Roelof Bouwman: Den Uyl had gelijk: neutrale ambtenaren bestaan niet, verplicht ze hun partijkeuze te onthullen
Met ons collectieve geheugen zijn soms rare dingen aan de hand. Een mooi voorbeeld is de ‘foute’ houding van De Telegraaf in de oorlogsjaren 1940-1945. Vooral op sociale media wordt nog altijd zeer frequent de stelling verkondigd dat De Telegraaf zich toen meer dan andere dagbladen schuldig zou hebben gemaakt aan collaboratie.
Toch werd dat beeld al in 1988 gecorrigeerd: in het zeer verhelderende proefschrift van historicus René Vos over de legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting. Tot najaar 1944, concludeerde hij, was het redactionele beleid van De Telegraaf ‘eerder gericht op het zoveel en zolang mogelijk tegenhouden van kwalijke invloeden dan op capitulatie en dienstbaarheid, zoals door zovelen met grote stelligheid is beweerd en bewezen geacht’.
Naamsverbod
Let wel: tót najaar 1944. Want toen werd de in juli van dat jaar overleden Telegraaf-eigenaar Hak Holdert opgevolgd door zijn zoon Henri (‘Hakkie’), een fanatieke NSB’er. Hij maakte in de laatste maanden van de oorlog van De Telegraaf een ronduit nazigezinde krant. Na de bevrijding leverde dat een naamsverbod van dertig jaar op, dat echter al in 1949 weer ongedaan werd gemaakt. Het oordeel over de krant, zo meende toen de Raad van Beroep voor de Perszuivering, mocht niet enkel zijn gebaseerd op het beleid van Holdert junior.
Terwijl Neerlands grootste krant steeds weer wordt aangesproken op de oorlogsjaren, gebeurt dat veel minder met ons ambtenarenapparaat. Hoe zou dat toch komen?
De feiten zijn algemeen bekend. Zo werd elke ambtenaar in oktober 1940 gevraagd de Ariërverklaring te tekenen, waarop moest worden aangegeven hoeveel joodse voorouders hij of zij had. Vrijwel alle ambtenaren (bijna 200.000) deden dat. Op alle departementen en overheidsdiensten, in het gehele openbaar onderwijs en in het lokale en provinciale bestuur waren er welgeteld tien weigeraars.
De samenwerking tussen het ambtelijke apparaat en de Duitse bezetters was hecht, concludeerde historicus Gert Jan van Setten vorig jaar in zijn proefschrift Oorlogswinst. ‘Bestuurlijke problemen konden eindelijk technocratisch opgelost worden, aan de andere kant raakte Nederland in de greep van een systeem van terreur en willekeur. De meeste secretarissen-generaal gingen eerst zo ver mee dat ze verzet afwezen.’ Pas toen het na de verliezen bij Stalingrad (1943) begon te dagen dat Hitler de oorlog weleens zou kunnen verliezen, werd de sfeer meer gespannen.
Heilige teksten
Dat de Nederlandse ambtenarij ondanks haar weinig heroïsche verleden een krasvrije reputatie geniet, viel in september ook op tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Premier Dick Schoof zag zich toen gedwongen ambtelijke adviezen over een noodwet voor asiel openbaar te maken. Voor veel Tweede Kamerleden bleken het heilige teksten. Als ambtenaren zeggen dat iets niet kan of niet mag, zo luidt kennelijk de communis opinio in Den Haag, dan is dat per definitie een deskundig en onpartijdig oordeel dat boven alle twijfel is verheven.
Of zou het kunnen dat ook ambtenaren maar gewone mensen zijn, inclusief politieke voorkeuren en antipathieën?
Kleur bekennen
Niemand minder dan de legendarische PvdA-voorman Joop den Uyl maakte daar in 1984 – het eerste CDA/VVD-kabinet van Ruud Lubbers regeerde het land – een groot punt van. Op een congres van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in Almere pleitte hij ervoor om korte metten te maken met de ‘maskerade van de politiek maagdelijke ambtenaar’. Ambtelijke adviezen, analyseerde Den Uyl, hebben een grote impact op beleidskeuzes. Ambtenaren die bestuurders adviseren, moeten daarom politiek kleur bekennen. ‘Zijn lidmaatschap van een politieke partij dan wel zijn politieke toebehoren dient een openbaar gegeven te zijn. Ambtenaar, verstop je niet!’
Dat is veertig jaar na dato nog altijd een zeer actuele oproep die, als er gehoor aan wordt gegeven, zeer bevorderlijk zou zijn voor de bestuurlijke transparantie. Laat Frans Timmermans, voordat hij de partij van Joop den Uyl ten grave draagt, er maar eens serieus werk van maken.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!