Paul Frentrop: De wetgever moet zich omwille van ieders vrijheid alleen met individuen bemoeien, niet met groepen
In het paradijs woonden slechts twee mensen. Dat was niet voor niets. Als er in de Tuin van Eden meer dan twee mensen hadden rondgelopen, dan waren er ongetwijfeld ruzies ontstaan. Er zouden misschien ook mooie relaties zijn opgebloeid, maar dat tegenwicht telt niet. Een paradijs mag geen onmin kennen.
De mens wel. Zijn dilemma is dat hij soms alleen wil zijn en soms met anderen. Advertenties laten beide verlangens zien. In reclame voor auto’s of parfums verschijnt de mens meestal alleen ten tonele. Waar bier of etenswaren worden aangeprezen zien wij steevast een groep.
Diderot versus Rousseau
Vanwege die twee aangeboren verlangens vraagt men zich al eeuwen af: Moet je om gelukkig te zijn midden in de maatschappij gaan staan, of moet je je terugtrekken in de luwte? De Stoïcijnen vonden het eerste. Zij achten het ieders plicht om niet aan de kant te blijven, maar mee te doen. Epicurus daarentegen raadde aan om je terug te trekken uit het gewoel. Hij vertoefde het liefst met zijn vrienden in zijn tuin.
Tweeduizend jaar later, in 1757, liet Denis Diderot in zijn toneelstuk Le fils naturel een van de hoofdpersonen zeggen: ‘Alleen een slecht mens leeft alleen.’ (Il n’y a que le méchant qui soit seul.) Zijn vriend Jean-Jacques Rousseau wist meteen dat hij daarmee werd aangesproken. Rousseau had zich uit de artistieke wereld van Parijs teruggetrokken en woonde met zijn vriendin en haar moeder in een huisje op een landgoed buiten de stad, dat hem door een bewonderaarster om niet ter beschikking was gesteld.
Rousseau, de man die het eerste sociale contract bedacht, had voor zijn teruggetrokken bestaan een filosofische verklaring. Volgens hem was de samenleving gebaseerd op onderdrukking. Daar kwam alle narigheid en ongelijkheid in de wereld uit voort. Die kon je alleen ontvluchten bij de nobele wilden op het platteland. Rousseau was ervan overtuigd dat zijn vrienden die in de stad waren achtergebleven, niet in de gaten hadden in wat voor web van tirannie zij gevangen zaten. Diderot daarentegen was nooit gelukkiger dan in Parijs, het centrum van cultuur en beschaving.
Rousseau, van nature toch al achterdochtig en lichtgeraakt, was woedend om Diderots kritiek. Hij was bovendien al langer geïrriteerd omdat zijn vriend hem nooit was komen opzoeken, hoewel zijn idyllische plekje vier uur lopen van Parijs lag (Diderot kon het zich niet veroorloven een koets te huren). De boze brief, die Rousseau in reactie stuurde, hebben we helaas niet meer. We weten slechts dat het nooit meer goed is gekomen tussen de twee, al probeerden vrienden nog te bemiddelen.
Beschaving is privacy
Weer twee eeuwen later, in 1944, schreef een andere Franse filosoof, Jean Paul Sartre, in zijn eenakter Huis Clos de befaamde zin: ‘L’enfer, c’est les autres.’ (De hel, dat zijn de anderen). Volgens Sartre gebruiken veel mensen, als ze over zichzelf nadenken, niet hun eigen kennis, maar het oordeel dat anderen al over hen hebben. Die mensen leven volgens hem in een hel omdat ze teveel afhankelijk zijn van dat oordeel van anderen.
Sartre wijst daarmee op de wisselwerking tussen groep en individu. Over die samenhang bestaan veel misverstanden. Uit sociaaldemocratische, christelijke en conservatieve hoek klinkt dikwijls nostalgie naar vroeger toen we nog zouden hebben geleefd in de warmte van de groep. Individualisering is de boosdoener die ons moderne leven kil en eenzaam maakt.
Ayn Rand
Die analyse gaat echter voorbij aan de menselijke wens naar privacy; misschien omdat er geen Nederlands woord bestaat voor ‘persoonlijke vrijheid, het ongehinderd alleen, in eigen kring of met een partner ergens kunnen vertoeven’ (Van Dale). Dat talig gemis maakt het verschijnsel echter niet minder belangrijk.
De filosofe Ayn Rand gaf ons in For the New Intellectual (1961) het inzicht dat op lange termijn gezien beschaving de ontwikkeling is van een samenleving zonder privacy naar een met privacy. Het hele leven van de primitieve mens (die Rousseau zo bewonderde) speelt zich af in het openbaar en wordt geregeerd door de regels van de stam. Beschaving is het proces dat de mens bevrijdt van die dictatuur (van die invloed van ‘de anderen’ van Sartre).
Groepsdenken in de wet: nooit goed
Die vooruitgang is ook te zien in het recht. In een beschaafde wereld wordt alleen het individu aansprakelijk gehouden voor zijn daden. In een primitieve wereld werd een hele stam gestraft voor misdragingen van één persoon. De nazi’s grepen daarop terug met hun Sippenhaft-decreet, waarmee ze de familie van een crimineel mede verantwoordelijk maakten. Die had de boef beter in de gaten moeten houden, was hun argument.
Ook in het hedendaagse Nederland hebben twee wetten een groep in plaats van een individu tot partij in de rechtsgang gemaakt. De ene keer als slachtoffer, de andere keer als dader. In beide gevallen blijkt dat niet goed uit te pakken.
Het wetsartikel dat sinds 1934 ‘groepsbelediging’ strafbaar maakt en in 1971 fors is uitgebreid, leidt, hoe goed bedoeld ook, tot inperking van de individuele vrijheid van meningsuiting. Ik vind dat het zo snel mogelijk moet worden afgeschaft.
Het wetsartikel dat sinds 1988 het lid zijn van ‘een criminele organisatie’ tot een strafbaar feit maakt, is er gekomen opdat niet meer bewezen hoeft te worden dat iemand zelf een misdrijf heeft begaan. Dat was een nuttig wapen tegen maffiapraktijken. Maar wapens worden te pas en te onpas ingezet. Dit wapen ook. Soms tegen mensen die eigenlijk niets hebben misdaan.
En toch ligt er in 2024 weer een nieuw initiatiefwetsvoorstel voor met dezelfde denkfout erin. Het heet: ‘Een wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van het
discriminatoir oogmerk als strafverzwaringsgrond.’ Het idee is om dezelfde misdrijven zwaarder te bestraffen als ze begaan worden tegen individuen die deel uitmaken van bepaalde groepen dan wanneer ze begaan worden tegen andere mensen.
Niet alleen de wetgever maakt fouten als hij de groep voor het individu laat gaan. Het is voor de mens, een groepsdier met eigendunk, altijd lastig om zijn individualiteit te combineren met zijn hang naar de groep. De feestdagen maken die uitdaging voor eenieder actueel.
Fijne feestdagen
In het paradijs vierde niemand feest. Feest vieren is per definitie een groepsactiviteit. Hoe we een feestdag ook noemen, in wezen vieren mensen op feestdagen hun lidmaatschap van de groep van mensen die hen het naaste staan. In een land waar van de 8,8 miljoen huishoudens er inmiddels 3,3 miljoen eenpersoonshuishoudens zijn, vergt dat meer organisatie dan voorheen.
We leven met de paradox dat steeds meer organisatie nodig is naarmate een beschaafde samenleving aan ieder mens meer individuele vrijheid biedt. In die ontwikkeling moet de wetgever zijn plaats kennen. Hij moet zich omwille van ieders vrijheid alleen met individuen bemoeien. Niet met groepen. Want anders duwt hij het individu uit de beschaafde wereld van Rand terug naar de hel van Sartre.
Paul Frentrop was achtereenvolgens journalist, bankier, ondernemer, pensioenbeheerder, hoogleraar en lid van de Eerste Kamer.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!