Racisme overdrijven om het te kunnen bevechten
Tijdens de eerste weken duwde Corona het andere nieuws weg. Maar zie, waar de straten langzaam vollopen, gaan ook de opiniestukken en columns over vertrouwde onderwerpen. Zo laaide ook het racismedebat weer op.
Het begon op 4 mei, toen Arnon Grunberg de lezing Nee hield. Wat begon als een analyse van het maatschappelijke klimaat aan de vooravond van de Holocaust, mondde uit in een berisping aan ons, en hedendaagse politici in het bijzonder. Het kwam erop neer dat de manier waarop er over Marokkanen wordt gesproken vergelijkbaar is met de bejegening van Joden, massaal omgebracht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Voor deze waarschuwende woorden kreeg Grunberg applaus, maar waarom eigenlijk? Nieuw is de parallel allerminst.
Altijd weer de jaren ‘30
Daar komt bij dat deze vergelijking met weleer eerder verwarring schept dan dat ze het inzicht in de multicultuur vergroot. Je kunt abjecte taal ook aan de kaak stellen zonder de bruine jaren ’30 erbij te halen. Waar zijn nu de pogroms en de deportaties? Die zijn er niet, ondertussen kierden ze wel tussen de regels van Grunbergs 4 mei-lezing door.
Dat is de makke van de meeste waarschuwingen door antiracisten. Ze gebruiken grote woorden, schetsen vergezichten. Waar het racismedebat vaak met het hart wordt gevoerd, vraagt het thema vraagt om de koele zakelijkheid van de ratio. Pak er eens een rapport bij of raadpleeg een relevante dataset. Materiaal genoeg.
Nederland scoort helemaal niet slecht
Socioloog Herman Vuijsje maakt er wel gebruik van, zowel in zijn boek Zwartkijkers (2018) als op deze website. Hij verwijst naar meerdere onderzoeken die erop duiden dat de discriminatie afneemt. Bij het laatste Europese Waardenonderzoek (2012) vond 95 procent van de Nederlanders dat je als immigrant volwaardig meetelt in de samenleving, het hoogste percentage van de 46 onderzochte landen. Het laagste scoorden we dan weer, ook een 46e plek, op de vraag of je voorouders de nationaliteit van het land moeten hebben om je een echte inwoner van dat land te kunnen noemen.
En dan was daar nog de laatste ‘Eurobarometer’ van de Europese Unie. Deze leert dat 95 procent van de Nederlanders het aangenaam ‘(‘comfortable’) vindt een immigrant als vriend te hebben, zeventig procent vindt dat immigranten een positieve invloed hebben op de samenleving.
De conclusie is niet dat het paradijs bestaat, wel dat er grote vooruitgang heeft plaatsgevonden. En dan toch dat gescherm van antiracisten met gruwelscenario’s. Vanwaar dat schrille contrast?
Met weinig discriminatie neemt de gevoeligheid toe
Een veel gehoorde verklaring is die van ‘de normatieve ophoging’. Deze term komt van socioloog Gabriël van den Brink. Hij ontwaart een paradox: wanneer de discriminatie afneemt, groeit de gevoeligheid voor gevallen van discriminatie. Dat het alarm zo vaak afgaat, duidt er in de eerste plaats op dat ons morele ijkpunt is komen te verliggen.
Deze ontwikkeling, geen misverstand daarover, heeft in het verleden gezorgd voor de uitbanning van praktijken die in strijd waren met het gelijkheidsbeginsel. Met de afschaffing van de slavernij als meest in het oog springende succes.
Maar toen. De toegenomen gevoeligheid, deze motor achter de vooruitgang, veranderde in overgevoeligheid. Het discriminatie-alarm kan ook té gevoelig afgesteld raken. Vergelijk het met een rookmelder. Dat ding moet niet pas beginnen te piepen als je huis al vrijwel is afgefikt. Omgekeerd is het ook niet de bedoeling dat die witte schijf tegen het plafond afgaat bij elke rookpluimpje, veroorzaakt tijdens het koken. Een goed functionerende rookmelder heeft een ondergrens.
Jort flirt met NSB?
In het huidige debat raakt die ondergrens uit beeld. Zo ging het alarm onlangs af door een poster van pakkenboer Suitsupply. In de abri’s hing Jort Kelder met gebalde vuisten. ‘Back tot business,’ sprak hij ons toe, terwijl op de achtergrond de Nederlandse driekleur wapperde. Een auteur op de extreemlinkse weblog Joop.nl zag er een flirt ‘met fascistische symboliek’ in. Deze reclame leek sprekend op de propaganda van Anton Mussert voor zijn NSB!
De parallel met de rookmelder gaat verder. Wat is onze reactie als het apparaat te vaak afgaat? ‘Zal wel vals alarm zijn.’ Misschien slopen we de batterijen er zelfs uit, waardoor het ding helemaal niet meer werkt. Vervelende bijwerking: het gaat ook niet meer afgaat als er brand is – of er zich een heus geval van discriminatie voordoet. Dan is er geen sprake van normatieve ophoging; morele afstomping is een treffender typering.
Schuld en boete, maar zonder nooduitgang
Maatschappelijke ontwikkelingen kennen zelden één oorzaak. Ook het aanhoudende alarmisme door antiracisten kent meerdere oorsprongen. Zo vormt het calvinisme op zijn minst een vruchtbare voedingsbodem. Het centrale leerstuk hiervan is dat de mens een schuldig wezen is. Dat maakt de calvinist vatbaar als naar hem met beschuldigende vinger naar hem wordt gewezen.
Ja, maar wij leven in seculiere tijden. Dat klopt. Toch is het de vraag in hoeverre dit een tegenargument is. In zekere zin vergroot dat de boetvaardigheid zelfs. Toen de samenleving nog christelijk was, bestond er tenminste nog een opperwezen dat vergiffenis kon schenken. Dat ontlastte het geweten. Met de verdwijning van een goddelijke scherprechter is deze optie komen te vervallen. We zitten nog steeds in het een universum van schuld en boete, maar zonder de nooduitgang van weleer.
Sint-Joris kan niet zonder draken
Anderzijds valt het te bezien of dit als een gemis ervaren wordt. Menig antiracist lijkt geen verlichting te willen. De meest rabiate onder antiracisten handelen als Sint-Joris die met pensioen is. Het beeld komt van de Australische filosoof Kenneth Minogue en verwijst naar de heilige die sinds 1222 beschermheilige is van Engeland. Het grootste wapenfeit van Sint-Joris was dat hij een draak zou hebben verslagen.
Hoe vals dat vuurspuwende sprookjesbeest ook is, de held heeft het nodig om te kunnen (blijven) gloriëren. Hij dankt er immers zijn faam aan. Antiracisten zitten gevangen in dezelfde paradox. Ook zij klampen zich vast aan wat ze zeggen te bestrijden. Dus gaan ze op zoek naar nieuwe ‘draken’.
Drakendoder Gargard
Zo’n hedendaagse drakendoder is Clarice Gargard, columniste voor NRC Handelsblad. Ons werd vorige week ingepeperd dat het lot van ‘mensen van kleur’ hier vergelijkbaar is dat van zwarte Amerikanen, die op straat moeten vrezen voor hun leven. Black lives don’t matter, daar kwamen de lange inleidende alinea’s van haar column op neer. Deze had ze nodig om het Amerikaanse racisme-debat naar hier te importeren.
Waarop dit gemene zinnetje volgde: ‘Mensen van kleur worden weliswaar niet aan de lopende band op straat neergeschoten. Maar het sluimerend en institutioneel racisme, dat veelvoudig ontkend wordt, kan net zo kwaadaardig zijn.’ Met het institutionele racisme doelde ze op de Belastingdienst, waarvan onlangs bekend werd dat die etnisch profileert, of althans extra lette op toeslagenfraude bij mensen met een dubbele nationaliteit. Daarvan het slachtoffer zijn, zou op gelijke voet staan als neergeschoten worden – herstel: publiekelijk geëxecuteerd worden, zoals zij het framede.
Als dat geen draak van formaat is. Zo’n beest vraagt om dappere strijders die het zwaard trekken. Dat doet Gargard dan ook, steeds weer in haar columns. Verder droeg ze bij aan de verhalenbundel Zwart (2018) en was ze vorig jaar voor Nederland Vrouwenvertegenwoordiger bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
Zouden antiracisten iets meer oog hebben voor feitelijke, empirische gegevens, moeten ze toegeven dat de emancipatie van de afgelopen eeuwen spectaculair is. Maar ja, dan valt ook hun nering weg. Hun winkeltje kunnen ze sluiten.