangers van deze nieuwe geloofsrichtingen waren van mening dat er in ieder mens een stukje van God stak, ook in mensen met een bruine en zwarte huidskleur. Daarom stuurden deze nieuwe kerkgenootschappen veel zendelingen naar de West-Indische plantagekolonies om de slaven van deze Blijde Boodschap op de hoogte te brengen. Deze zendelingen keerden na hun verblijf in de West vaak terug als dominee in een gemeente op de Britse eilanden, waar ze hun parochianen uit de eerste hand konden vertellen over de slavernij en met name over de uitwassen ervan. Want zolang de slaven niet vrij waren, konden ze geen familie stichten en niet regelmatig de kerk bezoeken.
Dat maakte veel indruk en hoewel in die tijd slechts drie procent van de Britse bevolking afgevaardigden voor het Lagerhuis kon kiezen, stond het eenieder vrij anti-slavernijpetities naar het parlement te sturen. Alleen al in Manchester tekende tweede derde (!) van de mannelijke bevolking zo’n petitie. Vrouwen werden niet gevraagd adhesie te betuigen, omdat ze volgens de toenmalige opvattingen niet in staat waren zich een onafhankelijk oordeel te vormen. In totaal tekenden maar liefst anderhalf miljoen Britse mannen een petitie tegen de slavenhandel en slavernij. Dat is nergens anders gebeurd. Ter vergelijking: de antislavernijbeweging in Nederland telde op haar hoogtepunt nog geen duizend leden.
Natuurlijk lijkt het mogelijk het succes van de anti-slavernij beweging in Groot-Brittannië niet aan het protestantse schuldgevoel toe te schrijven, maar aan de unieke politieke en religieuze structuur van het land. Maar ook in Frankrijk speelde de kleine protestantse minderheid een belangrijke rol in de afschaffing van de slavernij. Aanvankelijk waren de Franse protestanten daar helemaal niet voor nodig, want tijdens de Franse Revolutie werd de afschaffing van de slavernij al vlug een onderdeel van de revolutionaire vernieuwingswoede net als een nieuwe jaartelling, andere namen voor de maanden, de onteigening van het kerkelijk en adellijk bezit en nog veel meer. Die vernieuwingen staken niet diep, want ze konden later zonder veel protest weer worden teruggedraaid, inclusief de afschaffing van de slavernij. In Engeland zou dat een golf van protest teweeg hebben gebracht.
In katholieke landen: geen beweging tegen slavernij
Ook het slavernijverleden van het rooms-katholieke Spanje en Portugal ondersteunt de stelling, want daar waren nauwelijks burgerbewegingen tegen de slavernij. Zelfs de relatief late opkomst van een anti-slavernijbeweging in Nederland kan als bewijs dienen voor de leidende rol van de protestantse vernieuwingsbeweging, want de aanhangers van de protestantse Reveilbeweging speelden daarin een voortrekkersrol, terwijl de rooms-katholieken in ons land zich grotendeels afzijdig hielden en zich vooral concentreerden op hun eigen emancipatie.
Ere wie ere toekomt: hoewel de slavernij in de plantagekoloniën economisch steeds rendabeler werd getuige de sterk stijgende prijzen voor de slaven, heeft uitgerekend het land met de meeste slaven in zijn koloniën, het overwegend protestantse Groot-Brittannië, zich als geen ander land ingespannen om de slavernij uit te roeien. Bovendien beperkte de Britse afschaffingscampagne zich niet tot de eigen koloniën, maar ijverde voor wereldwijde afschaffing van de slavernij. Vandaar dat een negentiende-eeuwse Engelse geschiedschrijver trots de stelling poneerde dat ‘the unwary, unostentatious and inglorious crusade of England against slavery may probably be regarded among the three or four perfectly virtuous pages comprised in the history of nations’. Dat lijkt te mooi om waar te zijn, maar ik weet daar niets tegen in te brengen.
P. C. Emmer is de belangrijkste Nederlandse slavernijhistoricus. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. Zijn recentste Nederlandstalige boek is ‘Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Amsterdam, 2019). Wynia’s Week publiceert 104 keer per jaar verrassende inzichten over politiek, economie en cultuur. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!