Slavernij: we kennen zoveel cijfers, dat beweringen loos blijken
Was de slavernij werkelijk zo lucratief voor Nederland als prof. Leo Lucassen beweert? Dan hadden Spanje en Portugal er helemaal rijk van moeten worden, zegt Piet Emmer. En dat was niet zo. De Iberische landen waren doodarm op het moment dat de slavernij werd afgeschaft.
Veronderstellingen en schattingen zullen altijd wel een onderdeel blijven van de geschiedwetenschap, maar steeds vaker is het mogelijk nagenoeg precies uit te rekenen om hoeveel geld, goederen of mensenlevens het gaat. Zo zullen vele Nederlanders na afloop van de Tweede Wereldoorlog wel een vermoeden hebben gehad dat niet alle gedeporteerde Joodse landgenoten zouden terugkeren en dat van de ondergedoken Joden niet iedereen had overleefd. Toch was het een schok toen de precieze cijfers bekend werden, want die maakten akelig duidelijk dat de Holocaust in Nederland procentueel meer slachtoffers had gemaakt dan elders.
Om bij de recente geschiedenis te blijven: wie wist ten tijde van de politionele acties in Nederlands-Indië (1946-1949) dat er veel meer Indonesische militairen sneuvelden dan Nederlandse? Nu de sterftecijfers min of meer bekend zijn blijkt dat er rond de 5.000 Nederlandse soldaten zijn gesneuveld en rond de 100.00 Indonesische. Maar die getallen zijn slecht te vergelijken, want aan Indonesische zijde zijn ook burgerslachtoffers meegeteld. Doen we dat voor de Nederlandse kant ook, dan komt het totaal uit op 30.000 tot 40.000 doden en dat geeft toch weer een ander beeld. Kortom: meten is weten.
De koloniale scheepvaart is bekend…
Het blijkt soms ook mogelijk om voor de verder terug liggende eeuwen nauwkeurige cijfers te geven op voorwaarde dat die eerst uit de archieven zijn opgespoord. Zo zijn Pierre en Huguette Chaunu erin geslaagd een overzicht te maken van de scheepvaart tussen Spanje en zijn koloniën in Zuid-Amerika, en dat inspireerde de Leidse historici Ivo Schöffer, Jaap Bruijn en Femme Gaastra om hetzelfde te doen voor de scheepsbewegingen tussen Nederland en Azië.
Dankzij dit speur- en telwerk weten we nu dat er tussen 1600 en 1800 4.700 schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) uit Nederland naar Batavia zijn vertrokken en dat er daarvan 3.400 zijn teruggekeerd. Het onderzoek liet ook zien dat de VOC een bijna onverzadigbare behoefte had aan personeel, want de Compagnie bleek gedurende de twee eeuwen van haar bestaan maar liefst een miljoen (!) werknemers naar Azië te hebben vervoerd, van wie ruwweg slechts één derde is teruggekeerd.
Die demografische aderlating zou de verhouding tussen mannen en vrouwen, de huwelijksmarkt en het aantal geboorten in ons land sterk hebben beïnvloed als niet bijna de helft van de opvarenden uit het buitenland afkomstig was geweest en dat die de laagstbetaalde functies vervulden met de hoogste sterfte.
…en ook de slavenvaart.
Ook is er inmiddels onder leiding van David Eltis (Canada) een complete verzameling gegevens aangelegd van alle schepen, die tussen 1500 en 1900 slaven over de Atlantische Oceaan hebben vervoerd onder welke vlag dan ook (www. slavevoyages.org). Dat blijkt tot verrassende conclusies te leiden.
Niet de plantagekolonies in het Caribische gebied en Noord-Amerika waren de ‘darlings of empire’, maar de Spaanse en Portugese kolonies in Zuid- Amerika, want die exporteerden de meeste waardevolle producten en konden met de opbrengst de meeste slaven kopen.
Ook werpen de gegevens nieuw licht op de hoge sterfte onder de slaven tijdens de reis. Anders dan vroeger vaak werd gedacht, bleek hun behandeling aan boord niet bepalend te zijn geweest voor de hoge sterfte, maar het kustgedeelte in Afrika, waar ze waren ingekocht. Slaven, afkomstig uit de Kongo en Angola stierven veel vaker dan slaven, die op de kust van Sierra Leone aan boord waren gebracht.
Dat duidt erop dat ondervoede slaven uit de arme gebieden in Afrika veel minder kans hadden levend op hun stemming aan te komen dan slaven uit welvarende gebieden. Dat gold ook voor Europa. Zo was de sterfte onder de redelijk gevoede Duitse migranten veel geringer dan onder de hongerende Ierse landverhuizers, die hun land hals over kop hadden verlaten ten tijde van de grote hongersnood (1845-1849) veroorzaakt door de aardappelziekte.
Slavernij de kurk van ‘onze’ economie?
Nu de cijfers laten zien dat Spanje en Portugal niet alleen een eeuw eerder met de slavenhandel naar en de slavernij in hun koloniën waren begonnen, maar in totaal ook veel meer slaven hebben vervoerd dan alle latere concurrenten bij elkaar, lijken veel uitspraken over het belang van de slavenhandel en slavernij voor de economie van Europa op drijfzand gebaseerd. De geschiedenis van het Iberisch schiereiland ondergraaft immers de veel gehoorde boodschap dat Europa rijk is geworden door slavenhandel en slavernij.
In een persbericht noemde het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (ISSG, directeur Leo Lucassen) te Amsterdam de koloniale slavernij zelfs de ‘kurk’ van de toenmalige Nederlandse economie. Als dat klopt, dan zouden Portugal en Spanje ten tijde van de slavernij de rijkste landen van West-Europa zijn geworden. In werkelijkheid bleek het Iberisch schiereiland na de afschaffing van slavenhandel en slavernij het armenhuis van West-Europa.
Prof. Piet Emmer is de belangrijkste historicus van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. Zijn artikelen treft u HIER aan.