Politieke bemoeienis met grote bedrijven groeit. Dat schept risicomijdend gedrag en schaadt de groei.
Wat een unieke dag. Afgelopen woensdag, 18 december, besloot het Openbaar Ministerie maar liefst vijf voormalige Nederlandse topmanagers niet strafrechtelijk te vervolgen wegens feitelijk leiding geven aan witwastransacties.
Als ze wél waren vervolgd, was het natuurlijk nog spectaculairder geweest.
Dat het Openbaar Ministerie jarenlang naar eigen zeggen ‘zeer omvangrijk’ onderzoek heeft gedaan en ‘een groot aantal getuigen’ heeft gehoord, zegt wel dat een strafzaak tegen de hoogste witte boorden van banken geen toekomstmuziek meer is.
Vier van de vijf waren bestuurders van ‘staatsbank’ ABN Amro, die drie jaar geleden zelf al een boete van 480 miljoen betaalde wegens falende witwascontroles. De ander leidde ING dat in 2018 wegens hetzelfde falen een schikking à 775 miljoen trof met het OM.
‘Volksopstand’ Tweede Kamer
Feit is dat banken ondanks alle goeie voornemens na de ontwrichtende kredietcrisis van 2008 nog steeds in de beklaagdenbank staan. Is het niet letterlijk, dan wel figuurlijk. Dat zie je terug in de ‘volksopstand’ in de Tweede Kamer tegen een mogelijke verkoop van de relatief kleine Volksbank. De bank is het restant van SNS Reaal dat zich vertilde aan vastgoedkredieten en in 2013 in staatshanden kwam.
De Kamerleden zouden beter moeten weten. Wat heeft het staatsaandeel in ABN Amro en de Volksbank opgeleverd? Geen heldere strategie, een duiventil in de top en teleurstellende resultaten. In de praktijk blijkt de top van zo’n bank én de stichting die namens de staat de aandelen beheert bij besluiten toch vooral te kijken naar politieke beeldvorming.
Het strafrechtelijk onderzoek naar de vijf financiële bovenbazen is de lange nasleep van de kredietcrisis en de daaropvolgende regeldrift om banken te benoemen tot onbezoldigde witwaspolitie. Maar de serieuze kans op een strafzaak is ook exemplarisch voor de ommezwaai in de politieke én publieke perceptie van grote ondernemingen en hun leidinggevenden.
Hollands Glorie
De kentering samengevat in een paar alinea’s. Vanaf medio jaren tachtig werden topmanagers lievelingen van publiek en politiek. Ze zorgden voor banen, groei en innovatie. Interviews. Naamsbekendheid.
Zeker toen zij miljardenovernames in het buitenland gingen doen, werden ze een symbool van Hollands Glorie. In 2005 was ABN Amro-topman Rijkman Groenink voor weekblad Elsevier Nederlander van het jaar. Hij was er toch maar in geslaagd een Italiaanse bank te kopen tegen alle lokale politieke en zakelijke tegenstand in.
Weg met de beurs
Twee jaar later was ABN Amro zelf het haasje. Groenink werd als graaier verguisd. De kredietcrisis van 2008 nekte de reputatie van andere bankbazen.
De slinger van het publieke en politieke vertrouwen zwaaide weg van banken, weg van de beurs. Familiebedrijven! Dát waren wel stabiele en op lange termijn gerichte ondernemingen. Het symbool: Wim van der Leegte, de nuchtere Brabantse pater familias van het expansieve industrieconcern VDL in Eindhoven. Ook mooi: VDL’s logo is rood, wit en blauw. VDL bleek echter niet immuun voor de industriële stagnatie van Europa en moest dit jaar zijn autofabriek Nedcar sluiten. Er werkten ooit zo’n 4.500 mensen. De glans is eraf.
Wie kent hun namen?
Dus waar staan we vandaag de dag? Het vertrouwen in grote ondernemingen is laag: 48 procent. Ter vergelijking: het hoogste vertrouwen geniet de politie: 85 procent, blijkt uit de meest recente peiling van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Topmanagers houden zich ondertussen gedeisd. Wie kent nog de namen van de topmanagers van Ahold Delhaize of Aegon?
Het vertrouwensverlies heeft zich opgebouwd. De oorzaken zijn legio. Die kredietcrisis. De belastingsteun voor Shell en Unilever om een hoofdkantoor in Nederland te houden. Excessieve topbeloningen. Milieuvervuiling en gezondheidsschade. De macht van oligopolies (telecom, energie, zorgverzekeringen).
Regeldrift
Ook vertrouwensverlies heeft een symbool. Sommige actievoerders zien topman Hans van den Berg van staalbedrijf Tata in IJmuiden liever achter de tralies dan achter zijn bureau.
Het vertrouwensverlies bij het publiek gaat gepaard met groeiende politieke bemoeienis. Nationale en Europese regeldrift is een groeisector.
Hoe meer regels, hoe meer politiek de bestuurskamers van grote ondernemingen binnensijpelt. En hoe meer kans dat topmanagers wachten op of hun oren laten hangen naar politieke beslissingen. In het recente rapport van de Italiaanse politicus Mario Draghi over het verlies aan concurrentiekracht in Europa staat een treffend voorbeeld. De federale Amerikaanse overheid heeft de laatste vijf jaar 3.500 nieuwe wetten aangenomen. Op Europese niveau was dat ongeveer 13.000 plus nationale regelgeving.
De impliciete veronderstelling in de regelzucht is dat de overheid, lees: ambtenaren en politici, een soort neutrale arbiters zijn die weten wat het beste is. Helaas. Ze zijn niet uitgerust met een glazen bol. Bewijs van hogere inzichten is er evenmin. In Nederland is de overheid doorgaans juist zelf belanghebbende, als mede-eigenaar (energiebedrijven, Schiphol, NS), als subsidie- en regelgever (bouwen, wonen), als steunverlener (verduurzaming van industriële productieprocessen, hightech-industrie rond Eindhoven).
Wie geeft protectie?
De groeiende politieke dimensie doet zich voelen. ASML in Veldhoven zoekt op Nederlands en Europees niveau protectie tegen strengere Amerikaanse regels voor export van chipmachines naar China. Nieuw is zulke protectie niet. Shell deed het zo ongeveer vanaf zijn oprichting. Philips kende blindelings de weg in Den Haag.
Bij de uiterst stroeve onderhandelingen over staatssteun voor industriële verduurzaming lijkt afwachten de strategie van grote ondernemingen. Als politici als eerste met hun ogen knipperen omdat het groene doel anders wordt gemist, rolt het geld wel binnen.
Politiek ondernemerschap kan niet de bedoeling zijn. Dat leidt maar tot risicomijdend gedrag en schaadt groei en innovatie. No guts, no glory.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Hartelijk dank!