Schrap verplicht ontslag op AOW-leeftijd en meer mensen zullen blijven werken
Iedereen die werkt is een kleine kapitalist. Elke werknemer, en laat ik me voor het gemak tot hen beperken, gebruikt zijn/haar economisch kapitaal om geld te verdienen. Het economisch kapitaal is de optelsom van kennis, kunde, ervaring, inzet, flexibiliteit, noem maar op.
Het pad van de economische kapitalist gaat niet altijd over rozen. Soms zitten persoonlijke tegenslagen in de weg. Soms historische verschuivingen in de economie en het arbeidsproces. Denk aan de eerdere overgang van de agrarische naar de industriële economie. Of nu de transformatie naar de zelfstandigen- en technologische economie.
Hoe lang nog?
In een eerdere overgangstijd hoorde ik oudere collega’s elkaar zuchtend vragen: hoe lang móet je nog? Nu is de vraag: hoe lang wil je nog? En wat dan? De vragen zijn anders, de vragen zouden in elk geval anders moeten zijn, want er is een tekort aan arbeid. Dat drukt op de economie en op ons welbevinden. De arbeidskrapte veroorzaakt stress om het werk gedaan te krijgen.
In 1999 was de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen 60 jaar. Nu is dat 66.
Cruciaal in deze spectaculaire kentering was het schrappen van de vervroegde uittreding, de zogeheten vut. De gedachte achter de vut in de jaren tachtig van de vorige eeuw was dat de omvang van de werkgelegenheid een gegeven was. Dus wilde men het bestaande werk verdelen. Ouderen eruit, jongeren een kans. Inmiddels weten we wel beter. Werkgelegenheid staat niet vast. Per saldo groeit het aantal banen gestaag. Dus gaat het niet om de verdeling van bestaand werk, maar om de aanpassing aan groeiend en nieuw werk.
Op basis van de vut-regelingen, die waren verankerd in de cao’s, konden werknemers ver vóór hun AOW-leeftijd (toen 65 jaar) financieel aantrekkelijk stoppen met werken. Anders gezegd: wet- en regelgeving maakten het economisch kapitaal van werknemers in één klap waardeloos. Dat was toen.
Is er tegenwoordig ook nog zo’n barrière en zo ja, welke? Daarover verderop in deze column.
Vroegpensioen terug van weggeweest
Maar eerst het vervroegd uittreden, of het vroegpensioen, zoals dat nu heet. Het is als brandpunt van sociale en politieke strijd opeens terug van weggeweest. Dat is te danken, of te wijten zo u wilt, aan het pensioenakkoord dat vakbeweging, werkgevers én het kabinet vijf jaar geleden hebben gesloten.
Dat akkoord was een klassiek ‘polderproduct’. Er zat voor elke onderhandelingsdelegatie wat leuks in. De werkgevers konden hun handen aftrekken van dure pensioenen, die verder geïndividualiseerd werden. Er kwam een beetje extra keuzevrijheid, zodat werknemers op hun pensioendatum een bedrag ineens (10 procent van hun pensioenpot) konden opnemen. Dat kwam tegemoet aan liberale wensen.
Er kwam een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, een vakbondsverlangen. Men sprak ook een tijdelijke regeling af om eerder te stoppen met werken. Maar tussen pensioenakkoord en wetgeving zat de uitwerking in de weg. En die blijkt een heel stuk lastiger, politiek controversiëler én ondoenlijker dan de ondertekenaars van het akkoord hadden gedacht.
Onrust en ongenoegen
De pensioenwet kwam er, maar is omstreden. Onder politici (NSC, BBB, PVV) én onder ouderen en deskundigen. De praktische invulling van de wet is een mijnenveld. De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering kan in de praktijk gemakkelijk een zeperd worden.
De Tweede Kamer is onlangs zonder enthousiasme akkoord gegaan met het wetsontwerp voor een eenmalige greep in je eigen pensioenpotje. Het wetsontwerp was jaren blijven liggen. En het vroegpensioen wordt gewoon weer ingevoerd, krappe arbeidsmarkt of niet.
Het ene akkoord uit 2019 heeft dus geen sociale rust gebracht, maar alleen maar vier keer onrust, ongenoegen en controverse.
Haaks op de tijdgeest
Zoals de vut steeds duidelijker haaks kwam te staan op de tijdgeest en de onontkoombare vergrijzing, zo voelt dat nu met vroegpensioen dat met overheidsgeld wordt gefaciliteerd. In plaats van het arbeidsaanbod met vroegpensioen te beperken (en extra arbeidsmigranten te werven) zou je juist het tegenovergestelde moeten doen. Toch hoor je daar nooit over.
Waarom staat in cao’s nog steeds dat de arbeidsovereenkomst van werknemers automátisch wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-leeftijd? Kennelijk is de formule: AOW=oud=ontslag.
Het verplichte leeftijdsontslag doet in essentie hetzelfde als de vut-regeling: ouderen stoppen. Daardoor krimpt het arbeidsaanbod, zodat de oververhitte arbeidsmarkt heet blijft en de jongere werknemers hogere looneisen kunnen stellen.
Het leeftijdsontslag maakt werknemers én werkgevers lui. Waarom zouden ze nog investeren in kennis en kunde als mensen straks toch stoppen? Zo kweken bedrijven hun eigen personeelsprobleem.
Dat kan anders. Het leeftijdsontslag in de cao schrappen geeft ruimte en vrijheid. Wie wil stoppen (gezondheid; balen van de baas), stopt toch wel. Het gaat om de doorwerkers. De animo is er. Van de bijna 2,5 miljoen zelfstandige ondernemers is 10 procent 65 jaar of ouder, meldde statistiekbureau CBS onlangs. Nog een cijfer, uit het ABN Amro-rapport Grijs potentieel van eerder dit jaar: 236.000 mensen van 67 jaar en ouder deden eind 2023 betaald werk.
Werkgevers aan zet
Er is een wereld te winnen. Waarom werken mensen door? Om het geld, maar meer nog om het plezier, sociale contacten en omdat ze nuttig willen zijn. Wat helpt? Steun van hun partner, leert onderzoek van demografisch instituut Nidi, én het feit dat hun leidinggevende zich ervoor inzet.
Opvallend is dat de werkgevers bij uitstek deze drijfveren inhoud kunnen geven. Dus stop met klagen over arbeidstekorten, stop met de vernietiging van economisch kapitaal en begin met vragen hoe mensen willen blijven werken.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!