Van de Russen via Samsom naar Rob Jetten: steeds weer wordt komst van kernenergie naar Nederland gefrustreerd

BOUWMAN190423-kernenergie
VVD’er Ed Nijpels en PvdA’er Diederik Samsom bij de presentatie van het concept-Klimaatakkoord, 10 juli 2018. Beiden hielden de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland tegen. Foto ANP Branko de Lang.

Eerst werden kerncentrales onder invloed van de Sovjets in verband gebracht met de atoombom. Later was er Tsjernobyl. Toen waren er activisten in de politiek, zoals PvdA’er Diederik Samsom, die kernenergie tegenhielden.  Een meerderheid van de Nederlanders wil kernenergie, maar al decennialang wordt er gesaboteerd en op de rem getrapt. Nederland en kernenergie: waarom een happy end al 70 jaar uitblijft.

Vorige week kreeg D66-minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) van het door hem ingestelde ‘Expertteam Energiesysteem 2050’ een rapport overhandigd met het advies om voorlopig rustig aan te doen met kernenergie. In elk geval zouden geen ‘onomkeerbare stappen’ mogen worden gezet.

In de vorige aflevering van Wynia’s Week werd het rapport van het Expertteam gerecenseerd door Arnout Jaspers, die terecht constateerde dat de passages over kernenergie helemaal in de lijn der verwachting lagen. De auteurs immers zijn ‘allemaal bureaucraten en academici uit de duurzaamheidsbubbel’.  

Jetten wil ook niet, niet heus

De samenstelling van het Expertteam draagt onmiskenbaar het stempel van minister Jetten, schreef Jacques Hagoort reeds in januari in Wynia’s Week. ‘Vrijwel alle disciplines die volgens de minister ook maar iets te maken hebben met klimaat zijn vertegenwoordigd. Wat te denken van omgevingspsychologie, duurzame financiering, beleidsanalyse, innovatie en brede welvaart, om er maar een paar te noemen. En er is ook een plek ingeruimd voor een vertegenwoordiger van de actievoerende klimaatjongeren, een klimaatversie van de excuustruus. Energie-experts met praktische ervaring in energieopwekking en distributie maken géén deel uit van het Expertteam.’

Jetten ziet weinig in kernenergie, benoemt adviseurs waarvan hij weet dat ze er net zo over denken en is voornemens hun bevindingen te gebruiken om zoveel mogelijk af te doen aan het in het regeerakkoord opgenomen plan om twee nieuwe kerncentrales te bouwen. Je hoeft niet eens héél cynisch te zijn om te vermoeden dat de vork zo ongeveer in de steel zit.

Het verhaal over kernenergie in Nederland lijkt maar geen happy end te krijgen. Terwijl het, alweer lang geleden, zo mooi begon. We waren er zelfs vroeg bij, zoals dat heet.

Isotopenseparator

Al in 1939 schafte de Nederlandse regering een partij van 10 ton natuurlijk uranium aan, bedoeld voor kernfysisch onderzoek. De plannen om een kernreactor te ontwikkelen werden na de Duitse bezetting concreet. In het Amsterdamse laboratorium van de Stichting voor Fundamenteel Onderzoek der Materie (FOM) sleutelde de briljante fysicus Jaap Kistemaker (1917-2010) aan een grote elektromagnetische isotopenseparator. Daarmee werd in 1952 voor het eerst uranium verrijkt. De brandstof voor kerncentrales was nu in Nederland beschikbaar.   

Dat kon natuurlijk niet zonder gevolgen blijven. In een Nota inzake de kernenergie kondigde minister Jelle Zijlstra van Economische Zaken in 1957 de bouw aan van een eerste Nederlandse kerncentrale. Al in 1975, zo meende de minister, zou de helft van onze elektriciteitsproductie kunnen bestaan uit atoomstroom.

De eerste campagne tegen kernenergie

Maar niet iedereen was blij. Voor het communistische partijdagblad De Waarheid waren de nieuwe ontwikkelingen het sein om een campagne tegen kernenergie te starten. Onder aanvoering van redacteur Wim Klinkenberg ging de CPN-krant er met gestrekt been in.

Het onderzoek naar uraniumverrijking waaraan Kistemaker leiding gaf, had, zo schreef De Waarheid, het heimelijke doel om de Duitse Bondsrepubliek aan atoomwapens te helpen. In Hitlers Derde Rijk was het atoomprogramma nooit echt van de grond gekomen.

De West-Duitse bondskanselier Konrad Adenauer, zo luidde de redenering, wilde zich voor die omissie revancheren en zo alsnog heel Europa aan Duitsland onderwerpen. De beschuldiging dat Kistemaker een pro-Duits oorlogsverleden zou hebben, maakte de communistische complottheorie compleet.

Ook nadat Klinkenberg in 1963 wegens al te grote sympathie voor de Sovjet-Unie was ontslagen bij De Waarheid – vijf jaar later werd hij vicevoorzitter van de journalistenvakbond NVJ – ging hij door met zijn kruistocht tegen ‘Atoombommaker Kistemaker’. In 1971 verschenen zijn verdachtmakingen ook in boekvorm. En hoewel slechts weinig mensen ertoe neigden om Klinkenbergs paranoïde betoog van a tot z te onderschrijven, droegen zijn publicaties er wel aan bij dat kernenergie en kernwapens steeds vaker werden gezien als twee kanten van dezelfde apocalyptische medaille.

In linkse kring hadden ze er inmiddels een woord voor: de atoomstaat. Daarbij hoorde het angstaanjagende visioen van een ‘stralende’, radioactieve toekomst waarin nucleaire energie en nucleaire wapens niet meer van elkaar waren te onderscheiden. In manifesten tegen kernenergie ging het meestal al na een paar zinnen over Hiroshima en Nagasaki, de Japanse steden waar in 1945 de eerste atoombommen tot ontploffing waren gebracht.

Bommen, centrales

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig bleek hoezeer kernenergie en kernwapens lotgenoten waren geworden. In het kielzog van de massale atoompacifistische protestbeweging tegen eerst de neutronenbom en daarna de plaatsing van kruisraketten, beleefde ook de anti-kernenergiebeweging haar hoogtijdagen. Bij de in 1969 geopende kerncentrale in Dodewaard vonden rumoerige blokkadeacties plaats en een anti-kernenergiedemonstratie in Arnhem trok in 1981 zo’n 40.000 deelnemers.

Behalve in Dodewaard was er sinds 1973 ook een centrale in Borssele. Maar nog steeds stelde kernenergie in Nederland weinig voor. Omdat uitbreiding inmiddels net zo gevoelig lag als het kruisraketten-dossier, werd er van regeringswege een drie jaar durende Brede Maatschappelijke Discussie (BMD) over het energiebeleid opgetuigd. Het evenement – met plaatselijke discussies in bijna alle gemeenten – trok weinig bekijks, maar dat weerhield de Stuurgroep BMD er in 1984 niet van om te concluderen dat er voor nieuwe kerncentrales onvoldoende draagvlak bestond.

Tsjernobyl

Korte tijd later kwam er niettemin een doorbraak, althans zo leek het. Het CDA/VVD-kabinet van Ruud Lubbers nam in januari 1985 het principebesluit dat er tenminste twee nieuwe kerncentrales bij mochten komen. Met de bouw zou in 1988 moeten worden begonnen. Verwacht werd dat de eerste nieuwe centrale in 1995 in werking zou kunnen treden en de tweede voor het jaar 2000.

Tsjernobyl veranderde alles. Nabij de Oekraïense stad – toen nog onderdeel van de Sovjet-Unie – deden zich in april 1986 twee explosies voor in de reactor van een verouderde kerncentrale. Ruim tweehonderd mensen – brandweerlieden en werknemers van de centrale – liepen zoveel straling op dat ze er acuut ziek van werden, waarvan er veertig overleden.

De radioactieve wolk die over Europa trok, veroorzaakte – hoewel niemand in Nederland er ziek van werd – veel angst en onzekerheid. Alle plannen voor nieuwe kerncentrales verdwenen onmiddellijk in de onderste la en ook kwamen er in 1994 sluitingsdata voor Dodewaard en Borssele.

De rol van kernenergie leek voorgoed uitgespeeld. Het tot dan toe belangrijkste argument van de voorstanders van atoomstroom – het is relatief goedkoop – vond nergens nog gehoor. Maar toen klimaatverandering rond de eeuwwisseling een groot thema werd, vielen andere argumenten plots wél in de smaak.

Het valt niet te ontkennen: kernenergie is nagenoeg CO2-neutraal. Een groot verschil met biomassacentrales, gascentrales en kolencentrales. Bovendien kan kernafval – al willen de gesubsidieerde activisten dat niet weten – veilig worden opgeslagen en nemen kerncentrales weinig ruimte in. Drie centrales kunnen evenveel stroom produceren als zo’n 240 vierkante kilometer aan zonnepanelen. Of net zoveel als een windmolenpark op land van zo’n 1400 vierkante kilometer. Niet onbelangrijk voor een klein land met een explosief groeiende bevolking.

Sinds een jaar of vijf stellen opiniepeilers vast dat een meerderheid van de Nederlanders niet langer bezwaar heeft tegen kernenergie. Zelfs linkse kiezers zijn vaker vóór dan tegen.

En nu?

En op het Binnenhof? Mark Rutte smeedde in 2012 een kabinet met PvdA-leider Diederik Samsom. Eén van de zaken die het voormalige anti-kernenergieboegbeeld van Greenpeace wist te bedingen, was dat er – in ruil voor de door Rutte gewenste strenge begrotingsregels – ambitieus klimaatbeleid op poten werd gezet.

Het voornemen kreeg in 2013 de vorm van een Energieakkoord tussen de overheid en een gezelschap van ruim dertig belangenorganisaties, met een sterke oververtegenwoordiging van Samsoms voormalige kameraden uit het groene actiewezen. Over kernenergie werd in het akkoord – uiteraard – niet gerept.  

In de ministerraad kwam het thema niet aan de orde. VVD-ministers – Henk Kamp is een bekend voorbeeld – waren persoonlijk misschien wel voor kernenergie, maar zeiden dat niet in de ministerraad. Een enkele PvdA-minister zal ook voor zijn geweest – Ronald Plasterk is een bekend voorbeeld – maar had onder het regime-Samsom al helemaal geen kans.

D66: nu ook tegen

Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 werd D66 de belangrijkste regeringspartner van Rutte. De VVD wist tijdens de formatie te bedingen dat de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders van Shell en Unilever zou worden afgeschaft; D66 – op de kiezersmarkt verwikkeld in een felle concurrentiestrijd met GroenLinks – sleepte binnen dat Nederland ‘klimaatkoploper’ ging worden.

Zodoende kregen we in 2019 een Klimaatwet, waarmee het klimaatbeleid voor meer dan dertig jaar werd vastgelegd. Het idee kwam uit de koker van de actiegroep Milieudefensie, die al in 2008 een dergelijke wet had voorgesteld en samen met Natuur en Milieu zelfs een complete wettekst schreef.

Zijspoor

Ook kwam er in 2019 een Klimaatakkoord met inhoudelijke maatregelen. De deal werd voorbereid door een Klimaatberaad, met VVD’er Ed Nijpels als voorzitter en PvdA’er Diederik Samsom als vooraanstaand lid.

Geen wonder dus dat kernenergie in het Klimaatakkoord op een zijspoor werd gerangeerd. D66, waar in 2009 volgens toenmalig D66-Kamerlid Boris van der Ham nog wel denkruimte was ten gunste van kernenergie, was inmiddels geradicaliseerd tot verklaard tegenstander.

Sinds 2019 is Samsom kabinetschef van Frans Timmermans, vicevoorzitter van de Europese Commissie. Samen met zijn baas en partijgenoot zette hij de Europese Green Deal in elkaar, het megalomane plan dat de Europese Unie in 2050 klimaatneutraal, inclusief en biologisch moet maken.

Samsom, zou je kunnen zeggen, is de belichaming van de transformatie die de milieubeweging sinds de eeuwwisseling heeft doorgemaakt: van de straat naar de staat. ‘Ga eens kijken hoe organisaties als Natuur en Milieu, Greenpeace en Natuurmonumenten zijn gehuisvest,’ adviseerde wetenschapsjournalist Simon Rozendaal in 2007. ‘De schitterende panden tonen net als in de Gouden Eeuw waar de macht zetelt.’

Groene lobbycratie

Het verwijt dat Greenpeace en co te vaak aan te veel touwtjes trekken, voegde Rozendaal eraan toe, geldt vooral de politiek. Die heeft de zogenaamd ‘groene’ clubs met miljoenensubsidies vetgemest en nodigt ze voortdurend uit om zitting te nemen in overlegorganen, adviesgroepen, commissies en – zie boven –  expertteams. Daar vormen ze een hardnekkige prop die de doorbraak van kernenergie blokkeert.

Terwijl het in het coalitieakkoord van december 2021 vermelde argument dat we met kernenergie minder afhankelijk worden van de import van gas, sinds de Russische invasie van Oekraïne actueler is dan ooit.

‘In ’t verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal.’ Als die tegeltjeswijsheid, ontleend aan een gedicht van Willem Bilderdijk, voorspellende waarde heeft, hoeft de meerderheid van Nederland die meer atoomstroom wil, voorlopig nergens op te rekenen.

Geen krant in Nederland volgt het klimaat- en energiebeleid in Nederland zo kritisch als internetkrant Wynia’s Week. Dat wordt mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee? Hartelijk dank!