Rinus, ‘de witte Marokkaan’
In de jaren tachtig deed antropoloog en criminoloog Hans Werdmölder participerend onderzoek onder Marokkaanse probleemjongeren. Twintig jaar later heeft hij een aantal van hen opgezocht om te zien hoe het ze is vergaan. Aflevering vier: Rinus.
1982. Rinus is zestien jaar. Een Amsterdams lefgozertje: klein van stuk, matje in de nek en met een ongelofelijk grote bek. Rinus vult zijn uitkering aan met de opbrengsten uit de business. Scheuren en crossen op de motor is zijn grote passie. Zijn favoriete film is natuurlijk Spetters. Een film als het leven zelf: jongeren, geweld, seks en schijt aan de rest.
Door zijn lef en brutaliteit weet hij mensen in letterlijke en figuurlijke zin te overrompelen. Op het bureau van de jeugdpolitie, toen nog gevestigd op de Amsterdamse Overtoom, is Rinus een bekende gast. Rechercheurs, toch wel wat gewend, staan soms versteld van zijn lef en brutaliteit. Zo heeft Rinus eens op klaarlichte dag uit de etalage van een motorhandelaar een motor ontvreemd, om na enkele maanden bij dezelfde winkelier zich te beklagen over de gebreken van het betreffende voertuig.
Groot arbeidersgezin
Rinus komt uit een groot arbeidersgezin met dertien kinderen. Moeder is de spil en stelt zich op als een warme moederkloek. Vader, hovenier van beroep, is lange tijd zonder werk. Hij treedt nogal lankmoedig op. Rinus is al van jongs af onhandelbaar. Zijn vroegere maat Dennis vertelde mij: ‘Rinus kreeg altijd zijn zin. Hij was een driftkikkertje. Als hij een ijssie wilde, zette hij een enorme grote bek op, net zolang totdat-ie zijn zin kreeg.’
Rinus buitte de niet consequente opvoeding en het lankmoedige gedrag van zijn ouders ten volle uit. Het werd een overlevingsstrategie. In de tweede klas van de lts, veertien jaar oud, heeft Rinus de school verlaten. Daar was wel een ontheffing van de leerplicht voor nodig. Volgens de toenmalige directeur had het weinig zin hem langer op school te houden.
Crimineel-in-de-dop
Rinus spreekt een handvol woorden Marokkaans-Arabisch. Dat heeft hij geleerd van zijn Marokkaanse zwager, die met zijn oudere zus is getrouwd. Een jonger broertje, met de opmerkelijke bijnaam ‘Hebbes’, is ook een bekende van politie en justitie. Albert, de iets oudere broer, ook een vaste bezoeker van het clubhuis. is crimineel, maar een stuk rustiger van aard.
Rinus heeft verschillende bijnamen. Gompie, omdat hij klein van stuk is. Soms wordt hij met Sherif aangesproken,het Marokkaanse woord voor stamhoofd. De buitenwacht kent hem vooral als de ‘witte Marokkaan’. Het leventje van crimineel-in-de-dop bevalt hem prima. Een keer kreeg hij tot zijn eigen verbazing een baantje aangeboden. Een of ander postorderbedrijf had een vacature voor een bromfietskoerier. Hoewel Rinus dol is op alles wat harder rijdt dan een fiets, ziet hij af van het baantje. ‘Mot ik in die kouw en als het regent op die brommer rijden,’ dat ziet hij niet zitten. ‘Als het nou zomer was geweest.’
Leider van de jeugdbende
Op de Marokkaanse jongens van de groep Marnel, voor het merendeel afkomstig van het Marokkaanse platteland, maakt het optreden van Rinus een enorme indruk. Hij heeft ook altijd voldoende geld, dat uit zijn vestzakje puilt. Bij het betalen van een frietje-met of een gewone consumptie, legt hij met gemak een briefje van honderd op de toonbank.
Rinus komt ook steeds met plannetjes om in te breken of diefstallen te plegen. Hij kent de adresjes van helers en zorgt ervoor dat de gestolen spullen een goede bestemming krijgen. Rinus discrimineert niet. Een keer vroeg Ahmed, de vrijwilliger en stagiaire in het clubhuis, aan Frans, de jongerenwerker: ‘Zeg nou eens heel eerlijk. Wat zegt Rinus over de Marokkaanse jongens als hij met jou alleen is? Zegt hij nooit tegen je: ‘rot Marokkanen’ of zoiets?’ ‘Nee’, zei Frans, ‘ik heb hem nooit iets dergelijks horen zeggen’.’
Vriendinnetje Trix
Als zestienjarige heeft Rinus een vriendinnetje, Trix heet ze. Trix is de aantrekkelijke dochter van een sigarenboer, een voormalig Italiaanse gastarbeider. Af en toe brengt Rinus de gestolen spulletjes naar zijn toekomstige schoonvader. Als enig meisje komt Trix in het clubhuis over de vloer. Tussen de macho mannen, die elkaar overtroeven in woord en gebaar, wordt zij gemakkelijk geaccepteerd. Trix doet ook mee aan kaartspelletjes en speelt zelfs fanatiek tafelvoetbal. Om te bewijzen dat ze geen lief en aardig meisje is, geeft ze af en toe een forse klap tegen de speelautomaat. Ze heeft ook een grote mond tegen Frans en Ton, de twee jongerenwerkers.
Op de nachtelijke uitstapjes van Rinus en zijn maten, mag Trix niet mee. Daar baalt ze behoorlijk van: ‘Ik weet heus wel wat ze doen, hoor,’ vertrouwt ze mij toe. Op een avond tref ik haar moederziel alleen aan in een leeg clubhuis. We raken aan de praat. Ze heeft zojuist de school, een opleiding in de mode, ondanks veelvuldig spijbelen, afgerond met een diploma. Die avond vertelt ze mij dat ze graag verkoopster wil worden in een boetiek.
Trix mag zo nu en dan opdraven, als het uitkomt. Driss, een vroegere maat van Rinus, vertelt mij het volgende verhaal: ‘Eén keer hadden we gestolen cheques op naam van een vrouw. Toen mocht Trix mee naar een heel duur restaurant. De jongens bestelden kaviaar, drie flessen champagne Dom Pérignon, noem maar op. De rekening bedroeg wel 700 gulden. Trix zette haar handtekening onder de cheque. Tegen de bediening vertelde dat ze jarig was.’
De Italiaanse methode
Geld is geen probleem. Na een geslaagde kraak wordt er feest gevierd. Toch zit het Rinus en zijn vrienden niet helemaal lekker. Zo nu en dan spelen ze voor Robin Hood. Zo wordt het idee geopperd om noodlijdende mensen te laten delen in hun criminele vangst. Zo werden er enveloppen met inhoud gedeponeerd in enkele brievenbussen van mensen die een extra centje goed konden gebruiken. Afzender anoniem. Rinus is ook een keer, samen met Najib, in Marokko geweest. Dat was een groot succes, mede door zijn kennis van het Marokkaans-Arabisch.
Eind jaren tachtig gaan Rinus en Hamid over op berovingen met grof geweld. Hun werkwijze zou later bekend worden als de ‘Italiaanse methode’, hoewel geen Italiaan in Amsterdam ermee bekend was. Op hun motor rijden de mannen langs personenauto’s die moeten stoppen voor een rood verkeerslicht. De persoon op de achterzit, in alle gevallen is dat Hamid, slaat met een kraspen de zijruit van de auto in en grist de tas of andere waardevolle spullen van de voorbank. De motor, met Rinus aan het stuur, verdwijnt dan razendsnel in het drukke verkeer. Om herkenning te voorkomen dragen de mannen indrukwek-kende helmen, met zonwerende kappen. De knapen gedragen zich als roofdieren die op een onverwacht moment toeslaan, vandaar de Engelse term predatory crime voor dit type delict.
Amsterdam met andere ogen
Slachtoffers van dit soort brutale, gewelddadige overvallen zijn vaak keurige meisjes of dames. In een ingezonden brief in Het Parool laat een vriend van een slachtoffer weten wat zo’n overval met je doet. Zijn vriendin werd van haar tas beroofd door twee jongens op een scooter, tegen het asfalt gesmakt en tientallen meters over het wegdek gesleurd.
Op weg naar het politiebureau kunnen hij en zijn vriendin hun woede nauwelijks bedwingen. ‘Huilbuien en wraakuitingen wisselen elkaar in hoog tempo af.’ Op het politiebureau worden ze door een aardige agent opgevangen, daar krijgen ze te horen dat de politie alles weet, de daders kent, maar onvoldoende bewijs heeft om ze op te pakken. De brief eindigt met een beschrijving dat ze Amsterdam met heel andere ogen zijn gaan zien.
De daders zijn helemaal niet onder de indruk, noch van een overval, noch van een aanhouding. De kans dat je gepakt wordt is immers klein en je kunt altijd ontkennen. Laat de politie het delict en hun betrokkenheid maar bewijzen. Onder criminelen geldt de afspraak om alles botweg te ontkennen en vooral geen namen noemen.
Rinus, nog steeds crimineel
Hoe zou het met Rinus gaan? Via via kom ik hem op het spoor. Rinus zit in een behandelkliniek, ergens midden op de Veluwe. Samen met jongerenwerker Frans zoek ik hem op in de herfst van 2009.
In 1993 is Rinus veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor het plegen van meerdere gewapende bankovervallen, waarbij een bedrag van 1,7 miljoen euro zou zijn buitgemaakt. Van het geld is niets teruggevonden. Wellicht is dat de reden geweest dat de rechter forse straffen heeft uitgedeeld, na hoge eisen van de officier van justitie Fred Teeven. Er kwamen ook nog andere delicten aan het licht, waarvoor subsidiair vonnissen zijn geëist.
Rinus verblijft al enige maanden in deze inrichting. De behandeling bestaat uit gesprekken met een psychiater en sociale activiteiten. In het weekeinde mag hij naar huis, waarna er een terug-koppeling met de psychiater plaatsvindt. Trix brengt hem met de auto en komt hem ook weer ophalen.
Op de deur van het woonverblijf zie ik een spirituele tekst staan over het geven van vertrouwen. Dat lijkt mij helemaal niets voor hem. ‘Alles is beter dan brommen achter de tralies’, vindt Rinus. Door zijn verblijf hier loopt zijn Wajong-uitkering door, dat zou niet het geval zijn als hij in de gevangenis zou verblijven. Over bepaalde dingen zegt Rinus spijt te hebben. Zo heeft hij bij een politieverhoor de naam van Najib genoemd. Dat had hij niet moeten doen. ‘De cocaïne maakt je kapot,’ zo heeft Rinus het ervaren.
De invloed van coke
Tussen 1986 en 1991 heeft Rinus excessief harddrugs gebruikt, gemiddeld vijf gram cocaïne per dag. De coke pept hem op, maakt hem overactief. Om de zaak te dempen gebruikt hij heroïne. Hij heeft ook veel last van agressieve fantasieën.
Trix, zijn jeugdliefde uit de periode van Marnel, is hem altijd trouw gebleven. Volgens Rinus praatte ze haar mond nooit voorbij, dat had ze wel geleerd uit de periode van het clubhuis. Bovendien zocht ze Rinus altijd op wanneer hij weer eens in de bajes zat. Ze zijn zelfs in de gevangenis getrouwd, op dat moment hadden ze al een kind. In de gevangenis staat Rinus bekend als wantrouwend, agressief en aartslui. Hij heeft een aversie ontwikkeld tegen alles wat een blauw hemd draagt en behept is met enige autoriteit, in de regel politieagenten en inrichtingswerkers.
Een nieuw bestaan
Gedurende de periode dat Rinus vastzit, hebben Trix en hun zoontje bij de ouders van Rinus gewoond. Aan Rinus is nog een extra straf opgelegd die hij heeft moeten uitzitten in een TBS-kliniek. Er zou sprake zijn van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Na zijn vrijlating is het gezin, op advies van de reclassering, in het oosten van het land gaan wonen. Weg uit zijn geliefde Amsterdam, tracht Rinus samen met Trix een nieuw bestaan op te bouwen.
In 2003 wordt een dochter geboren. Het huwelijk staat onder grote spanning als gevolg van de vele ruzies en conflicten, mede het gevolg van het excessief cocaïnegebruik. Rinus blijft ook last houden van fantasieën en waandenkbeelden.
Lekker dobberen op het Gardameer
Rinus verheugt zich op zijn vrijlating, over een half jaar. ‘Weet je al wat je gaat doen?’, vraagt Frans belangstellend. ‘Eerst vier of zes weken naar Italië,’ zegt Rinus. ‘Lekker met mijn dochter wat dobberen op het Gardameer.’ Zijn dochter mist hem erg, daar heeft hij nog het meest last van. Zijn zoon is inmiddels volwassen. Hij heeft een baan bij de firma Carglass. Daar zet zijn zoon nieuwe autoruiten in, die bij inbraken van auto’s zijn stukgeslagen. Rinus zegt: ‘Ik zorg dat mijn zoon aan het werk blijft.’ Hij moet er zelf om lachen.
Eenmaal op vrije voeten volgt binnen een week een aanhouding. Rinus wordt aangehouden voor het stelen van tuingereedschap.
Eerdere afleveringen van deze serie vindt u HIER