Steeds meer overheids-iftars: de zelfislamisering van Nederland lijkt niet te stuiten  

WW Benno de Jongh 29 maart 2025
Koningin Máxima woonde deze week een iftar bij van zorgorganisatie Cordaan in Amsterdam. Foto: ANP Foto, Mischa Schoemaker

De ramadan nadert z’n einde. Nog nooit was de vastenmaand zo prominent aanwezig in onze samenleving. Vrijwel dagelijks worden iftars georganiseerd door overheidsinstanties in politiebureaus, stadhuizen en ministeries. Media berichten volop in lovende woorden over de feestmaaltijden die slechts ‘verbinding’ tot doel zouden hebben. Waar heeft de islam deze uitzonderingspositie aan te danken? Moet de overheid z’n neutrale karakter niet een stuk serieuzer nemen?

In de meeste islamitische landen wordt de iftar na zonsondergang genuttigd in restaurants, moskeeën of op openbare plekken. Zelden wordt deze avondmaaltijd gehouden in overheidsgebouwen en al helemaal niet op politiebureaus. In ons land komt dat wel steeds vaker voor.

Kamervragen van de VVD

Zo organiseerde het CAK, dat zich normaal gesproken bezighoudt met wanbetalers en onverzekerden in de zorg, in het eigen gebouw een iftar voor het personeel. Aanvankelijk wilde het CAK gescheiden gebedsruimten voor mannen en vrouwen inrichten. De VVD stelde Kamervragen, waarna de gezamenlijke religieuze maaltijd voor de CAK-medewerkers weliswaar doorging, maar zonder gescheiden gebedsruimten.

De gemeente Rotterdam hield voor het eerst een iftar in het stadhuis, op uitnodiging van DENK-wethouder Faouzi Achbar. Zijn partij noemde de avond ‘historisch’. ChristenUnie-burgemeester Carola Schouten hield een toespraak en at gezellig mee.   

Ook de gemeente Groningen organiseerde een iftar op het stadhuis, met speciale gebedsruimten. De lokale PVV stelde als enige partij kanttekeningen bij de bijeenkomst. De VVD toonde zich een stuk minder kritisch dan de Tweede Kamerfractie, getuige de opmerking van raadslid Rik Heiner: ‘Mag van de PVV dan ook geen kerstfeest gevierd worden? Zijn kerststallen soms niet welkom?’

Het basisteam Oost-Watergraafsmeer in Amsterdam organiseerde een iftar op het politiebureau aan de Linnaeusstraat, waarbij meerdere agenten in uniform aanwezig waren. Een agent pakte de microfoon en ging voor in het gebed. Het bureau is gelegen op enkele honderden meters van de plek waar in 2004 Theo van Gogh werd vermoord door een moslim.

De politie Midden-Nederland organiseerde een iftar in Almere, met 400 tot 500 aanwezigen, onder wie burgemeesters en gemeenteraadsleden. Ook waren er tientallen politieagenten in uniform bij, zowel moslims als niet-moslims. Er werd een oproep tot gebed gedaan en er waren verschillende gebedsruimten ingericht. De organisatie van de maaltijd kostte rond de 42.000 euro.

Ook in de Indonesische moskee in Badhoevedorp prikten agenten in uniform een vorkje mee tijdens de ramadan. Trots toonde een wijkagent op social media foto’s van de gezamenlijke maaltijd, waarop overigens alleen mannen te zien zijn. Volgens een woordvoerder van de Nationale Politie worden iftars door het hele land georganiseerd door politie-eenheden, met name in wijken waar veel moslims wonen. De Eenheid Noord-Holland bijvoorbeeld organiseerde er drie: in Zaandam, Den Helder en Haarlem.

Máxima in Bos en Lommer

In de lange rij islamitische ramadanmaaltijden waar representanten van de overheid bij aanwezig waren, kan ook nog de jaarlijkse iftar op het Marokkaanse consulaat in Utrecht worden genoemd. De AIVD heeft herhaaldelijk gewaarschuwd voor ongewenste beïnvloeding vanuit Marokko, maar dat was geen bezwaar voor vertegenwoordigers van de politie om de iftar te bezoeken.

Het Contactorgaan Moslims en Overheid was voor de negende keer verantwoordelijk voor de organisatie van de Nationale Iftar in Den Haag. VVD-staatssecretaris Jurgen Nobel van Participatie en Integratie hield een toespraak waarin hij de aanwezigen opriep zich uit te spreken over alles wat afbreuk doet aan de vrijheid om jezelf te zijn. ‘Of dat nu in Staphorst is of in Slotervaart.’

Ook het Koninklijk Huis liet zich niet onbetuigd. Koningin Máxima woonde een iftar bij van zorgorganisatie Cordaan in Amsterdam. De maaltijd vond plaats bij De Foyer in de wijk Bos en Lommer. Er werden onder meer melk en dadels, harira-soep en hartige en zoete gerechten geserveerd, meldt de Rijksvoorlichtingsdienst.

De vraag is waarom deze wildgroei aan overheids-iftars plaatsvindt. Overheden liggen de woord ‘verbinding’ en ‘ontmoeting’ in de mond bestorven. De Nationale Politie is dol op het mantra dat ‘de politie onderdeel uitmaakt van de samenleving’. Toch valt de aanwezigheid van geüniformeerde agenten bij religieuze bijeenkomsten lastig te rijmen met de eigen richtlijnen. Op de website met de titel ‘Wat zijn de criteria om te werken bij de politie?’ staat onder de kop ‘neutraliteit’: ‘Als persoon heb je een mening, kun je ergens voor of tegen zijn, maar als agent ben je neutraal. In hoe je handelt en in wat je uitstraalt.’

Bovenstaande opsomming is slechts een greep uit de vele iftars die zijn georganiseerd door overheidsinstanties, of waar overheidsfunctionarissen prominent bij aanwezig zijn. Dan zijn er ook nog de iftars op centrale pleinen in de grote steden. Zo organiseerde de gemeente Amsterdam een iftar op Plein ’40-‘45. Ook op het plein voor de Markthal in Rotterdam gebruikten moslims en niet-moslims aan lange tafels gezamenlijk de maaltijd. Op de Dam in Amsterdam wordt deze maand tot tweemaal toe een iftar gehouden. Hoewel die bijeenkomsten niet georganiseerd werden door overheidsinstanties, bevestigen ze het beeld van een steeds nadrukkelijker aanwezigheid van de islam in onze samenleving en in de openbare ruimte.

‘Tussen de mensen’

Op de vraag hoe diep religieuze uitingen in uniform en neutraliteit met elkaar te verenigen zijn, antwoordt een politiewoordvoerder dat ‘de collega’s professionals zijn die bij deze bijeenkomsten aan kunnen sluiten zonder de neutraliteit in hun handelen los te laten’. Verder verwijst de Nationale Politie naar de ‘Gedragscode lifestyle-neutraliteit’. ‘Daarin is bepaald dat de politieambtenaar zich er rekenschap van geeft om in het belang van zijn gezag, neutraliteit en zijn eigen veiligheid, bij zijn optreden, in contact met het publiek, een gezag uitstralende, neutrale en veilige houding behoort in te nemen’. De reden dat agenten vaak hun uniform dragen tijdens iftars, is volgens de woordvoerder ‘de herkenbaarheid’. Zo is direct duidelijk wie de gastheer is en wie de gasten zijn.

Het is de vraag of deze neutraliteit door iedereen in Nederland zo wordt ervaren. Want hoe kan een meisje dat vermoedt slachtoffer te kunnen worden van eerwraak met een gerust hard aangifte doen op een politiebureau waar kort daarvoor islamitische gebeden te horen waren? Hoe kan iemand met vol vertrouwen langs bij een instantie die zich vereenzelvigt met de godsdienst waarvoor diegene z’n geboorteland is ontvlucht? Uit het antwoord op deze vragen blijkt dat de politie andere zaken van groter belang vindt: ‘De geopolitieke ontwikkelingen vertaalt zich onmiddellijk naar het werk op straat. Dat betekent dat wij tussen de mensen willen staan, wij willen weten wat er in de samenleving speelt en met elkaar hebben wij de taak te zorgen voor een veilige samenleving.’

Geen katholieke mis op stadhuis

Ook rijst de vraag waarom representanten van overheidsinstanties zoals de politie niet massaal te zien waren bij de vastentijd van rooms-katholieken, die ook deze maand begon. Vindt de politie verbinding met de kleine vier miljoen Nederlanders die zich katholiek noemen soms minder belangrijk? En hoe zit het eigenlijk met de 2,5 miljoen protestanten in ons land? ‘De organisatie staat open voor initiatieven van collega’s voor bijeenkomsten gelieerd aan een ander geloof wanneer hier behoefte aan is’, aldus de politie.

Er worden toch ook kerstborrels en paasontbijten georganiseerd, hoor je voorstanders van overheids- ramadanviering vaak zeggen. Kerstmis en Pasen behoren tot het cultureel erfgoed en hebben slechts gedeeltelijk een religieus karakter. Bovendien komen kerstborrels, kerstmaaltijden en paasontbijten op stadhuizen en ministeries steeds minder vaak voor. Als ze nog bestaan, dan krijgen ze vaak namen als ‘winterglow’ of ’eindejaarsborrel’, omdat politiek correcte ambtenaren bang zijn andersgelovigen (lees: moslims) te kwetsen. Eén ding is zeker: er worden in Nederland geen katholieke missen gehouden in overheidsgebouwen.

Andere religieuze minderheden zoals hindoes, boeddhisten, sikhs, aanhangers van de pinkstergemeente of baptisten hoeven ook niet op een speciale behandeling van de overheid te rekenen. Dan is er nog de Joodse gemeenschap, een kleine minderheid die te kampen heeft met sterk toenemend antisemitisme, zoals te zien is bij de hevig beveiligde scholen en de Jodenjacht in Amsterdam op 7 november 2024. Voor deze gemeenschap organiseert de overheid geen Chanoeka-viering op politiebureaus of ministeries. Als er al agenten bij een viering zijn van een Joods-religieuze feestdag, dan is het om de locatie te beveiligen. Waarbij het overigens nog maar de vraag is of alle agenten bereid zijn om Joodse objecten of evenementen te beschermen. Immers, volgens het Joods Politie Netwerk worstelden sommige collega’s met ‘morele dilemma’s’ om die taken uit te voeren.

Daar komt bij dat het inrichten van gebedsruimten, zeker als die voor mannen en vrouwen gescheiden zijn, ingaan tegen de essentiële westerse waarde van de gelijkheid tussen man en vrouw. Daarmee geven overheidsinstanties het signaal af deze fundamentele waarden ondergeschikt te vinden aan het faciliteren van de orthodoxe islam. Volgens socioloog Ruud Koopmans is er geen land in Europa waar moslims zo veel rechten hebben als Nederland. Zelfislamisering door de overheid ligt op de loer.

Scheiding tussen moskee en staat

In een land als Frankrijk is de scheiding tussen kerk en staat (laïcité) duidelijk en zal je geen iftars zien in stadhuizen en politiebureaus. Ook het dragen van een hoofddoek door overheidsfunctionarissen is uit den boze. De scheiding tussen kerk en staat in Nederland is niet in wetten gegoten, maar een afspraak die veel ruimte voor interpretatie laat. Na de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001 verhevigde gedurende een aantal jaren het debat hierover. Vervolgens verjuridiseerde de samenleving en werd de relatie tussen godsdienst en staat versmald tot hoever de individuele burger zijn rechten mag uitoefenen. Een term als ‘neutrale overheid’ werd opeens als doel op zichzelf gezien, wat leidde tot een verregaande afzijdigheid van de overheid ten aanzien van godsdienst. Dat gold overigens niet voor het verstrekken van subsidies van gemeenten en de rijksoverheid aan islamitische organisaties zoals moskeeën.

De buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand dient in beginsel elk huwelijk te sluiten dat voldoet aan de wettelijke vereisten. Is het dan niet vreemd dat de er in hetzelfde stadhuis islamitische gebedsruimten worden ingericht en ambtenaren voorgaan in het gebed? Naarmate de functie representatiever is, neemt de noodzaak tot ‘demping’ van de persoonlijke opvatting toe. Vanzelfsprekend geldt dit niet alleen voor moslims en is het onmogelijk je religieuze voorkeur geheel uit te schakelen. Zo kan er door eenieder gebeden worden voor de maaltijd in de bedrijfskantine. En als privépersoon sta je vrij te doen wat je wil, mits binnen de wettelijke kaders.

Vanuit de moderne rechtsstaat geredeneerd ligt er een overheidstaak om positieve ontwikkelingen binnen de samenleving te stimuleren en negatieve effecten te ontmoedigen, waarbij geen enkele stroming of beweging zich exclusiviteitsrechten kan toe-eigenen. Toch lijkt het mede door de hoge immigratiecijfers en de groeiende moslimpopulatie die kant op te gaan. Als gevolg van de ongekende standvastigheid die moslims aan de dag leggen bij hun godsdienstige uitingen, in combinatie met een steeds orthodoxere interpretatie van de islam, neemt deze religie steeds meer publieke ruimte in.

Daar komt bij dat het overwegend progressief-linkse establishment een voorliefde lijkt te hebben voor juist die godsdienst die het meest tegen de eigen waarden lijkt in te gaan. De ramadan is heilig voor moslims, maar begint die status ogenschijnlijk ook te krijgen voor onze overwegend seculiere ambtenaren. Deze opmerkelijke liefdesbetuiging vereist de nodige lenigheid van hart en geest en is voer voor psychologen. Ongetwijfeld wordt de liefde tussen deze twee tegengestelden nog eens bevorderd door de gezamenlijke vijand: het ‘rechts-radicale’ kabinet.

Vrijheid van godsdienst is een grondrecht, maar kent ook z’n grenzen. Kerkklokken luiden nooit ’s nachts. De grenzen tussen de islam en staat in de eenentwintigste eeuw zijn al vele malen verder opgerekt dan die tussen christendom en staat in de twintigste eeuw ooit zijn geweest. Door de toenemende vermenging van moskee en staat zal het debat over de neutraliteit van de overheid vroeg of laat opnieuw in volle hevigheid losbarsten.

Wie mag beslissen?

De vraag is wel wie uiteindelijk kan beslissen dat er geen religieuze bijeenkomsten meer worden mogen gehouden op politiebureaus. Gaan de Eerste en Tweede Kamer daarover? Het kabinet misschien? De Raad van State? Of wordt er eerst een adviescommissie van rechtsgeleerden ingesteld?

Beslist de korpschef hierover? De burgemeester? Of toch uiteindelijk weer de rechter? Of gaat, zoals zo vaak in polderland Nederland, er uiteindelijk helemaal niemand over en is deze ontwikkeling niet te stoppen? Pas als die vraag is beantwoord, heeft een breed maatschappelijk debat zin. Al is tegen die tijd de iftar op het stadhuis en politiebureau vermoedelijk net zo’n vanzelfsprekendheid als de kerstborrel ooit was.

Benno de Jongh is freelance journalist en publiceert onder meer over sport, politiek en cultuur.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee? Hartelijk dank!