Politici en media hebben door onderling wantrouwen minachting van de kiezer in de hand gewerkt

tweedekamer
Oude vergaderzaal van de Tweede Kamer. Beeld: Wikipedia.

Het gebeurde wel, herinnert politiek journalist Jan Tromp (1949) zich, dat je Joop den Uyl in de wandelgangen tegen het lijf liep en hij je meetroonde naar zijn werkkamer. Het was eind jaren zeventig. Den Uyl verkeerde hardnekkig in de veronderstelling dat zijn tweede kabinet hem ontstolen was, maar dat het kabinet-Van Agt-Wiegel elk moment onderuit kon worden gehaald door de zogenaamde loyalisten in de CDA-fractie. ‘In die gemoedstoestand, voortdurend laverend tussen hoop en vrees, kon Den Uyl je aan je jasje trekken. Hij had de deur nog niet achter zich gesloten of de vraag die hem wakker hield werd jou in het gezicht gesmeten: ‘Wat doet Hans de Boer?’.

Tromp wilde daar wel iets over zeggen. (Namelijk dat De Boer en de zijnen wel blaften, maar niet beten – en dat Den Uyl er verstandig aan deed zich te verzoenen met zijn rol als oppositieleider.) Maar wel met de kanttekening vooraf dat hij ‘geen dienstknecht was van de Partij van de Arbeid’ en dat ‘de kwestie alleen kon worden opgebracht in een gedachtewisseling, in een uitruil van overwegingen en argumenten’. Den Uyl begreep het en ‘zo kon ook de verslaggever beter geïnformeerd dan twintig minuten daarvoor de kamer van de fractievoorzitter verlaten’.

Een manier van leven

Jan Tromp gebruikt in het lezenswaardige boek Wantrouwen in de wandelgangen deze anekdote uit zijn loopbaan als parlementair redacteur voor VARA, Haagse Post en de Volkskrant aan het Binnenhof om de sfeer van verbondenheid tussen pers en politici weer te geven. Achter het gordijn van de oude balzaal met de groene bankjes, te krap voor 150 Kamerleden, in de nauwe gangen, opkamertjes en krochten in het labyrint daaromheen konden volksvertegenwoordigers en verslaggevers elkaar niet ontwijken. Het was erg gezellig, vaak tot diep in de nacht – en iedereen wist meer van elkaar dan de openbaarheid kon verdragen.

Het was geen baan, parlementariër noch parlementair journalist, het was een manier van leven, even verslavend als uitputtend. Het idee was dat het politieke bedrijf van het grootste belang voor het land was en dat de kiezer, lezer of kijker daarvan onophoudelijk doordrongen moest worden. Om de stemming niet te bederven was discretie een vanzelfsprekendheid – je zou het ook zelfcensuur kunnen noemen.

Architect Pi de Bruijn had geen boodschap aan de verknochtheid van de Binnenhofbevolking aan hun uitgewoonde poppenzolder. Er kwam bij hem vooral veel glas, staal en marmer te pas. Met die knalblauwe clubfauteuils deed de pompeuze nieuwe vergaderzaal Tromp denken aan een showroom van een bedrijf in gebruikte auto’s.

De nieuwe entree aan het Plein en de passages met hun imposante roltrappen leken geïnspireerd door Hoog Catharijne. Met als belangrijk verschil dat het door de architect beoogde publiek uit veiligheidsoverwegingen meteen uit de nieuwbouw werd geweerd.

Groteske controledrift

En zo kwam er in 1992 een abrupt einde aan de informele, huiselijke omgang tussen de politici, de journalisten en de fractiemedewerkers. Ze verdwaalden bijkans in de nieuwbouw, waarin voortaan de dienst werd uitgemaakt door een snelgroeiend leger van spindoctors, woordvoerders, voorlichters, poortwachters en persoonlijke assistenten. Jan Tromp hield het voor gezien; hij ging in 1995 naar de Wibautstraat in Amsterdam om zitting te nemen in de hoofdredactie van de Volkskrant.

Co-auteur Coen van de Ven (1992), politiek redacteur van De Groene Amsterdammer, schetst de vervreemding tussen pers en politiek die sindsdien heeft plaatsgevonden. Wat begon als het gelijk zetten van de horloges van de verschillende fractiegenoten om misverstanden in de pers te voorkomen, ontaardde in een groteske controledrift door de afdelingen agitatie & propaganda. Daarin paste geen informeel, direct contact tussen verslaggever en volksvertegenwoordiger zonder regie van de voorlichter.

Het armzalige resultaat is wat Van de Ven treffend ‘de eendimensionale politicus’ noemt. De beeldvorming staat geen ambivalentie, gelaagdheid, nuance of twijfel toe. De hectiek van oude en nieuwe media veroordeelt de politici tot eindeloze herhaling van ingestudeerde oneliners. Van de weeromstuit neemt de journalistiek een afstandelijke, wantrouwende houding aan, die bij het publiek het beeld versterkt van politici als leugenaars en zakkenvullers, die als volksverlakkers ontmaskerd moeten worden.

Minachting van de kiezer

Aan het Binnenhof werd het dus steeds minder aangenaam en interessant. Tot overmaat van ramp zit de volksvertegenwoordiging vanwege de langjarige renovatie aldaar ook nog gevangen in wat treffend de Bunker aan de Bezuidenhoutseweg wordt genoemd.

De journalist en de politicus zijn dan ook passanten geworden, die opgelucht ademhalen wanneer ze hun Haagse tropenjaren kunnen inruilen voor een comfortabel bestaan in de luwte. Ernstiger is dat politici en media door het cultiveren van het wederzijdse wantrouwen zelf de minachting van de kiezer voor hun – toch voor het functioneren van de democratie wezenlijke – bezigheden in de hand werken.

Jan Tromp en Coen van de Ven: Wantrouwen in de wandelgangen
Balans; 256 pagina’s; € 21,99.

Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediair en de Volkskrant.

Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Dan hopen wij dat u ook het komend jaar weer meedoet. Kwam het er nog niet van, maar wilt u wel Wynia’s Week mogelijk maken? Dan hopen we dat u nu ook de stap zet. Doneren kan op verschillende manieren en zowel met een éénmalig bedrag als met een maandelijkse bijdrage. Hartelijk dank!