Vanaf jaarlijks 60.000 statushouders vist de ‘arme jonge huurstarter’ altijd achter het net
Inzake asielmigratie komt het vaak voor dat men cijfers misleidend presenteert. In een eerder stuk beschreef ik hoe wetenschappers, journalisten en ambtenaren steeds weer opnieuw beweren dat asiel ‘maar 10 of 12 procent van de totale immigratie uitmaakt’. Op zichzelf is dat waar, maar men ‘vergat’ er bij te vertellen dat asielzoekers, in tegenstelling tot studie- en arbeidsmigranten, zelden het land weer verlaten. Daardoor maken asielmigranten minstens een kwart uit van het migratiesaldo. En het migratiesaldo is nu juist allesbepalend voor bevolkingsgroei en -beleid. Die ‘10 of 12 procent’ was dus feitelijk juist en toch enorm misleidend.
Bij de toewijzing van sociale huurwoningen aan statushouders gebeurt iets vergelijkbaars. Die toewijzing stuit bij de bevolking op toenemende weerstand. Velen begrijpen dat zijzelf – of anders hun kinderen en kleinkinderen – veel minder kans maken op sociale huur omdat statushouders voorrang krijgen. Een recente Volkskrant-peiling wijst uit dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking geen begrip heeft voor dit voorrangsbeleid. En wellicht juist omdát het voorrangsbeleid omstreden is en het de zittende bevolking enorm benadeelt, wordt het vaak gebagatelliseerd.
Misleidend
Een recent voorbeeld is een interview in De Telegraaf met Anne-Jo Visser, de directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties:
Het idee leeft dat bijna alle vrijkomende sociale huurwoningen naar statushouders gaan.
‘O ja? Bij wie leeft dat idee?’
Nou, bij veel Telegraaflezers zeker.
‘Dan is het mooi om dat te ontkrachten. Er gingen vorig jaar 723 sociale huurwoningen naar statushouders, van de 9.578. Zo’n 7,5 procent dus, dat is vrijwel elk jaar zo. Daarmee zit Amsterdam flink onder de doelstelling die de stad van het Rijk krijgt.’
Wat klopt hieraan niet? Die 7,5 procent klopt gewoon. Dat kun je narekenen. Wat niet klopt – zelfs ronduit misleidend is – is de vergelijking met álle 9.578 woningtoewijzingen. Of dit onkunde of opzet is, doet er niet toe. Het gebeurt en dat is kwalijk.
Je moet hier namelijk vergelijken met starters op de sociale huurwoningmarkt. Want een doorstromer die van de ene naar de andere sociale huurwoning gaat, verandert niets aan de beschikbaarheid van huurwoningen. Die bezet de nieuwe woning, maar geeft de oude woning weer vrij voor verhuur aan een ander.
De cruciale observatie hier is: een sociale huurstarter heeft er niets aan als iemand doorstroomt van de ene naar de andere sociale huurwoning. Er komt dan namelijk geen woning vrij voor die sociale huurstarter. Een sociale huurstarter moet het dus niet hebben van doorstromers, maar van uitstromers, dus van sociale huurwoningen die vrijkomen omdat iemand overlijdt of verhuist naar vrije huur of koop. En het aantal woningtoewijzingen aan starters is veel kleiner dan het totaal aantal woningtoewijzingen.
In Amsterdam ging in 2021 – het meest recente jaar waarvoor ik data kon vinden – 62 procent van de toewijzingen naar starters. Stel dat dit voor 2022 ook het geval was. Dan zouden er 5.938 woningen aan starters zijn toegewezen. En daarvan dus 723 naar statushouders. Dat komt neer op afgerond 12 procent: een stuk meer dan de genoemde 7,5 procent.
Ruim twee keer zoveel als 7,5 procent
Maar dit is nog maar de helft van het verhaal. Voor een zuivere vergelijking moet je eigenlijk vergelijken met starters jonger dan 65 jaar met een inkomen onder de huurtoeslaggrens. Want dat is de groep ‘jonge arme huurstarters’ waarmee statushouders concurreren. En ook de groep waar zij zelf toe behoren. Statushouders zijn op het moment dat ze starten op de sociale huurmarkt namelijk vrijwel altijd arm én jonger dan 65 jaar.
Volgens de meest recente cijfers die ik kon vinden gaat landelijk 71% van de sociale huurwoningen in de ‘huurtoeslagdoelgroep’ naar mensen jonger dan 65 jaar. Stel dat die 71 procent ook geldt voor starters in Amsterdam. Dan zou in Amsterdam 17% (723 uit 4.216) van de woningtoewijzingen aan starters onder 65 jaar en onder de huurtoeslaggrens naar een statushouder te gaan. Dat is ruim twee keer zoveel als de genoemde 7,5 procent.
Bagatellisering
Amsterdam voldoet echter lang niet aan de taakstelling van het Rijk. Ze huisvesten veel minder statushouders dan de bedoeling is. Als we landelijk kijken, dan blijkt het aantal huurwoningen dat naar statushouders gaat ongeveer twee keer zo hoog te liggen.
Ook landelijk zien we keer op keer dat men het beslag van statushouders op sociale huur bagatelliseert met dezelfde drogredenering. Onder meer WNL, RTL, de NOS, de overheid, de Woonbond en de Adviesraad Migratie deden dat de afgelopen jaren. Recent schreef de NOS bijvoorbeeld: ‘Ook asielzoekers die al weten dat ze mogen blijven verblijven vaak lang in de opvang omdat er te weinig woningen zijn. Zo’n 8 procent van de sociale huurwoningen gaat naar deze zogeheten statushouders. Op dit moment verblijven er volgens het COA zo’n 62.000 mensen in de asielopvang, onder wie bijna 15.700 statushouders.’
Als we weer alleen kijken naar de toewijzingen van starters onder 65 jaar en onder de huurtoeslaggrens, dan ging over de periode 2015-2021 circa 33 procent van alle toewijzingen naar statushouders. Tabel 1 geeft een berekening op basis van de beschikbare data.
Helaas ontbreken voor de jaren 2019-2021 de data voor het aandeel toewijzingen aan starters. Ik heb deze recent opgevraagd bij Aedes, de koepel van woningbouwcorporaties. Die verwezen mij weer door naar Woningnet. Maar zowel van het kastje als de muur heb ik nog geen recente cijfers mogen ontvangen. Voorlopig moeten we het dus met deze cijfers doen. Kennelijk zijn deze data erg ‘gevoelig’.
Tabel 1: Toewijzingen van sociale huurwoningen aan personen onder 65 jaar, onder inkomensgrens Wet op de huurtoeslag (Wht)
Het voorgaande riep bij mij de vraag op: ‘Vanaf welke asielinstroom gaan alle sociale huurwoningen naar statushouders?’ Dat blijkt zo te zijn bij ongeveer 70.000 eerste asielverzoeken per jaar. Hoe zit dat?
Een niet zo onrealistisch scenario
Per eerste asielverzoek is er de laatste jaren ongeveer één statushouder. En per statushouder is er volgens een vuistregel van de overheid 0,6 huurwoning nodig. Bij 70.000 statushouders per jaar zijn er dus 42.000 woningen nodig. En volgens Tabel 1 werden er de afgelopen jaren gemiddeld 42.144 woningen toegewezen aan starters jonger dan 65 jaar onder de huurtoeslaggrens. Bij die instroom gaan dus álle woningen die vrijkomen naar statushouders.
Het aantal toewijzingen aan starters jonger dan 65 jaar met een inkomen onder de huurtoeslaggrens daalt echter. Stel dat we uitgaan van het aantal toewijzingen in de periode 2019-2021, zo’n 37.000 per jaar. Dan betekent bij voorrang voor statushouders dat er vanaf ruim 60.000 statushouders per jaar nóóit meer een sociale huurwoning vrijkomt voor een ingezetene. En gezien de hoge ramingen waar de overheid regelmatig mee komt, is dat scenario misschien minder onrealistisch en dichterbij dan op het eerste gezicht lijkt. Temeer omdat er nu al 15.700 statushouders in asielzoekerscentra wachten op een woning, volgens het eerder genoemde NOS-artikel.
Hoe meer statushouders hoe langer de wachttijden
Naarmate we dichter naderen tot het scenario dat alle sociale huur naar statushouders gaat, neemt de wachttijd toe, voor ingezeten huurstarters jonger dan 65 jaar met een inkomen onder de huurtoeslaggrens. Gemiddeld was in de periode 2015-2021 hun wachttijd anderhalf maal zo lang door asielmigratie. Een concreet voorbeeld kan dat verduidelijken. Stel dat je nummer 12 op de wachtlijst bent en er komen in jouw gemeente jaarlijks 3 woningen vrij. Dan moet je 4 jaar wachten. Maar als één op drie woningen (33%, zie Tabel 1) naar een statushouder gaat, komen er effectief maar 2 woningen vrij per jaar en moet je 6 jaar wachten. Anderhalf maal zo lang dus.
Verdubbelt de instroom van statushouders, dan worden de wachttijden drie keer zo lang. Om bij het vorige voorbeeld te blijven: bij een verdubbeling van de instroom gaan twee van de drie woningen die jaarlijks vrijkomen naar een statushouder. Effectief komt er dus maar één woning per jaar vrij voor een ingezetene. En dan moet jij als nummer 12 op de wachtlijst dus 12 jaar wachten. Drie keer zolang dus.
En verdriedubbelt de instroom van statushouders, dan gaan álle sociale huurwoningen voor starters jonger dan 65 jaar met een inkomen onder de huurtoeslaggrens naar statushouders. Dan is de wachttijd voor ingezetenen dus oneindig. Zouden NOS c.s. dan nog steeds volhouden dat maar 8 of 16 of 24 procent van de sociale huur naar statushouders gaat?
Jan van de Beek is wiskundige en antropoloog en promoveerde op de geschiedenis van het economisch onderzoek naar het Nederlandse migratiebeleid. Hij is een van de auteurs van het rapport ‘Grenzeloze Verzorgingsstaat’, hier te downloaden. Hij werkt nu aan een actueel boek over bevolkingsgroei en migratiebeleid in het Nederland van nu en straks.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!