Vijf jaar genieten van de gastvrijheid van Wynia’s Week
Er zijn twee soorten columns waar we wat aan hebben, en nog een derde categorie – die is erg Nederlands en verbazend royaal aanwezig in onze ‘kwaliteitskranten’. Grootmeester in de eerste categorie was Simon Carmiggelt bij Het Parool. Zelfs na meer dan een halve eeuw herinner ik me nog een stukje over een moeder met kind die op straat een ijsje kocht bij de kar van de ijscoman. Toen haar zoontje bijna klaar was met likken, zei de moeder: ‘Dat kartonnetje, dat moet je niet eten. Gooi dat maar in de prullenbak bij die meneer.’ De ijscoman: ‘Mevrouw, dat is geen kartonnetje maar een wafel.’ Carmiggelt observeerde zo het dagelijkse leven in zijn Amsterdam.
De tweede categorie columns is de zwaarwichtige beschouwing over actualiteit, economie of politiek. In de vele jaren dat ik schreef voor NRC mocht ik bij het jaarlijkse columnistendiner soms naast onze topcolumnist Jérôme Heldring zitten – uiteraard in pak met stropdas. Voor ons soort schrijvers waren een moeder in de straat en een ijscoman te klein; wij moeten schrijven over de grootmachten, hun nucleaire wapens, of de laatste ontwikkelingen in Birma. En zijn wij bezorgd over geld, dan bedoelen we niet de prijs van de boodschappen in de supermarkt, maar wijden liever uit over staatsschuld en financieringstekort.
Saul Bellow
Je moet je beperkingen kennen en ik heb altijd alleen maar met bewondering gekeken naar de grootmeesters onder de columnisten die micro en macro met elkaar kunnen combineren. Mike Royko uit Chicago schreef over de corruptie onder burgemeester Richard Daley én tegelijk over het echte leven op straat. Hij is nu misschien bijna vergeten, maar zijn stijl lijkt duidelijk op romancier, Nobelprijswinnaar en nog steeds geliefde Saul Bellow.
Hier is Bellow over het Chicago dat hem en Royko inspireerde: ‘There haven’t been civilizations without cities. But what about cities without civilizations?’ (The adventures of Augie March). Misschien een mooi maar droevig citaat voor een van onze hedendaagse Amsterdamse columnisten?
Vijftig jaar werk in de wetenschap geven genoeg training om duidelijk en ordelijk te schrijven, altijd met een begin, een midden en een eind, en zonder overbodige bijvoeglijke naamwoorden.
Van een Amerikaanse collega-columnist heb ik lang geleden ook de drie gouden regels overgenomen voor een column in deze tweede, ernstige categorie: (1) er moet een reden zijn om de column nu te schrijven in plaats van eerder of later; (2) de column moet tenminste één feit bevatten dat niet algemeen bekend is; en (3) er moet een conclusie volgen die niet door iedereen al wordt gedeeld.
Gedwongen emigratie
Met die drie leefregels mocht ik vijf jaar geleden direct meedoen toen Wynia’s Week uit de startblokken kwam. Nu het al weer tijd is voor het eerste lustrum van WW en uitgeverij Blauwburgwal, geniet ik nog steeds van de zaterdagse gastvrijheid in WW en de begeleiding door eindredacteuren Roelof Bouwman en Chris Rutenfrans.
Na twintig jaar gedwongen emigratie in Engelssprekend Maleisië – werkloosheid na mijn ministerschap en de haat in 2002/2003 tegen de LPF – vergat ik eerst nog te vaak dat de dagen van de week en de maanden van het jaar in het Engels met een hoofdletter komen maar hier niet. Roelof en Chris hebben met hun ervaring bij kranten en weekbladen niet alleen dat, maar ook belangrijker onhandigheden geruisloos gerepareerd.
The Free Press
Medeauteurs in WW hebben goed werk gedaan over grote onderwerpen als stikstof, CO2, immigratie, criminaliteit en de bureaucratie in Den Haag. Nodig en nuttig. Als ik vooruit zie naar de volgende vijf jaar, dan is een vergelijking met de Amerikaanse grote zus van WW, The Free Press (FP), van nut.
Per miljoen inwoners heeft FP ruim tweeduizend abonnees, in verhouding net zo veel als WW. De staf is ook vergelijkbaar, wel groter en meer full-timers, maar ook met een mix van professionele journalisten en academici. Voor ons in Nederland bekend zijn Ayaan Hirsi Ali die regelmatig en mooi schrijft in FP, zowel intiem persoonlijk (waarom zij nu christen wil zijn) als politiek.
Kwaad weg bij de New York Times
Haar echtgenoot en de vader van haar kinderen, Niall Ferguson is FP’s bekendste academicus. Lees vooral zijn prachtige stuk over de Amerikaanse presidentsverkiezing: ‘The Barbenheimer election’. Kamala is de Barbie die stralend lacht en ‘Joy’ wil; Trump is ernstig als destijds atoomfysicus Oppenheimer en vindt ‘Nuclear Warming’ een nog grotere dreiging dan ‘Global Warming’.
Omdat Black Lives Matter veel zwaarder doorklonk in de VS, en ook de extreme uitschieters naar ‘Geen geld meer voor de politie’ daar in een paar steden in de mode kwamen, hebben de auteurs van FP daar heel veel aandacht aan willen geven.
De twee top-auteurs, Nellie Bowles en Bari Weiss, allebei kwaad weggelopen bij de New York Times toen die krant linkse woke-modes verplicht ging stellen bij de redactie, hebben interesses en een onderzoekende schrijfstijl die in Nederland nog het meeste lijkt op de Telegraaf– (en WW-TV!-) columnist Wierd Duk. Zij schrijven over sociale onderwerpen, maar doen dat zonder de gewichtigheid en de sociologische abstractie waar academische columnisten soms aan lijden. Wie de smaak van FP wil leren kennen kan niet beter doen dan het boek Morning after the revolution van Nellie Bowles kopen en lezen.
Andersom kan FP inspiratie opdoen bij WW over met name CO2 en het broeikaseffect. Net als bij ons zijn in de VS veel mensen bang voor de toekomst, vooral jongeren die zich afvragen of het nog ethisch is om een gezin te stichten. Maar een groot verschil is dat in de VS de angst breed wordt gedeeld, maar dat mensen daarna hun stemkeuze bepalen op grond van andere redenen.
De Democraten geven opvallend weinig aandacht aan het milieu in hun program, en hopen te winnen met weinig meer dan de eindeloos herhaalde claim dat Trump een gevaarlijke en slechte man is. Niettemin moet ook de VS keuzes maken over CO2 en energie, en dan zou een Amerikaanse Arnout Jaspers goed kunnen helpen.
Tussen Emmen en Ter Apel
En dan de derde groep columnisten, in wat ooit de kwaliteitskranten waren. Typerend voor dat genre is ‘Wat ik voelde toen ik in de tram opeens iemand iets positiefs hoorde zeggen over Wilders’. Uit de columnisten-landkaart blijkt dat dit soort columnisten inderdaad bijna allemaal woont in een stad met trams. Ze beschrijven dus authentieke, eigen ervaringen.
In mijn kleine provinciestad is de sfeer in het OV anders. Zo groeten we de buschauffeur niet alleen als we instappen, maar ook als we de bus weer verlaten. En ik leef mee met chauffeurs en buspassagiers tussen bij voorbeeld Emmen en Ter Apel, waar het niet zo gemoedelijk toegaat. Daarover schrijven auteurs van Wynia’s Week.
Eduard Bomhoff is oud-hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode en Monash University. In 2002 was hij vicepremier in het eerste kabinet-Balkenende.
Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER . Hartelijk dank!