Revolusi – Van Reybroucks goede, maar wel eenzijdige boek over de Indonesische opstand

download
Politionele acties, eind jaren veertig in Nederlands-Indië: Nederlandse militairen met gevangen genomen Indonesiërs.

‘Revolusi’ is het nieuwste boek van historicus-schrijver David Van Reybrouck. Deze voormalig archeoloog, die ook romans en toneelstukken op zijn naam heeft staan, sprong in 2010 de bekendheid in met zijn bestseller ‘Congo: Een geschiedenis’. Voor dit ‘geschiedenisboek dat leest als een roman’ ontving Van Reybrouck verschillende prijzen, waaronder de AKO Literatuurprijs. Zijn unieke sausje was het uitvoerig gebruik van ooggetuigen en mondelinge geschiedenis.

Na de Belgische koloniale geschiedenis heeft Van Reybrouck zich nu gericht op de Nederlandse koloniale geschiedenis in Indonesië. Wederom worden tientallen ooggetuigenissen in het verhaal verwerkt. Het begint bij de eerste Nederlandse tochten naar ‘de Oost’ en eindigt met de conferentie van Bandung. Van Reybrouck beaamt dat dit congres, gehouden in Indonesië en met bezoekers uit louter Azië en Afrika, hét moment van zelfbewustzijn van eigen kunnen werd voor de voormalige koloniën van het Westen.

Zo’n lange tijdsperiode weet Van Reybrouck meesterlijk behapbaar te maken. Met het gebruik van thema’s en metaforen maakt hij complexe verhalen overzichtelijk. Hij weet als geen ander persoonlijke verhalen te verwerken om de geschiedenis tot leven te brengen. Ook maakt hij handig gebruik van herhaling: meerdere keren wordt de lezer er aan herinnerd hoe het relaas binnen een bepaald thema of metafoor past, maar op zo een manier dat het behulpzaam is en niet repetitief.

Zo gebruikt Van Reybrouck de metafoor van een puzzel om de lezer te begeleiden bij de uitleg hoe Nederland aan zo’n grote kolonie kwam. De metafoor van verschillende dekken in een pakketboot wordt uitgelegd om de complexe klassen- en rassenhiërarchie in Nederlands-Indië uit te leggen. Dit is een uitstekende vondst want verwijzingen naar ‘dek 1’ worden door het hele boek gebruikt om een historisch personage ergens te kunnen plaatsen.

Het meest behulpzaam was misschien het indelen van het daadwerkelijke onafhankelijkheidsstreven na de Japanse overgave in vier periodes: Brits, Nederlands, Amerikaans, en de Verenigde Naties. Naargelang wie er de politieke overhand had tijdens die periode. Dit helpt met het begrijpen van de verschillen krachten die de hele onafhankelijkheidsbeweging in diverse banen probeerden te leiden en ieder hun stempel achterlieten. Een ander boek over de Indonesische onafhankelijkheid, ‘Een Diplomaat van Klasse’, ontbrak het aan dergelijke rode draden. Dat maakte het veel lastiger de contributies van de diplomaat in kwestie, Herman van Roijen, te plaatsen binnen het tijdperk.

Bij het opsporen van ooggetuigen zijn kosten noch moeite gespaard. Naast interviews met Indonesiërs en Nederlanders, gaat Van Reybrouck ook Japanse en Nepalese verpleeghuizen langs om met bezetters, bevrijders, en bewaarders van de goede orde te praten. Deze persoonlijke noot maakt het boek extra leesbaar en geeft de lezer inzicht in de denkwijze en persoonlijke ervaringen van de mensen die het echt hebben meegemaakt.

Bevooroordeeld

Deze getuigenissen stellen echter ook de voornaamste tekortkoming van het boek bloot: het gebrek aan balans. Zo reppen alle getuigen – zowel Nederlandse als Indonesische – voornamelijk over Nederlandse wandaden. Het is verbazingwekkend hoe openhartig mensen spraken, eenvoudigweg massaexecuties bekenden en hun innerlijk leven blootstelden.

We krijgen echter nooit inzicht in de schaduwkant aan Indonesische zijde. Die wordt wel vermeld, maar getuigen worden niet aan de tand gevoeld. Wat bracht hen ertoe om Indo-Europeanen toe te takelen, hun lijken te mutileren? Waarom achtten zij zich gerechtvaardigd om duizenden Chinezen hun have en hun leven af te nemen? Het is onduidelijk of Van Reybrouck dit niet gevraagd heeft, niet opgeschreven heeft, of dat de getuigen er niet over wilden praten. Maar het is wel een gemis.

Op zich kan men het de schrijver niet verwijten een kant te kiezen, maar in dit geval lijdt de kwaliteit er soms onder. Van Reybrouck schrijft pagina’s vol over de fouten van Nederlanders, Britten, en Amerikanen. De fouten van de Indonesiërs krijgen hoogstens een paar paragrafen. Af en toe wringt hij zich ook in bizarre bochten. De Amerikanen krijgen er bijvoorbeeld de schuld van als een communistische revolte in de stad Madiun wordt neergeslagen door manschappen van Soekarno. Wellicht overcompenseert Van Reybrouck voor kritiek op Congo dat hij ‘westerse bemoeienissen’ had weggemasseerd.

De effecten van onafhankelijkheid

Ook wordt er weinig ingegaan op de nasleep van de Indonesische onafhankelijkheid – wederom krijgt de lezer de indruk dat Van Reybrouck dit onderwerp vermijdt omdat de Indonesische kant er niet goed uitziet. Zo wordt er weinig verteld over de honderdduizenden Indo’s die uit Indonesië moesten vluchten. Ja, de Molukse treinkaping bij De Punt in de jaren zeventig wordt kort genoemd, maar daar blijft het bij. Hier had Van Reybrouck toch veel meer over kunnen vertellen.

In plaats daarvan krijgen we een hoofdstuk dat vooral het beeld wil geven dat de Nepalese Gurkha-soldaten door de Britten werden uitgebuit, net zoals Ambonezen door de Nederlanders. Zoals Van Reybrouck in een interview bij het Haagsch College zei: ‘Het verdriet leeft door in verschillende gemeenschappen en op verschillende wijzen.’ Het verdriet van Indonesische Chinezen en Indo’s wordt minder besproken dan de ervaringen van Gurkha’s en dat vind ik een tegenvaller.

Ook trekt Van Reybrouck zelden de lijn door naar het heden als dat ten koste gaat van de reputatie van de Indonesiërs. Dat Indonesië zelf een neokoloniaal beleid voert ten opzichte van Guinea en Timor wordt niet benoemd – terwijl Van Reybrouck wel zo enorm veel nadruk legt op ‘Bandung’ als kantelpunt in de wereldgeschiedenis, het moment waarop het ‘globale zuiden’ het koloniaal juk afwerpt.

Desalniettemin: de moeite waard

Laat het een waarschuwing voor de potentiele lezer zijn: af en toe schiet Van Reybrouck een beetje door in de eenzijdigheid. Gelukkig is hij hier welhaast oprecht in: hij laat geen feiten weg, maar legt de nadruk zeer duidelijk op één kant van het relaas.

Dit neemt niet weg dat het een uitmuntende introductie is voor een ieder die zich meer wil verdiepen in de geschiedenis van Nederlands-Indië en hoe daaruit Indonesia ontstaan is. In Nederland lijkt er meer aandacht voor de koloniale geschiedenis en haar keerzijde te zijn geweest dan in België, dat pas in de 21e eeuw een aanklager als Multatuli heeft geproduceerd in de vorm van Jules Marchal. Toch zal de lezer veel nieuws leren van het boek.

Naast een uitmuntende samenvatting van eigenlijk de hele Nederlandse geschiedenis in Nederlands-Indië zit het boek ook vol met interessante en onverwachte wetenswaardigheden. Hierbij moet ik in het bijzonder denken aan Piet van Staveren, een Nederlandse deserteur die overliep naar de Indonesische zijde om radio te maken. En ook aan de Indonesiërs in Nederlanders die zich bij het verzet tegen de Duitse bezetter aansloten.

Sommigen, zoals Irawan Soejono, moesten dit met hun leven bekopen. Vergist u zich niet – deze mannen en vrouwen streefden naar een onafhankelijk Indonesië. Zij handelden naar hun geloof en geweten: dat het fascisme erger was dan de kolonisator.

Als je de eenzijdigheid kunt negeren is het boek een genot om te lezen. Het leest gemakkelijk en is enorm informatief.

‘Revolusi’ van David van Reybrouck is verschenen bij De Bezige Bij. Meer informatie hier.