Martin Sommer: Van de kerk kon je je losmaken maar aan het staatsgezag kan niemand zich onttrekken
Door *Martin Sommer
Morgen verschijnt ‘De nieuwe standenstaat’ van journalist en historicus Martin Sommer, een onrustbarend relaas van zijn bevindingen als redacteur van de Volkskrant in Den Haag. Wynia’s Week biedt alvast een voorproefje met een selectie uit het derde hoofdstuk: Wie bewaakt de zielen?
Wat gebeurde na de massale ontkerkelijking was te voorzien, al voorzagen weinigen het. De staat nam de fladderende zielen over van de kerk, inclusief het voorschrift van de Nieuwe Katechismus dat onze opdracht is gelukkig te worden. Ik zag in de plaatselijke krant een foto van de Haarlemse burgemeester, zelf gepekeld in de gereformeerde sectie van het CDA, die met een bijna devote glimlach de regenboogvlag hees vanuit de toren van de Oude Bavo.
De wereldlijke macht had zich ontfermd over de opdracht van de geestelijke macht. De geloofsgemeenschap was weggevallen, en daarmee veranderde ook het spiegelbeeld in de wereld, het burgerschap. De opdracht aan de mens was niet langer omhoog te streven, hij moest juist zichzelf worden om gelukkig te zijn. ‘Gewoon jezelf kunnen zijn’ was in de jaren tachtig een verkiezingsleus van de liberale partij VVD. Het woord individualisering werd pasmunt, en was de samenvatting van het afwerpen van de verstikkende deken van de kerk. De strijdkreet van de vrouwenbeweging was ‘het persoonlijke is politiek’. Machtsverhoudingen kwamen ook in het persoonlijke leven tot uitdrukking.
Thorbecke
Nu maken we de omkering daarvan mee en is de politiek persoonlijk geworden. Het recht op de vormgeving van het eigen bestaan werd zo dwingend dat ook de viering van de orthodoxe islam met hoofddoek en allesbedekkende jurk als uitdrukking van de vrije wilsbeschikking werd gezien. Politiek moest je aanspreken op je authentieke zelf, anders telde het niet.
Thorbecke zou van dit soort privéliberalisme een bloedspuwing hebben gekregen. Vrijheid betekende voor de negentiende-eeuwse liberalen het in gezamenlijkheid vorm geven aan de toekomst van het land. De opdracht aan de burger was vooral níet zichzelf te zijn, ongeveer zoals Freud had bedacht dat de mens om volwassen te worden, afscheid moest nemen van zijn dierlijke instincten.
Sinds de jaren zeventig was er geen kerk meer om de mens op weg naar het persoonlijke geluk te begeleiden. De staat nam die taak gaandeweg over en de publieke zaak begon zich net als de kerk voordien met het privéleven te bemoeien. En dat was wel degelijk een omwenteling, een omkering. Honderd jaar lang, in de zestiende en de zeventiende eeuw, waren er bloedige godsdienstoorlogen gevoerd over het bezit van de zielen. Daarna kwam het tot wat de Grote Scheiding werd genoemd. Aan de innige verstrengeling van kerk en staat kwam een einde. Dat ging niet zonder slag of stoot. De kerk moest aan de wetten van de staat voldoen, in het ene land meer, in het andere minder. En de staat liet het particuliere zielenheil over aan de kerk. Tolerantie was een uitvinding van de zestiende eeuw, maar betekende aanvankelijk niet de kapitale deugd die wij ervan maken, de veronderstelling dat alle levensstijlen even respectabel zijn.
Tolerantie werd geboren als een soort schouderophalen over de misvattingen van de buurman, die het ware geloof niet aanhing of erger, helemaal niet geloofde. De beroemde Amerikaanse staatsman Thomas Jefferson (1743-1826) stelde vast dat het leven van ongelovigen weliswaar miserabel was, en nog miserabeler hun sterven, maar als de buurman in twintig goden gelooft, of in geen enkele, ‘it does not pick my pocket, nor breaks my leg’.
De staat bewaakt de gelijkberechtiging ook in het privéleven
Zo werd de liberale staat geboren in onverschilligheid, en zo zag het negentiende-eeuwse liberalisme eruit: aan de ene kant ontsteeg de burger zichzelf door zijn inzet voor het algemeen belang; aan de andere kant was zijn privéleven beschermd tegen de machtige arm van de staat.
De neutrale staat bemoeide zich niet met het privéleven, maar dat veranderde na de kerkverlating radicaal. Op die foto van de Haarlemse burgemeester met zijn diversiteitsvlag – de minister van Onderwijs had er overigens ook al een gehesen met zo’n zelfde devote glimlach – werd niet alleen de vrije gelijkheid van elk individu gevierd. Die vrije gelijkheid ging door de interventie van de staat deel uitmaken van een plan van de Voorzienigheid, een kerkelijk dogma waarover geen discussie meer mogelijk was. Activisten, juristen, journalisten, universiteiten, allemaal omhelsden ze de opdracht aan de staat om de gelijkberechtiging te bewaken, óók in het privéleven, de gedachten en de opvattingen.
Anneke Goudsmit en Van Agt
De liberale staat die zich voorheen van zijn eigen overweldigende zwaardmacht bewust was, veranderde ongemerkt maar ingrijpend. Uit naam van de gelijkheid was de staat de scheidslijn naar de maatschappij overgestoken, en weinigen realiseerden zich dat de staat die zich bemoeide met het zielenheil een geschiedenis van bloedige godsdienstoorlogen in zich droeg. Wie het waagde aan de waarheid te twijfelen, wachtte weliswaar niet langer de brandstapel, maar werd wel degelijk geëxcommuniceerd, al heette dat voortaan cancelen.
De scheiding van kerk en staat, van wat privé was en wat publiek, was het meest wezenlijke verschil tussen de oude standenstaat en de liberale democratie. Ooit schreef ik een artikel over de katholieke minister Van Agt en de strijd om de vrije abortus in de jaren zeventig. Vrouwen vochten om baas te worden over eigen buik. Van Agt wilde de abortuskliniek Bloemenhove sluiten, wat werd tegengehouden door hevig demonstrerende vrouwen. D66-politica Anneke Goudsmit zei in de Kamer dat ze dacht dat Van Agt ‘van een andere planeet’ kwam. En dat was ook zo. Het onbegrip tussen die oude wereld van gezag en gehoorzaamheid, en de nieuwe van beschikking over eigen lijf en leven, was totaal.
Sinds godsdienst en politiek van elkaar waren losgeraakt, dacht men dat ook de religieuze beleving in de politiek geen rol meer speelde. Wij veronderstellen dat politiek weliswaar in alle eeuwen over macht en gehoorzaamheid gaat, en tegelijkertijd denken we dat politiek anders dan vroeger een ding van zichzelf is.
Mark Lilla, een Amerikaans historicus, kenner van zowel Isaiah Berlin als Tocqueville, vroeg zich af of er niet nog altijd een geopenbaarde waarheid in de politiek schuilgaat. Hij schreef dat de rol van religie in de Amerikaanse politiek is beschreven en begrepen door Tocqueville, ‘en sindsdien tasten wij in het duister’.
Ook Lilla verbaasde zich over het feit dat er niet meer over kerk en staat wordt nagedacht, aangezien die Grote Scheiding zo wezenlijk is geweest voor de hele westerse cultuur. De kerk was weg, maar politiek kan geen leegte verdragen en de dorst naar verlossing bleef.
De wedergeboorte van de politieke theologie
Jezus zei weliswaar dat zijn rijk niet van deze wereld was, ‘maar van elke pagina schreeuwt de Bijbel ons toe dat wij anders moeten leven’.
Ik moest daaraan denken toen koning Willem-Alexander in de troonrede van 2022 zei: ‘Het zijn onzekere jaren. Niemand kan voorspellen hoe de wereld eruitziet als de kinderen van nu zelf kinderen hebben. Maar het zal anders zijn, want onze huidige manier van leven stuit op economische, sociale en ecologische grenzen. Dat vergt een andere economie en arbeidsmarkt. Een andere omgang met ruimte en natuur. Andere manieren van wonen, werken, ondernemen en reizen. En andere vormen van samenleven.’ Alles moest anders, om alles nieuw te maken. De politiek had wel degelijk een heilsboodschap. Wat wij meemaken, schreef Mark Lilla, is niets minder dan de wedergeboorte van de politieke theologie.
Banen voor uitgerangeerde politici
De Franse filosoof Renouvier schreef in 1870 al dat ‘de staat verantwoordelijk is voor de zielen’. Zoiets kon alleen maar in Frankrijk worden gezegd, waar de strijd tussen kerk en staat op het scherpst van de snede werd uitgevochten. In Nederland begon de verzuiling toen juist op gang te komen en was het ondenkbaar dat de kerken zo veel veren zouden laten. Pas een eeuw later was het zover en ook daarom is de vergelijking van Nederland met Frankrijk nu een interessante geworden.
Wij zijn nog altijd geobsedeerd door de overblijfselen van de verzuiling, maar daarvan resteert inmiddels alleen het geraamte dat vooral banen oplevert voor uitgerangeerde politici die zich haasten om Nederland telkens weer ‘een land van minderheden’ te noemen. Hoe meer minderheden, des te meer instellingen met behoefte aan directeuren. Voor hen geldt nog altijd de uitspraak van de socioloog J.A.A. van Doorn: baas in eigen huis, en het huis ten laste van de gemeenschap.
Er zijn grote belangen gemoeid met het in stand houden van die verzuilde nagedachtenis, maar de werkelijkheid lijkt elk jaar meer op die van Frankrijk. Het zogeheten maatschappelijk middenveld is nauw verknoopt met de staat, die diep ingrijpt in het leven van eenieder. De andere kant van die medaille is dat de burgerij ook verwacht dat er van bovenaf over het zielenheil wordt gewaakt. De oude liberale gedachte luidde dat ieder het recht had om zelf zijn eigen geluk na te jagen. ‘The pursuit of happiness’ was een van de onvervreemdbare rechten uit de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. Maar je moest het wel zelf doen, dat geluk najagen.
De filosoof Hans Achterhuis schreef al in 1979 het baanbrekende boek De markt van welzijn en geluk. Hij liet onverbloemd zien hoe het aanbod van profane zielzorg, met als volksbijbel het miljoenvoudig verkochte boek Ik ben o.k. Jij bent o.k. (1973), in buurthuizen, gespreksgroepen en wat dies meer zij, zijn eigen vraag schiep.
Buurthuizen zijn er allang niet meer, maar de staat bekommert zich meer dan ooit om het persoonlijke geluk en wat dat in de weg zou kunnen staan. Sinds enige tijd is er een regeringscommissaris die de grenzen bewaakt van het menselijk verkeer, inclusief wat betamelijk is in een flirt of het eerste verzoek om een afspraakje. De staat heeft zich tot doel gesteld niet alleen strafbaar gedrag te bestrijden, maar ook de persoonlijke onveiligheidsgevoelens tegen te gaan door de informele betrekkingen in geplastificeerde protocollen te gieten.
Dutch government pride
#loveislove, luidde de kreet op Twitter waarvan de overheid zich bediende tijdens de prideboottocht door de Amsterdamse grachten. Jaren geleden was de gaypride het particuliere initiatief van een aantal homobars, waaraan de gemeente vergunning verleende. Nu bestelden maar liefst drie ministeries, Onderwijs, Defensie en Financiën hun eigen boot om de blijde boodschap van de seksuele diversiteit mee te vieren.
Het laatste ministerie had de Belastingdienst afgevaardigd, wat een opmerkelijke blijk van zelfvertrouwen mocht worden genoemd, voor een dienst die minder bekendstond om zijn liefde dan om de hardheid waarmee duizenden mensen in het ongeluk waren gestort tijdens de toeslagenaffaire. ‘Dutch government pride’, twitterde de staat, alsmede de trotse beginselverklaring ‘dat je in dit land jezelf kunt zijn’. Hier had het algemeen belang zich getooid met de schaarse veren van een enkele bevolkingsgroep, en wie daarover de wenkbrauwen fronste had de tijd niet begrepen.
Wereldwijd geluk
Ongeveer gelijktijdig met de kerkverlating kwam in de jaren zeventig het geluksonderzoek op. Dat was geen toeval. Voor het nationale welbevinden was tot dan toe het bruto nationaal product de gebruikelijke maat geweest, maar de Amerikaanse minister Robert Kennedy had zich al eens laten ontvallen dat het bnp van alles vaststelde, behalve wat van wezenlijk belang is. Geld werd in het christendom altijd al gewantrouwd. Jezus ranselde de kooplieden de tempel uit omdat het ze aan een geweten ontbrak. Geld is een uitgesproken liberaal ruilmiddel: iedereen kan zelf beslissen wat hij ermee doet. Vandaar ook dat in een liberale samenleving de welvaart in productie en consumptie werd uitgedrukt.
Maar met materiële welvaart werd niet langer genoegen genomen om de temperatuur van de samenleving op te nemen. De Amerikaanse hoogleraar die van geluk een serieus onderwerp van studie wist te maken, heette Richard Layard. Zijn Nederlandse collega was ‘geluksprofessor’ Ruut Veenhoven, die het grote gebaar niet schuwde en een World Database of Happiness opzette. Het was een samenstel van pretentie en open deuren – hij wist te vertellen dat een gelukkig leven begint met het ontvangen van voldoende moederliefde. Meten is weten, en wereldwijd geluk is goed te onderzoeken, zei de hoogleraar in een vraaggesprek.
Brede welvaart
Hij vertelde ook dat zijn geluksonderzoek vanuit de sociologie aanvankelijk tegenwerking had ondervonden. Sociologen waren achterdochtig, dacht hij, omdat hun vak leeft van sociale problemen. Terwijl hijzelf bijvoorbeeld had aangetoond dat inkomensongelijkheid weinig uitmaakte voor geluksgevoelens. Wel was het zo, en daarin stemde hij in met zijn beroemde collega Layard, dat de grotere Cadillac van de buurman afbreuk deed aan het huiselijk geluk. Volgens Layard waren mensen het gelukkigst met ongeveer een modaal inkomen, en ook verder was opmerkelijk dat de geluksbeleving meer samenviel met het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid dan met VVD-opvattingen.
Geluksprofessor Veenhoven stelde vast dat zijn werk tegenwoordig onomstreden is en dat er behoefte bestaat aan geluksonderzoek. Dat was zeker waar. Een jaar of tien geleden deed in Den Haag het begrip Brede Welvaart zijn intrede. Progressieve partijen namen het op in de verkiezingsprogramma’s, gemeenten gingen de plaatselijke Brede Welvaart meten, het ministerie van Financiën ging ‘begroten voor brede welvaart’. Het CBS maakte een Monitor Brede Welvaart, met een hele rij variabelen die grafisch werden vormgegeven als het dashboard van een auto, met metertjes en knoppen; politici loopt het water in de mond bij het zien van knoppen waaraan zij kunnen draaien. Brede Welvaart mat gezondheid, vrijetijdsbesteding, sociale cohesie, veiligheid en ecologische voetafdruk.
De CBS-hoofdeconoom sprak net als Robert Kennedy over ‘dingen die het leven de moeite waard maken’. En uiteraard werd er vergeleken met andere Europese lidstaten. Al benchmarkend bleek Nederland nog altijd een tevreden natie, waarin meer dan 80 procent van de bevolking het leven een 7 of meer gaf.
In de wereldwijde vergelijking wees men altijd op het ‘straatarme bergstaatje’ Bhutan, waar de inwoners verrassend gelukkig zijn. Er bestond zelfs een wiskundige formule die het geluk in de Himalaya uitdrukte: 25+.03125+.000625+0.77. Arm maar gelukkig, schreef The New York Times, dankzij een verbod op roken en op televisiekijken, en het voorschrift zich traditioneel te kleden. De minister die erover ging, vertelde dat de tijdsbesteding van de Bhutanen nauwgezet werd gecontroleerd. Hoeveel tijd voor het gezin, hoeveel voor het werk, en ook was er ministeriële belangstelling of er wel voldoende werd gebeden.
De CBS-monitor bevestigde dat ook in Nederland regelmatig familiebezoek bijdraagt aan het bruto nationaal geluk. Ook minder stikstof maakte het leven meer de moeite waard, gendergelijkheid, klimaat en milieu. Wat anders dan in Bhutan weer niet werd gemeten, was de rol van bidden en kerkbezoek. Terwijl eerder onderzoek wel degelijk had uitgewezen dat de kiezers van ChristenUnie en SGP, dankzij hun godsvertrouwen door de bank genomen tevredener in het leven stonden dan ongelovigen. Ook het geluksgevoel dankzij de eerste ochtendsigaret, een mooi glas wijn bij een knappend haardvuur of met het hele gezin naar het all-you-can-eatrestaurant, had de monitor niet gehaald. Later bleek dat de emigratie vanuit het gelukkige Bhutan flink op gang gekomen was.
Moderne dogma’s
Wat je erin stopt, betekent in sociaalpsychologisch onderzoek over het algemeen ook wat er weer uit komt. Wat volgens de geluksstudies en volgens het CBS geluk was, paste verrassend goed bij het deugdzame leven van de quinoaklasse. De CBS-monitor besteedde opmerkelijk genoeg maar één enkele bladzijde aan botsende belangen of strijdige opvattingen. Zoals het in de economische wetenschap betaamt, werden conflicten ‘afruileffecten’ genoemd. Ook geluk was een schaars goed en de keuze voor meer vrije tijd zou ten koste kunnen gaan van de natuur, ook een factor die bijdroeg aan het geluk. Maar als het te druk wordt in het bos of op de hei, worden wandelaars chagrijnig en ook draagt die drukte niet bij aan de ecologische voetafdruk. Politieke strijd over opvattingen en waarden was hier kortom ingeruild voor paternalisme. Ik begon iets meer te begrijpen van de bezwaren van de collega-sociologen tegen het wereldgeluksstelsel van professor Veenhoven. Waarom eigenlijk nog verkiezingen, als de wereldomspannende database en de nationale Monitor Brede Welvaart ons vertellen wat het leven de moeite waard maakt? Als we het eens zijn over wat geluk is, als we dat kunnen meten en objectiveren, dan is het immoreel om geen maatregelen te nemen tegen mensen die tegen hun eigen geluk in leven.
De argumentatie van de kerk was langs dezelfde lijnen gegaan. De kerk wist immers duizend jaar lang hoe wij gelukkig moesten worden. De pastoor had zich altijd schaamteloos met het privéleven bemoeid. Er was één belangrijk verschil: voorheen kon je je losmaken van de lange arm van de kerk, al kostte dat soms worstelingen die ruimschoots hun weg vonden in de Nederlandse literatuur. Nu de staat de zielzorg had overgenomen, was er geen ontsnappen meer aan. De moderne dogma’s waren wetenschappelijk vastgesteld en niemand kon zich onttrekken aan het staatsgezag. Daarbuiten was geen heil, zoals men eertijds over de kerk placht te zeggen.
Martin Sommer, De nieuwe standenstaat, hoe het gelukkigste land ter wereld zijn goede humeur verloor, Amsterdam, Prometheus, 23,99 euro
*Martin Sommer (1956) werkte decennia bij de Volkskrant, waarvoor hij onder meer correspondent in Frankrijk en chef van de Haagse redactie was. Van 2010 tot 2023 schreef hij elke zaterdag de politieke column. Hij publiceerde eerder onder meer ‘Krantebeest’, ‘Heimwee naar Frankrijk’, ‘Onder onderwijzers’ en ‘Wat een held! Tien vaderlanders op een voetstuk’. Thans schrijft hij voor het weekblad EW.
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!