Twee vaders: die van Sami, de terrorist en die van Lola, het vermoorde meisje
Sami Amimour was een van de leden van het commando van drie jihadisten die een bloedbad aanrichtten in het Bataclan in Parijs. Op vrijdagavond 13 november 2015 parkeerden zij een zwarte polo voor de deur van het theater. Hier was net een optreden begonnen van The Eagles of Death Metal.
Met hun kalasjnikovs schoten zij eerst drie personen voor de entree dood. Vervolgens liepen zij de zaal in en openden het vuur op de 1500 bezoekers. Er vielen 90 doden.
Dat hadden er veel meer kunnen zijn. Niemand zal ooit weten hoeveel levens zijn gered door een politiecommissaris, die binnen een kwartier na het begin van de aanval ter plaatste was.
Deze held – die om veiligheidsredenen anoniem blijft – besloot tegen de regels in de komst van de elitetroepen niet af te wachten. Hij ging naar binnen en had vier kogels nodig om Amimour, die op dat moment op het podium stond, neer te schieten. Amimour stootte een kreet uit en activeerde vervolgens zijn bomgordel.
Nu deze week het proces van de aanslagen van 13 november – behalve het Bataclan waren ook het Stade de France en enkele restaurants en cafés het doelwit – is begonnen, wordt dit verhaal weer vaak verteld. Maar ook voor de vader van Amimour is veel aandacht in de media.
‘Waarom hebben ze Sami geradicaliseerd?’
Azdyne Amimour heeft alles gedaan om Sami, die 28 jaar werd, te overreden het pad van de radicalisering te verlaten, vindt hij. Hij reisde hem achterna naar Syrië.
In 2017 schreef Azdyne een email naar Georges Salines, de vader van Lola Salines, een van de slachtoffers. Lola, die voor een uitgeverij werkte, werd 29. ‘Ik wil met u over deze tragische gebeurtenis spreken’, schreef Amimour. ‘Omdat ik mij ook slachtoffer voel.’
Dat de Frans-Algerijnse Amimour zichzelf èn zijn zoon ook slachtoffers noemde, schokte Salines niet. Jihadisten zijn – ook al hebben ze er zelf voor gekozen een vreselijke misdaad uit te voeren en zijn zij om die reden uiteraard schuldig – inderdaad óók slachtoffers, meent hij. Slachtoffer van hun eigen gekte, slachtoffer van hun ronselaars.
Salines, een gepensioneerde arts, maakte een afspraak met de koopman Amimour (hij heeft een kledingzaak). De twee konden het goed met elkaar vinden. Vorig jaar publiceerden zij samen een boek.
’Het is altijd vreselijk om een kind te verliezen’, zegt Salines in een video dat het medium Brut deze week online zette. ’Het feit dat het ene kind een slachtoffer is en de andere kind een dader, verandert daar niets aan.’
Zoveel relativisme stuit tegen de borst. Dat de vader van een dader verdriet heeft over zijn dood zal best, maar wat heb je daar als vader van zijn slachtoffer mee te maken?
Salines begrijpt die kritiek. Maar hij is nieuwsgierig, wil weten waarom jonge mensen van de leeftijd van zijn dochter tot zoiets verschrikkelijks in staat zijn. Vandaar dus het boek. Amimour op zijn beurt deed mee aan het project om ‘de haat te doorbreken en deelgenoot te worden van het verdriet van de ouders van de slachtoffers.’
Of die overtuigd zijn van de ‘les van tolerantie en veerkracht’ zoals de ondertitel van het boek luidt, is zeer de vraag.
Maar eerst even iets anders. Azdyne werd in 2016 geïnterviewd door Trouw. Daarin komt hij naar voren als iemand die alles en iedereen de schuld geeft van de dood van zijn zoon, maar nooit naar zichzelf kijkt. ‘Sami was vriendelijk’ vertelde hij toen. ‘Hij haalde al zijn examens in één keer, hij hield van dieren, hij huilde als hij wanhopige Syrische vrouwen en kinderen op tv zag… Waarom hebben ze hém gepakt? Waarom hebben ze hém geradicaliseerd?’
Salafistische buschauffeurs
Sami was introvert, maar deed het goed op school in de Parijse voorstad Drancy. Hij haalde zijn baccalaureaat en ging rechten studeren. Dat mislukte, waarop hij buschauffeur werd. Dat jaar – het Parijse openbaarvervoersbedrijf RATP staat bekend om het grote aantal salafistische chauffeurs – begon het. Hij liet een baardje staan en ging een djellaba dragen. Hij wilde naar Afghanistan of Jemen, om zogenaamd Arabisch te leren.
Waarom hij dat wilde? Foute mensen uit een beruchte moskee in de buurt moeten hem op dat idee hebben gebracht, opperde Azdyne toen. Maar Azdyne verdacht ook een erg religieuze buurman.
Doorslaggevend voor het proces van radicalisering zou een inval zijn geweest van de politie in 2012 waarbij Sami in alle vroegte thuis van zijn bed werd gelicht en geboeid werd afgevoerd.
Ook Azdyne werd met zijn vrouw Mouna geboeid, de ruggen tegen elkaar. Azdyne vroeg verschrikt: ‘Sami, wat heb je gedaan?’ De zoon zei: ‘Niks pap, echt, ik heb niks gedaan’. Azdyne zag hem geschokt toekijken hoe hij was vastgebonden. ‘Dat beeld heeft op hem ingewerkt. Daar is het gebeurd.’
Toen hij terugkwam van een verhoor van vier dagen was hij ‘een ander mens’, aldus Azdyne die toen op het moment van het Trouw-interview vast van plan was om een boek te schrijven over Sami en de harde Franse terreuraanpak. Want waarom moest de politie tot twee keer toe zijn deur inbeuken – het gebeurde nog een keer na de aanslagen – terwijl hij ook gewoon had kunnen opendoen?
Compleet ander verhaal
In het dialoog-boek vertelt vader Amimour een compleet ander verhaal. Nergens beweert hij nog dat de behandeling van de politie bruut of traumatisch was. Want inmiddels weet hij waarom de politie Sami toen moest hebben. Sami was van plan om met twee vrienden naar een jihadisten-trainingskamp in Jemen te vertrekken.
Maar ook al staan Azdyne de zaken nu wat scherper voor ogen, hij blijkt in de gesprekken met Salines nog steeds niet in staat tot zelfkritiek. Sterker nog, Azdyne – die zelf niet erg religieus is – blijft blind voor sommige elementen die waarschijnlijk een bodem hebben gelegd onder het extremisme van zijn betreurde zoon.
Zo begrijpen we dat hij afkerig was van Joden vanwege hetgeen zij de Palestijnen hadden aangedaan, ook al zegt hij er nu anders over te denken. We lezen dat hij na 11 september 2001 – Sami was toen 14 jaar – dacht dat de VS zelf achter de aanval op het WTC zaten.
Heel behulpzaam biedt Salines hem een nummer aan van een wetenschappelijk tijdschrift waarin alle complottheorieën over 9/11 worden ontzenuwd. Azdyne belooft het te lezen. Want alles dat hem tot dan toe onder ogen is gekomen, gaat in de richting van de twijfel: ‘Ik heb moeite gehad om te accepteren dat deze aanslag door moslims was gepleegd, deze aanslag en de aanslagen die er op volgden ook trouwens. Ik heb geen enkele sympathie voor Al-Qaida en ik ben geen islamist, maar ik moet niets hebben van de politiek van de VS in het Midden-Oosten en de rest van de wereld.’
Azdyne haalt ook herinneringen op aan zijn tijd als student in Caïro in 1967 tijdens de Zesdaagse Oorlog, toen hij aan het Suez-kanaal stond om de Egyptische troepen toe te juichen.
Aan die vormende tijd bewaart hij warme herinneringen. Zo bezien verbindt Azdyne de generatie van het panarabisme, dat gevoed werd met joden- en Israëlhaat, met die van zijn zoon die deze erfenis heeft ingebed in een islamistische variant.
Met andere woorden: het is niet verbazingwekkend dat zijn zoon de antisemitische, antizionistische en samenzweringstheorieën van IS en de Turkse creationist Harun Yahya aanhing.
Uiteindelijk blijft Azdyne steken in een slachtoffer-denken dat je niet anders kunt opvatten dan een bewuste strategie om te voorkomen dat hij ooit echt verantwoordelijkheid moet nemen door eerlijk te vertellen wat er mis is gegaan.
De media die nu bijna juichend berichten over deze bijzondere ontmoeting en het belang van ‘tolerantie en veerkracht’ onderstrepen, zouden zich moeten afvragen of dat wel verstandig is. De tolerantie leidt hier vooral tot begrip voor het islamisme waardoor een nuchtere kijk op de wortels van het jihadisme uitblijft.
Kleis Jager bericht regelmatig uit Frankrijk voor Wynia’s Week. Meer artikelen van Kleis Jager leest u HIER. Wilt u ook door een donatie aan Wynia’s Week deze onafhankelijke journalistiek mogelijk maken? Graag! Doneren kan HIER. Hartelijk dank!