Waarom moet ik mijn excuses maken voor het slavernijverleden van Nederland?
Het Amerikaanse enfant terrible van The Washington Post Nicholas von Hoffman schreef in zijn biografie dat zodra een persoon bij een groep, een demonstratie of vakbond gaat behoren, zijn gedrag verandert. ‘Hij wordt ineens een geheel ander persoon.’ Interne groepsprocessen bevorderen ook de neiging om vast te houden aan onjuiste en voorbarige oordelen. Een fraai staaltje hiervan zien we terug in het duo-interview van Thijs Niemandsverdriet met de Surinaamse historicus Leo Balai en zijn zoon beeldend kunstenaar Raul Balai (NRC, 16 december 2022).
Leo en Raul Balai beweren dat de Nederlanders er nog helemaal niet aan toe zijn om oprecht excuses te maken. De weg ernaar toe heeft alleen maar geleid tot chaos. Daarbij wijzen zij op het advies van de Dialoog-groep Slavernijverleden uit 2021. In dat advies staat: ‘De staat zou pas excuses moeten maken als zowel overheid als burgers het slavernijverleden ten volste begrijpen, en de doorwerking ervan in het heden en de toekomst ook. Pas dan zijn excuses oprecht.’
Maar uit alles blijkt, zo beweren vader en zoon Balai eensgezind, dat er op dit moment geen enkel besef is. En dan komt de uitsmijter van zoon Raul: ‘De helft van het parlement bestaat uit extreemrechtse halve zolen! Je kunt toch niet verwachten dat zij hierover een serieus debat gaan voeren?’ Einde discussie, wat mij betreft.
Wokisme als het dominante discours
Wat het feminisme in de jaren zestig was, is tegenwoordig het wokisme: het dominante discours in progressief Nederland. Daarin past de verbanning van Zwarte Piet, het maken van excuses voor het slavenijverleden, nooit vragen aan ‘mensen van kleur’ waar ze vandaan komen, de introductie van de hoofddoek bij moslim-politievrouwen, witte dienders die meehossen met Marokkaanse relschoppers, het uitbannen van spreekwoorden met ‘tien kleine negertjes’, enzovoort. En hoe reageert de meerderheid van de Nederlanders op al deze commotie: als schuldbewuste makke schapen.
Nederlanders, vooral het protestantse deel, excelleren in zelfkastijding. De journalist Sasza Malko, een politiek vluchteling uit Polen, schreef in 2006 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Utrechtse Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM) in zijn essay het volgende: ‘De Nederlandse schuldgevoelige toegevendheid is als gelei, je drukt en je treft geen weerstand, maar het keert altijd in zijn oude vorm terug. Om gek van te worden. Ik houd bijvoorbeeld een vurig betoog dat Nederland per definitie een beter land is dan al die dictaturen. Ik zeg dat het vluchtelingenschap in Nederland geen verslechtering, maar verbetering van iemands lot is, en toch geen automatische eremedaille voor wijsheid.’ Malko schrijft verder: ‘Kankeren op de Nederlanders, dat is de geliefdste bezigheid van buitenlanders in dit land. Daar zit een element van ontgoocheling in. (…) Het is een stadium, na een paar jaar schiet je wortel.’ Toch bespeurt Malko steeds weer bij autochtone Nederlanders ‘dat zelfonderzoekende, dat barmhartige en dat fnuikende protestantse schuldgevoel.’
Ook mijn voorvaderen hadden part noch deel
Malko’s pleidooi fungeerde als een eye-opener. Waarom zou ik als Nederlander mijn excuses moeten maken voor iets dat in een ver verleden heeft plaatsgevonden? Dat slavernij heel erg slecht is geweest, begrijp ik ten volle. Maar daaraan hebben ik noch mijn voorvaderen part of deel gehad. Het kan best zo zijn dat een Duitse immigrant in Amsterdam ooit zijn rijkdom heeft verworven door de verscheping van slaven uit Afrika naar Suriname. Moet ik dat zijn nazaten kwalijk nemen?
In de Tweede Wereldoorlog is mijn oom, de broer van mijn moeder, door de nazi’s gefusilleerd. Bij de april/mei staking in 1943 kwam hij op voor zijn arbeiders in de fabriek waarvan hij directeur was. Zijn dood heeft veel leed berokkend bij zijn verloofde en de familie van mijn moeder. Moet ik nu als nazaat de huidige generatie Duitsers ter verantwoording roepen en een schadevergoeding eisen voor het leed dat mijn familie is aangedaan? Nee, natuurlijk niet. Net zo min als ik de huidige generatie Duitsers, die zich wel bewust zijn van hun schaamtevol verleden, de oorlogsmisdaden van hun opa’s en oma’s kwalijk zal nemen. Het feit dat zij ervan weten is voor mij voldoende.
Excuses – en nu?
Dat de meeste Nederlanders totaal geen idee hebben wat het slavernijverleden heeft gedaan met de huidige generatie Surinaamse Nederlanders kan juist zijn. Het lijkt mij een interessante studie waard. Ook kan juist zijn dat ik niet weet hoe mijn Duitse verleden (Duitsland of Zwitserland) heeft doorgewerkt op mijn huidige situatie. Wel moet ik steeds uitleggen hoe mijn naam moet worden gespeld. Een enkeling vraagt zelfs naar de oorsprong. En op vragen naar mijn zachte ‘g’, moet ik altijd uitleggen dat mijn wieg in Limburg stond. Vind ik geen probleem.
‘Ik zie geen kleur, is een van de meest racistische dingen die je kunt zeggen’, is de mening van Raul Balai, die zichzelf ziet als een Amsterdamse Surinamer. Let wel, geen Surinaamse Amsterdammer. Hij ziet zichzelf vooral als ‘een Afrikaan’. Dat is zijn goed recht, maar waarom zou ik mijn excuses aan hem en andere ‘Afrikanen’ moeten maken?
Inmiddels heeft premier Rutte namens de Nederlandse Staat zijn excuses aangeboden. ‘Een kippenvelmoment,’ aldus de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme Rabin Baldewsingh. Hier was geen staatsman, maar een bevlogen historicus en docent aan het woord. Met de komma die Rutte steeds achter zijn vele oprechte woorden plaatst, wekt hij ook nieuwe verwachtingen. Al snel komen er aanvullende eisen. Zo moeten de excuses worden vastgelegd in een wet en de nazaten willen herstelbetalingen. Conform het adagio: ‘Wat je steelt moet je teruggeven.’ Dat belooft nog wat.
Hans Werdmölder is antropoloog en criminoloog. Hij is auteur van diverse boeken over misdaad en misdaadbestrijding.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt – ook straks weer, in 2023. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Hartelijk dank!