Toen sociaaldemocraten nog praktisch, kordaat en populair waren
Ien Dales stierf in het harnas, als minister van Binnenlandse Zaken in het laatste kabinet-Lubbers. Ze was de populairste sociaaldemocraat sinds Joop den Uyl. De Utrechtse Dom, waar zij elke zondag trouw de hervormde dienst bezocht, puilde bij haar uitvaartdienst op 14 januari 1994 uit van de bewonderaars. De rouwstoet richting Arnhem telde honderden volgauto’s; op alle viaducten over de A12 stond het vol mensen die afscheid wilden nemen. ‘Het was’, schrijft haar biograaf Sylvester Hoogmoed, ‘alsof er een geliefde vorstin was heengegaan’.
Pontificaal sociaal is de goed gekozen titel van een levensbeschrijving die de markante hoofdpersoon bij wijze van spreken van dag tot dag volgt. Dat was nog niet zo eenvoudig, want Dales was een vrouw van weinig woorden. Ze had een pesthekel aan journalisten, hield geen dagboek bij, schreef nooit zelf een tekst en weigerde consequent iets prijs te geven over haar privéleven.
Hoogmoed was dan ook aangewezen op archieven, literatuur, verslagen in de media en bovenal interviews met ruim zestig vrienden, vriendinnen, collega’s en bekenden. Speculaties over de beweegredenen van zijn heldin zijn dan ook niet van de lucht: de tekst staat vol met kwalificaties als ‘waarschijnlijk’, ‘hoogstwaarschijnlijk’, ‘ongetwijfeld’ en ‘blijkbaar’. Toch is zijn portret van Dales een belangrijke bijdrage aan de geschiedschrijving van levensbeschouwelijk en politiek Nederland.
Van jeugdwerker tot directeur
Voordat Dales zich in navolging van haar leermeester dominee Willem Banning aansloot bij de Partij van de Arbeid was zij ruim twintig jaar actief bij het legendarische vormingsinstituut Kerk en Wereld in Driebergen. Ze begon daar als jeugdwerker, klom op tot cursusleidster en hoofd vormingswerk en eindigde als directeur. In die rol moest zij in 1975 ontslag nemen omdat haar staf het vertrouwen in haar had opgezegd.
Dales was bekneld geraakt tussen de geradicaliseerde marxistische vormingswerkers, de Hervormde Kerk en andere elkaar bestrijdende gremia. Hoogmoed wijst erop dat verlichte despoot Dales haar deconfiture voor een groot deel aan haar eigenzinnige karakter en autoritaire stijl te danken had. Wel had ze een imposant netwerk opgebouwd van politici, wetenschappers en leiders van allerlei maatschappelijke, kerkelijke en culturele instellingen opgebouwd. Werkelijk iedereen die ertoe deed, kwam op Dales’ uitnodiging in Driebergen langs om te spreken of te doceren.
Haar kordate manier van optreden kwam wel goed van pas bij het saneren van de Gemeentelijke Sociale Dienst van Rotterdam. Directeur Dales verzamelde de juiste mensen (onder wie geestverwant Jan Schaefer) om zich heen om de in de bureaucratie zoekgeraakte uitkeringsgerechtigden weer centraal te stellen in de organisatie. Ze had oprechte belangstelling voor de problemen van haar cliënten, naar wie ze als gewezen vormingswerkster goed kon luisteren. Tegelijkertijd zette Dales de bestrijding van fraude, tot dan toe een taboe, op de agenda.
De godvruchtige Dales was niet erg tevreden over de steun die ze ondervond van haar geloofsgenoten in de stad. ‘Voor de mensen in de kerk is de werkloosheid iets dat in de krant staat, maar ze hebben er zelf niets mee te maken en komen er ook niet mee in aanraking.’
Ook dominee Hans Visser van de Pauluskerk vond Dales op zijn weg. Toen hij een keer tijdens een debat uitriep ‘Jezus is solidair met de buitenlanders!’ was haar antwoord: ‘Je zal maar een Kaapverdiaan boven je hebben zonder vloerbedekking. Dan ga jij bij dat gebonk zeker roepen: “Jezus zit boven”’. Visser moest zich maar eens inleven in autochtone bewoners die steeds meer begonnen te klagen over de verkleuring van de oude wijken.
Intussen richtte Dales een speciale desk in voor de Surinamers die na de onafhankelijkheid massaal naar Rotterdam waren gekomen. Ze hadden weliswaar een Nederlands paspoort en spraken de taal, maar hoe Nederland werkte was voor hen een geheel nieuwe ervaring.
Geen loodgieterstassen
Dales, inmiddels vooraanstaand lid van de PvdA, had weinig op met de vakbondsvleugel in haar partij. Die lag dwars bij de broodnodige sanering van de sociale zekerheid, een klus die zij moest klaren als staatssecretaris in het onzalige vechtkabinet Van Agt-Den Uyl (1981-1982). Het duurde te kort om spijkers met koppen te slaan.
Opmerkelijk was wel haar weigering de beruchte loodgieterstassen met dossiers mee naar huis te nemen. Tijdens vergaderingen had ze er plezier in de enveloppen met de benodigde stukken ter plekke open te scheuren. Het kwam haar niet ten onrechte te staan op verwijten van luiheid en botheid. Dankzij haar scherpe intelligentie, intuïtie, mensenkennis en doelgerichtheid was ze haar omgeving over het algemeen gemakkelijk de baas. Mensen op wie ze kon bouwen trakteerde ze rond half vijf in de middag graag op een borreltje.
Het lidmaatschap van de Tweede Kamer en het burgemeesterschap van Nijmegen duurden zo kort dat Dales de verdenking op zich laadde alleen maar in de wachtkamer te zitten voor het echte werk: het ministerschap.
Sylvester Hoogmoed laat overtuigend zien dat Dales als minister van Binnenlandse Zaken (1989-1994) belangrijk is geweest. Met haar beroemde uitspraak ‘een beetje integriteit kan niet’, opende zij het debat over de moraal in het openbaar bestuur. Ze verwelkomde de agendering van de gebrekkige integratie van minderheden door oppositieleider Frits Bolkestein met wie ze kon lezen en schrijven. Ze beklonk de reorganisatie van de politie die zich twintig jaar had voortgesleept.
Ook de Wet Gelijke Behandeling, de uitwerking van artikel 1 van de Grondwet, liet al jaren op zich wachten. Een verbod op discriminatie van homoseksuelen botste met het vermeende recht om wel te discrimineren op grond van de vrijheid van godsdienst en van onderwijs. Dales had als Kamerlid meegewerkt aan een initiatiefwetsvoorstel van de PvdA waarin de vrijheid van onderwijs ondergeschikt was aan het verbod op discriminatie. VVD en CDA kwamen met een wetsvoorstel dat confessionele schoolbesturen toestond homoseksuele leerkrachten te weren.
Bij de formatie was afgesproken dat de PvdA haar initiatiefvoorstel zou intrekken. Aan Dales de taak om een Wet Gelijke Behandeling tot stand te brengen die homo’s en lesbiennes in het bijzonder onderwijs even veel rechten zou geven als hetero’s. Dales zegevierde in een Kamerdebat vol mijnenvelden, waarin ook haar CDA-collega van Justitie Ernst Hirsch Ballin het nakijken had.
Heldin van de homobeweging
Zo werd Dales de heldin van de homobeweging. Die probeerde haar vervolgens in te lijven als hun eigen lesbo in de Trêveszaal. De minister, die aan het Utrechtse Wilhelminapark een kapitaal pand bewoonde met enkele vriendinnen, moest maar eens uit de kast komen. Dales was toch de partner van Elizabeth Schmitz, de burgemeester van Haarlem? Zelfs premier Lubbers was daarvan overtuigd, bleek na het overlijden van Dales. Sylvester Hoogmoed wijst erop dat Dales zelf het altijd betreurd heeft dat zij de ‘ware man’ nooit had ontmoet. Ook Schmitz was erg boos op Lubbers.
Een andere vriendin, Clan Visser ’t Hooft, die enige tijd inwoonde aan het Wilhelminapark, had nooit iets gemerkt van een lesbische relatie. ‘Ik zou bijna zeggen integendeel. Ze raakten elkaar ook nooit aan. Ien kon ontzettend warm en hartelijk zijn, ongelofelijk, maar het had nooit een fysieke component.’
Sylvester Hoogmoed: Pontificaal sociaal. Ien Dales 1931-1994, Prometheus, 431 pagina’s, € 32,50.
Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediar en de Volkskrant.
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!