Trump heeft zijn succes te danken aan de kloof tussen elites en werkende bevolking

graafland
‘Christopher Lasch schreef: De elites zijn niet langer geïnteresseerd om hun waarden te verspreiden onder de arbeidende klasse, want die is hopeloos racistisch, seksistisch, provinciaals en xenofoob, en niet meer te redden.’ Beeld: wikimedia commons.

‘Demigenders’. Het woord valt in een gesprek tussen Matt Gaetz, Republikeins afgevaardigde en Trumps keuze als minister van Justitie, en luitenant-generaal Richard Clark over een beurs voor nieuwe rekruten. Generaal Clark komt er niet uit wat het betekent, maar de beurs is specifiek bedoeld voor deze groep. Want ‘diversity, equity en inclusion’ (DEI) is volledig geabsorbeerd door het Amerikaanse leger. Je kunt een voorrangspositie krijgen als je nog niet weet tot welke ‘gender’ je behoort. Clark is opgezadeld met iets waar hij niet achter staat, niet weet wat het betekent maar waarvoor hij wel moet opkomen.

Een overzichtje van de academische terminologie tussen 1900 en 2024 laat zien dat woorden als diversiteit, gelijkheid, inclusie, sociale rechtvaardigheid en gemarginaliseerd zijn een enorme vlucht genomen hebben sinds de jaren zestig.

Trump

Trump laat geen ruimte voor het vocabulaire van DEI, hij heeft duidelijk gemaakt dat de universiteiten er iets aan moeten doen. En als ze niets doen aan de voortdurende antisemitische propaganda ten gunste van Hamas, kunnen ze hun accreditatie en hun belastingvoordeel kwijtraken.

Stevige taal in Amerika op dit moment. In Nederland blijft het doormodderen met antisemitische propaganda aan de universiteit. Geen decaan die haar vingers er aan wil branden. Het is niet zomaar een geplande onderwijshervorming van Trump. Universiteiten leveren de nieuwe intellectuele elites die straks het land besturen, van informatie voorzien en veelal de lakens uitdelen. De humaniora, de alfa- en gammawetenschappen waar die woorden vandaan komen, zijn links georiënteerd, zowel in Amerika als in Nederland. Noem het maar een strategische ingreep van Trump.

Hoe zat het ook alweer, het waren toch de Democraten, en niet de Republikeinen die als eerste opkwamen voor de zwarte bevolking in Amerika? Het was John F. Kennedy die in 1961 als eerste een Presidential Order uitschreef met daarin de term ‘affirmative action’ (voorkeurbeleid) waarmee sollicitanten gelijke kansen kregen in de economie ongeacht hun ras, kleur of nationaliteit. Affirmative action betekende voor Kennedy dat iedereen gelijke kansen kreeg. En niet dat de uitkomst van dit voorkeurbeleid voor iedereen gelijk was, zoals in de huidige betekenis.

Maar waren het wel de Democraten die zich inzetten voor de zwarte bevolking? Racisme is het meest gebruikte woord in het vocabulaire van de social justice-activisten in Amerika. De Civil Rights-wetgeving van 1964 was een belangrijke factor in het verbeteren van de constitutionele rechten van zwart-Amerika in het zuiden van het land. Maar politiek links kan dit succes niet alleen naar zich toetrekken. Uit het Congressional Record blijkt verrassend genoeg dat er meer Republikeinen dan Democraten voor de wet stemden.

Armoede daalde al eerder

Maar was het wel die Civil Rights wet? Opvallend is dat ruim vóór die wet de armoede onder de zwarte bevolking al aan het dalen was. Meer en meer mensen vonden in de jaren 1954 tot 1964 werk. Het was een individuele ambitie om werk te vinden, het was eigen initiatief en het had weinig te maken met overheidsprogramma’s of de inzet van intellectuele elites of politici.

Affirmative action’, schrijft Thomas Sowell, professor aan Stanford University, heeft maar weinig opgeleverd om de daadwerkelijke armoede te bestrijden. In heel veel gevallen gingen de voordelen naar de wat beter gesitueerden, en niet naar de economisch onderste laag die vaak niet wist hoe ze gebruik moest maken van die mogelijkheden.

Negatieve tendensen

De paradox is dat de politieke elites weinig tot geen aandacht schonken aan de opvallende vooruitgang onder de zwarte bevolking in de jaren voor 1960 die ze op eigen kracht realiseerde. Dat gebeurde pas toen de Civil Rights Act van kracht werd. Toen bleek dat in de periode na 1960 ook negatieve tendensen zichtbaar werden, zoals het verviervoudigen van het aantal zwarte baby’s die geboren werden uit alleenstaande moeders. En ook dat werd geen politiek probleem. Door de sociale hulpverlening van de overheid namen vaders minder verantwoordelijkheid voor hun kroost.

Jaren geleden schreef de historicus en criticus Christopher Lash al over de nieuwe terminologie. Lash was van mening dat de elites die de maatschappelijke problemen definiëren, het contact met de maatschappij kwijt zijn. De termen die we nu gebruiken als diversiteit, empowerment en identiteit bestonden al in die late jaren ’60. Alle minderheden hebben recht op respect, zo schrijft Lash, niet omdat ze een bijzondere prestatie geleverd hebben, maar door hun ellende uit het verleden. Maar taal kan dat niet oplossen, met onze preoccupatie met de juiste woorden veranderen we de werkelijkheid niet, dit leidt alleen maar tot een ‘therapeutische identiteitspolitiek’.

Taal is vanzelfsprekend nooit onschuldig, woorden doen er toe, maar ze veranderen de maatschappelijke werkelijkheid niet. Het woord ‘diversiteit’, iets wat op het eerste gezicht een goed idee lijkt, is omgeslagen in zijn tegendeel en wordt tot een nieuwe vorm van dogmatisme en uitsluiting. 

Elites

De elite waar Lash veel over geschreven heeft staat ver af van het dagelijks leven van de meer fysieke beroepen, ze leven in een wereld van abstracties en beelden, een gesimuleerde wereld, een ‘hyperrealiteit’. Lash situeert het begin van deze scheiding tussen elites en werkende bevolking in de jaren ’60. De culturele oorlogen, die hij letterlijk zo noemt, kun je het beste zien als een vorm van ‘klassenstrijd’. De elites zijn niet langer geïnteresseerd om hun waarden te verspreiden onder de arbeidende klasse, want die is hopeloos racistisch, seksistisch, provinciaals en xenofoob, en niet meer te redden.

Het gaat sinds die jaren zestig meer om het scheppen van alternatieve instituties waar je de domme ander (dwaallicht Sander Schimmelpenninck) niet langer tegenkomt. En die elite is voor een belangrijk deel opgeleid aan de Ivy Leagues, die nu loopt te demonstreren voor Hamas. Die scheiding tussen elites en werkende bevolking komt ook naar voren in het recente boek van Martin Sommer, De nieuwe standenstaat. Sommers boek heeft overeenkomsten met Joel Kotkins boek The Coming of Neo-Feudalism dat ik een tijdje geleden besprak. Die scheiding tussen elites en werkende bevolking lijkt mij de grondslag voor Trumps huidige politieke succes in Amerika.

Toegepast postmodernisme

Wat is er gebeurd in die periode sinds de jaren ’60-’70? Op de universiteit ontstond ‘toegepast postmodernisme’, een meer ‘gebruiksvriendelijke’ en handzamer versie van ‘postmodern’. Anders gezegd: activisme. Maatschappijtheorie, filosofie en deconstructivisme vielen uiteen in post-kolonialisme, schrijven Helen Pluckrose en James Lindsay in hun voortreffelijke boek Cynical Theories.

De oude garde van de jaren ’70 wordt nu ook gezien als blank, man, veelal op leeftijd, en vooral geprivilegieerd. Het onderscheid tussen ‘gender’ en ‘sekse’ vervaagt volledig zoals we in het begin zagen bij Clarck die ook niet weet wat ‘demigenders’ zijn. Het zogenoemde ‘sociaal constructivisme’ neemt een ongekende vlucht. Sociaal constructivisme ziet kennis en wetenschap op een lijn staan met je positie in de maatschappij. Dit is een postmodern politiek perspectief, een doodlopende weg, maar zeer populair op dit moment.

Er zijn twee nieuwe principes geïntroduceerd in de academische theorie: postmoderne kennis die zich verbindt met maatschappelijke posities, en een nieuwe politiek gericht op onderdrukte groepen in de maatschappij (geen klassen maar groepen). Dit betekent een breuklijn met de oude garde van de jaren ’60-’70, wier abstracte ‘deconstructies’ vooral intellectuele vingeroefeningen waren, uiterst complex in terminologie en onbruikbaar voor de politieke praktijk. In plaats daarvan is een veelstromenland van postkolonialisme ontstaan, waaronder queer-theorie, Critical Race-theorie, feminisme en gender studies vallen, maar ook de Hamasgekte.

Extreemrechts

De politiek van Donald Trump is er allergisch voor, en zeer waarschijnlijk krijgen de Amerikaanse universiteiten het zwaar te verduren. En wie weet heeft het effect op Nederland, we nemen immers alles lukraak over uit Amerika. Maar of dat in dit geval ook zo is, daar heb ik een hard hoofd in gezien het niet aflatende linkse commentaar op ‘rechts’ of ‘extreemrechts’.

Wat die laatste woorden betekenen is ook al niet duidelijk, het is niet rechts dat opschuift naar ‘extreemrechts’ zoals we overal horen, maar de Democraten die sinds 1996 steeds verder zijn opgeschoven naar links. In Nederland is het met links niet veel anders. Zie het kaartje hieronder.

Arie Graafland is emeritus-hoogleraar aan de TU Delft. Hij schrijft regelmatig voor Wynia’s Week, vooral over non-fictie boeken.   

Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!