Rutte’s ‘Gaaf land’ klinkt nu hol
Mark Rutte kwam er een paar jaar mooi mee weg: ‘Nederland is een gaaf land’. Maar niet meer in augustus 2022. Twee redenen: Nederland is niet zo gaaf in vergelijking met de omringende landen. En ook: Rutte is al zo lang minister-president, en dus verantwoordelijk om leiding te geven aan de regering, dat hij met deze uitspraak eigenlijk zichzelf op de borst probeert te kloppen. Maar zo werkt het niet.
Twaalf jaar geleden, op 14 oktober 2010 kon Rutte beginnen met een sterkte-zwakte analyse van het land dat hij op die datum overnam van Jan Peter Balkenende. Misschien vond hij het toen ook al ‘gaaf’. In ieder geval had hij vier keer de kans om met een regeerakkoord zwakke plekken aan te pakken.
Nu zijn we twaalf jaar verder. Vroeger of later (voor mij liever vroeger) komen er nieuwe verkiezingen en dan zullen wij Nederlandse burgers wel ons eigen rapportcijfer geven aan de politicus die twaalf jaar de kans had om zijn ideeën over ‘gaaf land’ vorm te geven.
Risée van de buurlanden
Halverwege zijn twaalf jaar riep Rutte Nederland in 2017 opnieuw uit als ‘gaaf land’ en beloofde namens de VVD ‘om er keihard en keihard voor te knokken dat nu iedereen ervaart dat het beter gaat’. Na nog eens vijf jaar ‘keihard knokken’ zijn wij met de ministers Jetten en Van der Wal en hun verhalen over de verstikkende deken van stikstof de risée van de buurlanden, maar op het boerenland valt niets te lachen.
Je zou het andersom wensen: blije, lachende gezichten bij de Nederlandse boeren die wereldkampioen zijn in het exporteren van voedsel en zo helpen tegen hongersnood, en buurlanden die bij ons hier en daar iets kunnen leren in plaats van ons besmuikt uit te lachen.
Ook op andere fronten – de asielzoekers, de gasprijs, de achteruitgang in de leesvaardigheid van schoolkinderen – voert Nederland de verkeerde ranglijsten aan. Super-parlementariër Omtzigt zei deze dinsdag in de Tweede Kamer: ‘Duitsland, België en Denemarken hebben allemaal politieke problemen en uitdagingen, maar geen van deze landen heeft een wooncrisis, een asielopvangcrisis, een stikstofcrisis en zo’n heftige koopkrachtcrisis als hier. Dat komt door dit kabinet.’
Boze tieners
Eén reden dat wij aan zo veel crises lijden is dat ministers zich gedragen als boze tieners. Romanschrijver Fjodor Dostojevski schreef in zijn tijd uitvoerig en met veel symphatie over de golven van studenten-protesten in Petersburg tegen de tsaren Nikolaas en Alexander: ‘Weet je, jonge mensen hebben een groot hart – tenminste de goeden onder hen – en ze zijn impulsief, maar niet bepaald verdraagzaam. Wanneer ze het niet eens zijn met hoe de zaken lopen, laten ze hun minachting blijken.’
Zo kan Greta Thunberg boos en beschuldigend overdrijven, dramatiseren en haat oproepen tegen haar tegenstanders, maar daarna moeten de ‘grown-ups in the room’ proberen om mensen samen te brengen voor een beter beleid. Terecht schrijft Financial Times-commentator Robert Shrimpley – met al zijn waardering voor de luide alarmbel van Greta Thunberg – ‘some of her catastrophising language can be counterproductive’.
Drie Greta’s in de Trêveszaal
Nederland lijdt nu onder Greta Kaag, Greta Jetten en Greta van der Wal. Maar ministers kunnen niet alleen roepen, maar moeten bouwen aan samenwerking, begrip en consensus, en dat vraagt om meer begrip en inleven. De 19-jarige Greta krijgt onderwerpen op de agenda, onze ministers moeten hun agenda zo goed mogelijk omzetten in praktisch beleid en dat is een andere opdracht met heel andere eisen aan retoriek, strategie en tactiek.
Hebben onze drie Greta’s in de Trêveszaal eigenlijk wel een strategie, laat staan een tactiek, of kunnen ze niet meer dan de retoriek navolgen van hun Zweedse heldin en weten ze zeker dat de winnaar degene is die zo hard mogelijk inzet, en alle tegenstanders verkettert en voor slecht volk uitmaakt?
Een zonnig antwoord
Rutte is te handig om zulke fouten te maken, vandaar mooipraterij over ‘gaaf land’. Maar zijn risico is dat de kiezers het zien als struisvogelpolitiek. Dat overkwam de laatste premier in Engeland vóór Margaret Thatcher. James Callaghan had – net als Rutte – rijke ervaring; onder Harold Wilson had hij met succes de drie belangrijkste departementen bestuurd. Einde 1978 stond zijn Labour-partij nog vóór in de opiniepeilingen.
Maar toen kwam de premier op 10 januari 1979 terug van een conferentie in de tropen en moest de journalisten bij aankomst in de stromende regen zijn mening geven over de stakingen, de werkloosheid en de verwoestende winterstormen die het land toen in beslag hielden.
Callaghan begon met te vertellen: ‘Gisteren nog in de Caribische Zee gezwommen…’ en gaf een zonnig antwoord dat hij die vermeende chaos in zijn eigen land niet zo zag. De volgende dag opende The Sun, de Engelse Telegraaf, met de kop ‘Crisis, what crisis?’ naast een grote foto van de premier.
Historici zien in dat toondove antwoord van Callaghan in het midden van de ‘Winter of Discontent’ het begin van het einde van zijn regering. Op 28 maart nam het Lagerhuis een motie van wantrouwen aan; in mei verloor Callaghans Labour-partij de verkiezingen.
Eduard Bomhoff is hoogleraar economie. Hij is al vanaf het eerste uur – januari 2019 – columnist van Wynia’s Week. Bent u al supporter van Wynia’s Week? Kijk HIER. Hartelijk dank!