Waar haalde Mark Rutte zijn ‘systemisch racisme’ vandaan?
‘Niet alleen de Verenigde Staten, maar ook Nederland kent ‘systemische problemen’ met racisme en discriminatie’ zei premier Mark Rutte op 3 juni. Hij reageerde op de dood van George Floyd, een zwarte Amerikaan die door politiegeweld om het leven kwam, waarna niet alleen in de VS, maar ook in veel andere delen van de wereld felle antiracisme-demonstraties ontstonden.
Opvallend was Ruttes gebruik van het woord ‘systemisch’. Wat is dat eigenlijk? Is systemisch hetzelfde als systematisch? Rutte zei dat hij niet wilde spreken van institutioneel racisme, maar van ‘systemische problemen’. Wist hij zelf eigenlijk wel wat hij daarmee bedoelde?
Kritisch of cynisch?
De term ‘systemisch racisme’ hangt samen met de Kritische Rastheorie, die weer onderdeel uitmaakt van de Critical Theories. Over die Critical Theories is dit jaar een diepgravend boek verschenen van de Engelse politiek-culturele essayiste Helen Pluckrose en de Amerikaanse wiskundige James Lindsay. In de titel is het woord critical doorgestreept en vervangen door cynical, waarmee het standpunt van de auteurs helder is.
Zeer overtuigend en tot in alle details laten Pluckrose en Lindsay zien dat de kritische theorieën, die in de praktijk worden toegepast door de ‘sociale rechtvaardigheidsbeweging’ (ook wel social justice warriors), voortkomen uit het postmodernisme van Franse filosofen als Foucault, Derrida en Lyotard. Het postmodernisme beweert dat er geen echte grenzen bestaan tussen waarheid en geloof, objectief en subjectief, wetenschap en kunst, hoge en lage cultuur, ziekte en gezondheid, enzovoort. Van alle categorieën wordt de objectieve geldigheid ontkend.
Taal als machtsmiddel
Opvallend is de obsessie met taal. Taal kan de werkelijkheid niet weergeven en overdragen, maar heeft toch een enorme macht om ons denken te controleren. Met taal wordt in het belang van de machtigen ‘kennis’ geconstrueerd en met taal worden ‘discoursen’ of ‘narratieven’ vorm gegeven die de bestaande maatschappelijke verhoudingen in stand houden.
Volgens de Franse filosoof Jacques Derrida (1930-2004) heeft de bedoeling van de auteur niet meer gezag dan de interpretatie van de lezer. Dat kan ertoe leiden dat als iemand zegt dat bepaalde kenmerken van een cultuur problemen kunnen geven, iemand anders dit opzettelijk mag misverstaan als bewering dat die cultuur inferieur is. Derrida beveelt aan teksten zorgvuldig te deconstrueren. In de praktijk leidt dit ertoe dat alleen in teksten waarmee men het oneens is op elk woord een vracht zout wordt gelegd.
Cultuurkritiek is voorbehouden aan minderheden
Omdat waarheid of objectieve geldigheid niet bestaan in het postmodernisme, is het ene normstelsel niet beter dan het andere. Cultuurkritiek is niet mogelijk. In de praktijk echter is cultuurkritiek wel degelijk toegestaan, maar alleen aan gemarginaliseerden of onderdrukten. Alle anderen hebben een machtspositie, zodat zij ofwel de kennis missen om cultuurkritiek te kunnen uitoefenen ofwel daarmee alleen maar hun eigen macht willen consolideren.
Een laatste kenmerk van het postmodernisme is de ontkenning van het individu. De liberale notie van het autonome individu, dat een waarde heeft die onafhankelijk is van zijn ras, geslacht, seksuele voorkeur, leeftijd en religie/overtuiging, wordt voorgesteld als een mythe, als op z’n best naïef en op z’n slechtst een poging om het dominante discours op te leggen aan iedereen.
Het postmodernisme is niet dood, integendeel
Dit postmodernisme is lange tijd onzichtbaar geweest voor de niet-academische wereld. Sommigen dachten dat het uitgestorven was, dat het 9/11 niet had overleefd toen immers in één klap duidelijk werd dat er wel degelijk een niet weg te relativeren waarheid bestond, namelijk dat het Westen een doodsvijand had: de radicale islam.
Maar zij vergisten zich. Pluckrose en Lindsay laten zien dat het postmodernisme muteerde en evolueerde tot een toegepaste versie die in dienst kwam te staan van de ‘sociale rechtvaardigheidsbeweging’. Die beweging stemt in met de postmodernistische overtuiging dat de toegang tot de macht onrechtvaardig verdeeld is, maar vindt dat je niet kunt volstaan met het deconstrueren van het discours van de machtigen. Het radicale scepticisme van de postmodernisten maakt plaats voor activisme, het reconstrueren van een rechtvaardige samenleving door slechte discoursen te delegitimeren en te vervangen door goede.
Identiteit als machtsmiddel
Daarbij wordt één objectieve waarheid aanvaard: sommige identiteiten, namelijk de westerse, blanke en mannelijke, zijn bevoorrecht boven andere en aan deze onrechtvaardigheid moet een einde worden gemaakt. Identiteit is weliswaar een sociaal construct, maar als zodanig bestaat het wel en is het de bron van onderdrukking of overheersing. Deze ‘theorie’ wordt toegepast op de koloniale geschiedschrijving, op sekse en seksualiteit, op ras en etniciteit en zelfs op gehandicapt of dik zijn (een negatieve houding tegenover obesitas wordt gelijkgesteld aan racisme of homofobie).
In de VS bleef ook na de afschaffing van de slavernij en ook na het verbod op rassendiscriminatie het geloof in de blanke superioriteit voortbestaan, vooral in het zuiden. Daar legt de kritische rastheorie de nadruk op. Ze verzet zich tegen de liberale opvatting dat racisme het beste bestreden kan worden door het garanderen van wettelijke gelijkheid, het verbod op discriminatie en het streven naar feitelijke gelijkheid.
‘Blanke dominantie’ als hefboom
Dat verzet voert ze door tot in het extreme. Zo schrijft Derrick Bell (1930-2011), de vader van de kritische rastheorie, dat de blanken de zwarten pas rechten hebben gegeven toen dat in hun belang was. Hij gelooft dat er in de Amerikaanse samenleving een alles doordringend, onherstelbaar systeem van blanke dominantie bestaat. Hier zien we de oorsprong van het begrip ‘systemisch racisme’ waarover Rutte het had.
Volgens Bell leiden veranderingen tot steeds weer nieuwe problemen, waardoor de blanke overheersing zich blijft manifesteren ten koste van de belangen van zwarten. Zijn tijdgenoot Alan Freeman was even cynisch en pessimistisch en meende dat antiracistische wetgeving in feite het racisme ondersteunde. Hedendaagse kritische rastheoretici als Richard Delgado en Jean Stefancic delen deze kritiek op het liberalisme.
Opjutten tot geweld
Het gevaar van een dergelijke manier van denken ligt voor de hand: als je tegen een groep mensen zegt dat ze ernstig gediscrimineerd wordt en dat al haar ellende daaraan te wijten is, maar dat er niets aan te doen is en dat elke ogenschijnlijke verbetering van hun toestand alleen maar een verslechtering in vermomming is, dan draag je niet bij aan de emancipatie van die groep, maar stimuleer je eerder de bereidheid om geweld te gebruiken. Dat zie je ook gebeuren in de VS. Sinds de dood van Floyd zijn in verschillende steden rellen uitgebroken, gepaard gaande met vernielingen, plundering, brandstichting en geweld.
Ook heeft het geloof in het bestaan van ‘systemisch racisme’ in de VS geleid tot ‘raciale gevoeligheidscursussen’ voor federale overheidsambtenaren, die overigens lijken op cursussen die ook bij Nederlandse overheden en bij universiteiten opgeld doen.
In het eerste verkiezingsdebat tussen Donald Trump en Joe Biden vraagt moderator Chris Wallace aan Trump waarom hij een eind heeft gemaakt aan die cursussen. ‘Omdat ze racistisch zijn’, antwoordt Trump. De deelnemers ‘werd gevraagd dingen te doen die absoluut krankzinnig waren’ en ’ze leerden mensen hun land te haten’. Daarop zei Biden: ‘Niemand doet dat.’
Raciale gevoeligheidscursussen als neo-racisme
Maar Christopher F. Rufo, directeur van het Discovery Institute’s Center on Wealth and Poverty, die onderzoek heeft gedaan naar de raciale gevoeligheidscursussen zegt dat Biden ongelijk heeft. In een opinieartikel in de Wall Street Journal van 4 oktober schrijft Rufo dat de cursussen een sterk ideologische agenda hadden. Deelnemers werden gereduceerd tot ‘hun raciale essentie’, op grond daarvan gescheiden van elkaar en beoordeeld op hun groepsidentiteit in plaats van op hun individuele karakter, gedrag en verdiensten.
Zo werd ambtenaren van het ministerie van Financiën en andere financiële diensten geleerd dat Amerika ‘opgebouwd is over de ruggen van mensen die tot slaaf waren gemaakt’ en dat alle blanke Amerikanen medeplichtig zijn in een systeem van blanke superioriteit. De man die verantwoordelijk was voor de opzet van de cursus schreef dat blanken een aangeboren onderdrukkende neiging hebben.
Ambtenaren kregen te horen dat ‘het blank-zijn blanke bevoorrechtheid en blanke superioriteit omvat’. Managers moeten ‘luistersessies’ organiseren waarin zwarte werknemers kunnen praten over hun ervaringen en kunnen worden gezien ‘in hun pijn’, terwijl blanke werknemers de instructie krijgen om ‘te blijven zitten in hun ongemak’ en ‘de stilte niet te vullen met hun eigen gedachten en gevoelens’.
Laat Rutte het ‘systemisch racisme’ vaarwel zeggen
Als Trump de verkiezingen wil winnen dan moet hij de Amerikaanse kiezer snel op de hoogte brengen van deze feiten, aldus Rufo. Voor Nederland moet de conclusie zijn dat Rutte het idee van ‘systemisch racisme’ vaarwel moet zeggen en dat wij de kritische rastheorie en alle andere aan het postmodernisme ontleende ‘kritische theorieën’ uiterst kritisch moeten bezien.
Racisme is verkeerd en moet bestreden worden, maar dan wel op de gebruikelijke manier: door discriminatie strafbaar te stellen en mensen die de anti-discriminatiewetgeving overtreden te berechten. Mensen op grond van hun huidskleur beschuldigen van een inherent racisme is echter niet de juiste methode. Dat is racisme bestrijden met racisme.
We moeten de moderniteit hoog houden en mensen blijven beoordelen als individu, en niet als lid van welke groep dan ook. Terwijl de ‘uitvinding van het individu’, zoals Larry Siedentop het formuleert, het Westen boven het tribalisme van andere culturen heeft uitgetild, willen postmodernisme en sociale rechtvaardigheidsbeweging ons terugvoeren naar een primitief stadium waarin het lidmaatschap van een groep van doorslaggevend belang was voor de overleving van mensen. Er is geen geldige reden om dat te doen en we moeten het niet toestaan.
Helen Pluckrose en James Lindsay schreven diepgravend boek over de ‘postmoderne’ fundamenten onder de actuele raciale acties, zoals die ook het Nederlandse regeringsbeleid beïnvloeden.