Roelof Bouwman: Waarom wil de eurofiele klimaat- en asielextremist Rob Jetten toch zo graag dat we D66 een ‘middenpartij’ noemen?

bouwman
Over de drie belangrijkste politieke thema’s van onze tijd – klimaat, immigratie, Europa – huldigt de partij van Rob Jetten ronduit extremistische standpunten. Foto: YouTube.

Leraren in het voortgezet onderwijs hebben het niet altijd makkelijk. Toch ligt het voor de hand om te veronderstellen dat niet alle docenten even zwaar worden beproefd.

Leraren wiskunde bijvoorbeeld hoeven er niet bang voor te zijn dat tijdens hun onderwijsloopbaan de stelling van Pythagoras wordt aangepast. En wanneer je leraar Duits bent, mag je erop rekenen dat de voorzetsels met de derde naamval niet plotseling van hogerhand de vierde naamval krijgen.

Maar wat als je leraar geschiedenis of maatschappijleer bent? Dan moet je politieke begrippen uitleggen die nogal eens een andere connotatie krijgen.

Ongewenst etiket

Neem het begrip ‘radicaal’. Tegenwoordig wil bijna niemand zo genoemd worden. Het is vooral een etiket dat je kan krijgen opgeplakt door politieke tegenstanders, meestal wanneer je rechtse standpunten verkondigt.

Nog maar een paar decennia geleden was dat totaal anders. In de jaren zestig en zeventig was radicaal (bij voorkeur geschreven als ‘radikaal’) een begrip met een positieve lading dat vrijwel uitsluitend werd gebruikt voor politici met een linkse inborst. Je wist dan meteen dat je van doen had met iemand die niet zomaar een beetje progressief was, maar die ingrijpende plannen had voor een fundamenteel andere maatschappij.

Over zulke mensen werd dikwijls met bewondering gesproken. Er bestond in Nederland zelfs een Politieke Partij Radikalen (PPR). Die sleepte in 1972, met de gereformeerde ‘christen-radikaal’ Bas de Gaay Fortman als lijsttrekker, zeven Tweede Kamerzetels in de wacht. Twee ministers van de PPR traden vervolgens toe tot het linkse kabinet-Den Uyl. ‘De radikalen hebben geen vrede met de huidige maatschappelijke structuur,’ zo vermeldde hun partijprogramma, waarin onder meer werd gepleit voor overheidsplanning van de economie, gratis openbaar vervoer en erkenning van het DDR-regime. De standpunten van de PPR leken sterk op die van de socialistische PSP en de communistische CPN. Samen met die partijen zou de PPR in 1990 dan ook opgaan in GroenLinks.

Ook met het begrip ‘polariseren’ is de afgelopen decennia veel gebeurd. Anno 2025 is het iets afstotelijks en worden we verondersteld er bang voor te zijn, getuige ook de betekenis die het online Inlichtingenwoordenboek van de AIVD aan polariseren geeft: ‘Het benadrukken van tegenstellingen in de samenleving. Dit leidt ertoe dat groepen verder van elkaar verwijderd raken en spanningen toenemen.’

Een links toverwoord

Wat een verschil met vijftig jaar geleden. Toen was polariseren een links toverwoord. Wilden de progressieve partijen in Nederland een meerderheid krijgen, zo was de gedachte, dat dienden de kiezers in het politieke midden gedwongen te worden tot een keuze voor links of voor rechts.

Om zo’n tweedeling te bereiken, was het nodig de politieke tegenstellingen zo scherp mogelijk neer te zetten. Zeker, een aantal kiezers in het politieke midden zou dan overlopen naar de ‘rechtse’ VVD. Maar het overgrote deel van hen zou zich om sociaaleconomische redenen scharen in het door de PvdA aangevoerde progressieve kamp – dat, aldus versterkt, in staat zou zijn een onversneden linkse regering te vormen.

Hoezo ‘herstel van het politieke midden’?

Geestelijk vader van de zogenoemde ‘polarisatiestrategie’ was PvdA-coryfee Ed van Thijn. Als hij sprak over het ‘politieke midden’ doelde hij vooral op de kiezers van het CDA en haar katholieke en protestantse voorlopers. Maar ook op dat punt zijn de panelen enorm aan het schuiven geraakt.

Nu bijvoorbeeld CDA, VVD, GroenLinks-PvdA en D66 in de peilingen op winst staan, wordt alom gesproken over ‘herstel van het politieke midden’. Daartoe wordt dus nu niet alleen een partij gerekend die in de dagen van Van Thijn het politieke midden wilde opblazen, maar zelfs GroenLinks, die onder meer de erfenis van de stalinist Marcus Bakker beheert.

Minstens zo opmerkelijk: de partij die tegenwoordig het meest prat gaat op haar veronderstelde positie in het politieke midden is D66. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 2024 werd het door Rob Jetten nog weer eens benadrukt: ‘Als middenpartij krijgen goede voorstellen bij ons een goed onthaal.’

Hallucinante ongerijmdheden

Maar klopt dat zelfbeeld wel? Over de drie belangrijkste politieke thema’s van onze tijd – klimaat, immigratie, Europa – huldigt de partij van Jetten ronduit extremistische standpunten en bevindt D66 zich aan het uiteinde van het politieke spectrum. Kort en goed: klimaatmaatregelen zijn nooit te duur, immigratie is nooit te omvangrijk en de Europese Unie is nooit te machtig.

In de jaren 2017-2024, toen D66 regeringspartij was, bleek dat zulke ideeën in de praktijk als vanzelf leiden tot meer bureaucratie, meer ambtenarij en meer wet- en regelgeving – denk alleen al aan het stikstofdossier. Maar wat zei Jetten zaterdag op het D66-partijcongres? Dat hij wil dat ‘de bezem’ wordt gehaald door de overheid en dat de regeldruk drastisch moet worden afgebouwd.

Met zoveel hallucinante ongerijmdheden kunnen we beter niet spreken over D66 als middenpartij. Laten we daar dus maar gauw mee stoppen, dat is tevens een mooi steuntje in de rug voor onze door politieke spraakverwarring geteisterde docenten geschiedenis en maatschappijleer.  

Roelof Bouwman is journalist, historicus en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!