Verdient ons verleden alleen scepsis en ironie, of mogen we ook trots zijn?   

WW Spruyt 4 januari 2025
De tegendraadse historicus George Puchinger verzette zich tegen de drang om het verleden te ‘debunken’. Foto: Vrije Universiteit, Amsterdam

Het archief van George Puchinger (1921-1999) gaat volgende week open. Hij was een fluisteraar van het eerste kabinet-Van Agt en verzette zich tegen de drang om van ons verleden uitsluitend de smetplekken te benoemen. Hij wilde bewonderen, zodat het verleden een inspirerende kracht in heden en toekomst zou blijven.

Er is wat gedoe over gedigitaliseerde oorlogsarchieven waarin we eerst wel en nu toch weer niet vanuit huis kunnen neuzen, en na 25 jaar zijn nieuwe notulen van de ministerraad openbaar geworden en daar is in diverse dagbladen al iets over geschreven – zonder dat daar nu direct echt nieuws uit kwam. Maar komende dinsdag gaat er ook nog een ander archief open, een gigantisch particulier archief van een man die zijn schriftelijke nalatenschap uit wrok jegens zijn collega-historici eveneens een kwart eeuw liet verzegelen: dat van George Puchinger (1921-1999).

De naam van Puchinger is inmiddels wat uit het collectieve geheugen verdwenen. Maar hij was een figuur, een karakter, een man alleen en op zichzelf, vrijgezel, bewoner van een imposant herenhuis aan de Haagse Koningin Emmakade, een huis dat hij met meer dan 30.000 boeken had gestoffeerd, en hij kende iedereen in de wereld van politiek, wetenschap en kerk, en correspondeerde ijverig met al die mensen. Zo’n 50.000 brieven liggen er in dat archief dat dinsdag open gaat, en daar moet toch veel nieuwswaardigs uit gaan rollen, de komende jaren.

Hoogbegaafd kereltje

Puchinger had ook iets mysterieus. Puchinger. Wie heet er nu Puchinger? Wie waren zijn ouders, waar kwam hij vandaan? In de autobiografie die na zijn verscheiden verscheen (2001), onthulde hij de antwoorden op deze vragen. Naar toen bleek, was hij de zoon van een Weense kokkin, Katharina Puchinger, die in de rijke familie die zij diende door een zoon des huizes was bezwangerd. Ze week uit naar Amsterdam, waar ze werd opgevangen in een tehuis voor ‘ongehuwde moeders en onverzorgde zuigelingen’. Ze overleed al jong, en de kleine George groeide op in pleeggezinnen. Hij was katholiek gedoopt, maar zijn weldoeners waren gereformeerd en woonden in het slaperige en welgestelde Zeist.

Het hoogbegaafde kereltje deed niet aan sport, maar las boeken en kranten. Hij bezocht het Christelijk Lyceum maar was een slechte leerling omdat hij zich uitsluitend wenste te verdiepen in onderwerpen die hem interesseerden: literatuur, geschiedenis, politiek, godsdienst. Deze vakken bleven zijn levenslange passie, een passie die hij gemakkelijk kon uitleven omdat hij vervolgens vijftien jaar lang kon gaan studeren aan de universiteit van Utrecht. Daar liep hij, zonder vast omlijnd plan, dertig uur college per week, bij leermeesters die wat te vertellen hadden. Je studeerde toen nog niet om wat praktische vaardigheden op te doen voor een baan, en al helemaal niet om de wereld te verbeteren, maar om jezelf te vormen.

Zijn studie werd in de oorlog onderbroken door perioden van gevangenschap, omdat zijn hulp aan Joodse onderduikers werd verraden. Bij het begin van de oorlog was hij trouwens van Zeist via Amsterdam naar Den Haag gefietst en had hij bij oud-premier Hendrik Colijn aangebeld om hem zijn diensten aan te bieden.

Puchinger was aanvankelijk een man met rotsvaste overtuigingen die geen blad voor de mond nam, maar met een eigen tijdschrift (Polemios) de zijns inziens wat te gearriveerde, gezapig geworden gereformeerde wereld onder vuur nam. Later verruilde hij de polemiek voor het gesprek – wat onder andere naar voren komt in de twaalf thematische interviewbundels die hij publiceerde. Puchinger had toegang tot iedereen, tot ministers en andere politici van naam, tot beroemde theologen als bijvoorbeeld de toen nog jonge Joseph Ratzinger (de latere paus Benedictus XVI): hij won hun vertrouwen in een voorgesprek, en interviewde niet om hen erin te laten lopen maar om ze uit te laten praten. Omdat ze wat te vertellen hadden.

Weinig erkenning

Puchinger werkte jaren lang voor de Bataafsche (Shell) om daar het werk van zijn grote leermeester Carel Gerretson (bekend als de dichter Geerten Gossaert) af te ronden (een bedrijfsgeschiedenis) en Gerretsons verzamelde werken en een deel van zijn correspondentie (met de historicus Pieter Geyl en de dichter P. N. van Eyck) uit te geven. Maar zijn bestemming vond hij in 1971, toen hij benoemd werd tot hoofd (zo heette dat toen nog gewoon) van een documentatiecentrum dat archieven uit de wereld van het Nederlands protestantisme vergaderde en ontsloot, daarover publiceerde en congresseerde. Hier, aan de Vrije Universiteit, werd hij de docerende en converserende spil van een uitgebreid netwerk van onderzoekers en schrijvers die zich verdiepten in de wereld, de levens en de ideeën van de grote, invloedrijke mannen uit de neo-gereformeerde zuil: Abraham Kuyper, de al genoemde Colijn, de landvoogd Idenburg, etcetera, etcetera.

Veel erkenning heeft Puchinger niet gekregen. Aan zijn functie werd geen professoraat verbonden. Hij was van mening dat historici, na gedegen onderzoek, een toegankelijk verhaal moesten vertellen, leesbaar moesten schrijven, de grote daden uit het verleden aan het heden en de toekomst moesten meegeven, en zich niet moesten verliezen in tellen en meten, statistieken en diagrammen. Die mening was toen minder gangbaar dan nu, en zorgde ervoor dat vakhistorici hem niet in alle opzichten even serieus namen. Er was wederkerig iets van nauwelijks verholen minachting bij Puchinger voor al die andere vakbroeders: ze sloten zich op in een ivoren toren van wetenschap om de wetenschap, en wilden niet, konden niet, het vuur doorgeven dat eerdere generaties tot grootse daden had geïnspireerd.

De tragiek van dit leven was een beetje, dat diezelfde vakhistorici hem in 1998 op een wetenschappelijke doodzonde meenden te hebben betrapt. In publicaties over Colijn (die zijn carrière begon als KNIL-officier en topman van Shell, en in de jaren twintig en dertig vijf kabinetten als minister-president had geleid) had Puchinger het feit dat Colijn een maîtresse had gehad, in een voetnoot in een vuistdik boek weggestopt en Colijns rol bij de Lombok-expeditie (‘onaangenaam werk’) verzwegen.

Puchinger wist dat allemaal wel, maar was bang dat het noemen van deze smet de toegang tot al die zaken die Colijn wel goed had gedaan, zou belemmeren. Misschien voorvoelde hij iets van een zich breed makende drang om fouten en schandvlekken uit het verleden eenzijdig te belichten en een gepaste trots op ons nationale verleden ongedaan en voorgoed onmogelijk te maken. Als hij iets haatte, was het die drang om met scepsis en ironie het verleden te ‘debunken’. Als vrij man wilde en kon Puchinger bewonderen. Hij nam wraak door zijn 32.500 boeken naar Princeton te laten transporteren, waar de universiteit hem wel had weten te waarderen. En hij besloot dat die historici niet met hun vieze vingers in zijn archief mochten gaan zitten wroeten en liet dat archief dus 25 jaar lang verzegelen.

Biechtvader van Van Agt en Wiegel

In zijn houding ten opzichte van het verleden ligt een deel van Puchingers actuele relevantie. Wat hem ook relevant maakt, is zijn rol op de achtergrond van de politiek. Hij was nergens officieel lid van, maar was overal bij – dat althans is de voorlopige indruk op grond van de bronnen die we tot nu toe kennen. Op de een of andere manier speelde hij een rol bij de totstandkoming van het eerste kabinet-Van Van Agt (1977-1981), na de verkiezingsoverwinning van PvdA-boegbeeld Joop den Uyl. In een documentaire over Puchingers leven prijzen Dries van Agt en vice-premier Hans Wiegel hem zeer. Van Agt noemde hem zelfs de ‘biechtvader’ van zijn kabinet. De opening van Puchingers archief gaat ons dus nog veel leren over de recente politieke geschiedenis.

Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.    

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!