Penoze, jonge meiden en een leven lang in de kast: nieuwe onthullingen over VVD-erelid Molly Geertsema
Als jongste medewerker van wijlen nieuwsblad De Flevolander (‘De eigen courant voor Flevoland’) werd ik ergens rond de kerstdagen van 1982 door mijn hoofdredacteur naar een afdelingsvergadering van de JOVD gestuurd. Het door de liberale jongerenorganisatie gehuurde zaaltje bij de dorpsmanege zat al ruim voor aanvang bomvol: jasje-dasje-jongens en Schoevers-achtige meisjes waar je ook keek.
Geen wonder, want het liberalisme was veertig jaar geleden bezig aan een opzienbarende opmars onder jongeren. Het ledental van de JOVD klom in snel tempo richting de 6.000. De VVD, die het in 1977 onder de 18-24-jarigen nog had moeten doen met 16,3 procent van de stemmen, werd bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1982 met 29,9 procent de grootste partij in deze leeftijdsgroep.
Een ‘echte’ want ‘vrijzinnige’ liberaal
Tieners en twintigers met een behoudender stemgedrag dan de generatie van hun ouders: zoiets was in Nederland nog niet eerder vertoond. Kranten en opinieweekbladen raakten er niet over uitgeschreven.Jongeren van dit kaliber vulden ook het zaaltje bij de dorpsmanege. Niemand minder dan Molly Geertsema was uitgenodigd om de JOVD’ers toe te spreken.
Iedereen wist in 1982 wie dat was: een heer van stand met een geaffecteerde stentorstem, steevast gehuld in een pak met vest en woonachtig op Kasteel Middachten in De Steeg (gemeente Rheden). Geertsema had zijn sporen verdiend als fractievoorzitter en partijleider van de VVD en als minister van Binnenlandse Zaken annex vicepremier. Sinds 1973 was hij commissaris van de Koningin in Gelderland; twee jaar later werd hij benoemd tot erelid van zijn partij.
Zo op het eerste gezicht nogal in strijd met zijn traditionele, regenteske voorkomen was dat Geertsema al sinds de jaren zestig een geduchte reputatie genoot als strijder voor gelijke rechten van homoseksuelen. Ook in linkse kring, waar ‘echte’ liberalen altijd ‘vrijzinnig’ moeten zijn, kon hij daarom bogen op een zekere populariteit, waarvan hij zichtbaar genoot. Nadat hem was verzekerd dat ook heteroseksuelen welkom waren, was Geertsema – getrouwd met een kunsthistorica en vader van drie zoons – zelfs demonstratief lid geworden van de homobelangenorganisatie COC.
Geen hoffuncties voor homo’s
Het was dus niet zo merkwaardig dat er na de pauze een Flevolands JOVD-meisje naar de microfoon liep die Geertsema beleefd vroeg naar zijn mening over een recent geval van homodiscriminatie. Alle kranten hadden erover bericht: een maatschappelijk werker, die door de chef personeelszaken van het Koninklijk Huis was aangezocht om te solliciteren naar de functie van medewerker personeelszaken, was op het laatste moment afgewezen omdat uit een veiligheidsonderzoek bleek dat hij homoseksueel was.
‘Ik wil daar wel iets over zeggen,’ begon Geertsema zijn antwoord, ‘maar dan wil ik eerst weten of er pers aanwezig is’. Op mijn schoot lag een notitieblok met een duidelijk zichtbaar logo van De Flevolander en mijn jasje-dasje-buurman, die een meer dan treffende gelijkenis vertoonde met het kersverse, in ons dorp woonachtige VVD-Tweede Kamerlid Robin Linschoten, stootte mij onmiddellijk aan.
Ik stak dus maar mijn vinger op. ‘Aha,’ reageerde Geertsema op misthoornvolume. Wat hij daarna te berde bracht over de geweigerde sollicitant was niet de moeite van het noteren waard. Homo-emancipatie was iets moois, maar mocht kennelijk geen deukjes veroorzaken in Geertsema’s relatie met het Koninklijk Huis.
Was het voorval tekenend voor de halfhartigheid van Geertsema? In elk geval moest ik er direct aan terugdenken bij het lezen van zijn deze week verschenen biografie Verlicht liberaal in driedelig grijs. Sociaal-geograaf en oud-D66-burgemeester Klaas Tammes, die eerder geslaagde boeken schreef over Hans Gruijters en L.R.J. ridder van Rappard, onthult op een van de laatste bladzijden dat Geertsema in 1987, vier jaar voor zijn dood, in een brief aan de Haagse afdeling van het COC bekende ‘homofiel’ te zijn. ‘Deze late bekentenis,’ schrijft Tammes, ‘was zeker niet publiek bedoeld. In eigen kring gaf hij nu toe wat enkelen in zijn meest nabije (politieke) omgeving al lang wisten’.
De kampioen homo-emancipatie van de VVD en de man die voortdurend homo’s opriep om ‘zichtbaar’ te worden, zat dus zelf zijn leven lang in de kast. Kan het nog gekker?
Nachtelijke feesten met onderwereldfiguren
Ja, maar dan gaat het over een andere kwestie: Geertsema’s contacten in de Amsterdamse onderwereld. De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) maakte zich met name zorgen over zijn warme band met horecaondernemer Wim Wagenaar alias ‘Blonde Wim’ (1936-2014), een voormalig stuntman en lijfwacht met, zo vat Tammes het samen, ‘een uitgebreid strafblad met veroordelingen voor mishandeling, huisvredebreuk, verkrachting, vuurwapenwet en verkeersregels’.
Het risico op chantage was in die kringen natuurlijk levensgroot. In Wagenaars boerderij in de Beemster, zo meldde een rapporteur van de plaatselijke politie, nam Geertsema ook in zijn tijd als minister en vicepremier (1971-1973) deel aan nachtelijke feesten met ‘onderwereldfiguren en jonge meiden’ en toonde hij zich ‘nergens vies van’. Tammes citeert Geertsema’s jongste zoon, die in 2022 tegen NRC Handelsblad zei dat zijn vader ‘wist van het verleden van Wagenaar, maar niet dat die rond 1970 nog steeds betrokken was bij de onderwereld’.
Hoe huichelachtig kan een heer van stand zijn? Molly Geertsema wist het antwoord. Waarom hij ondanks zijn penozevrienden en chantabele dubbelleven kon opmarcheren in het openbaar bestuur, blijft vooralsnog een groot raadsel.
Klaas Tammes: Verlicht liberaal in driedelig grijs. Het leven van Molly Geertsema (1918-1991) (Prometheus) 328 pagina’s, € 27,50.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!