Partijendemocratie is voorbij en populisten zijn onmisbaar geworden
Richtingloos, visieloos en alternatiefloos. Dat is het niet mis te verstane oordeel van Tom van der Meer over de manier waarop de traditionele middenpartijen, van GroenLinks tot en met de VVD, politiek bedrijven. De hoogleraar politicologie aan de UvA presenteert met Waardenloze politiek een gepeperde analyse van het disfunctioneren van de gevestigde partijen.
Tom van der Meer schrijft dat 2021 ‘een heel slecht jaar’ was voor de Nederlandse politiek. Hij vervolgt:
‘2021 was de culminatie van jarenlange visieloze middenkabinetten. Het kabinet viel voortijdig over een van de grootste naoorlogse bestuurlijke schandalen. De verkiezingscampagne kon geen richting geven aan de formatie. De onderlinge verhoudingen verzuurden na de onwaarheden van Rutte over de gelekte notitie ‘Omtzigt functie elders’. Vervolgens waren de traditionele regeringspartijen maandenlang niet bereid of bij machte een nieuwe coalitie te vormen. Na de vorming van nóg een stroeve middencoalitie, dezelfde als de vorige, betaalde het politieke midden uiteindelijk in 2023 de electorale rekening.’
De BBB werd dat voorjaar de grootste in de Eerste Kamer, de PVV in november de grootste in de Tweede Kamer en NSC maakte met 20 zetels de grootste klapper sinds de LPF in 2002.
Kiezer blijft in het ongewisse
Het probleem zit volgens Van der Meer in de wisselwerking tussen kiezers, politici en bestuur. De samenleving kent talloze conflicten. Het is aan de politieke partijen om die conflicten te verwoorden, vorm te geven en onderling de competitie over alternatieven aan te gaan. Alleen zo heeft de kiezer daadwerkelijk wat te kiezen.
Het voeren van politieke strijd over ideeën, stelt Van der Meer terecht, zijn de gevestigde partijen echter verleerd. In plaats van vraagstukken te agenderen, voeren ze brandende kwesties van de agenda af. In plaats van te laten weten met wie ze willen regeren, laten ze de kiezer in het ongewisse. De kabinetsformatie is dan ook een black box, met een uitkomst die geen enkele relatie heeft met de verkiezingscampagne die eraan voorafging.
Sinds het eerste kabinet-Rutte in 2012 is de kiezer er volgens Van der Meer niet meer aan te pas gekomen. Of het nu ging over het pensioenstelsel, het stikstofbeleid, de aardgaswinning of corona: het was technocratisch management op basis van compromissen achter gesloten deuren en van verstoppertje spelen achter experts, rechters en Europese instellingen.
Van der Meer: ‘Wanneer de regering en het parlement grote maatschappelijke uitdagingen neerleggen bij de maatschappelijke overlegtafels, verliest de politiek het primaat. Wanneer publieke taken worden verzelfstandigd of gedecentraliseerd, verliest de nationale politiek grip om daaraan te sturen. En wanneer coalitiepartijen politieke keuzes presenteren als technocratische besluiten, onttrekken zij lucht aan een inhoudelijke oppositie.’
Breng ideologische geladenheid terug
Van der Meer heeft heimwee naar de stembusakkoorden uit de jaren zeventig, naar de strijd tussen Den Uyl en Wiegel. Ook het optreden van Bolkestein in de jaren negentig, als aanjager van het debat over migratie en de Europese integratie, kan zijn goedkeuring wegdragen. Vooral omdat Bolkesteins VVD enerzijds de kabinetten-Kok in het zadel hield, maar anderzijds precies duidelijk maakte waar zij voor stond. Compromissen waren noodzakelijke politieke keuzes, geen voldongen feiten.
Politieke partijen moeten weer net zo ideologisch geladen worden als in de vorige eeuw, vindt Tom van der Meer (die weinig ziet in een ander kiesstelsel, referenda of een kiesdrempel). Van Denemarken en Zweden kunnen we leren dat blokvorming van verwante partijen de kiezers alternatieven biedt en dat minderheidskabinetten de oppositie invloed én medeverantwoordelijkheid geven.
Het probleem met zijn analyse is, dat Van der Meer lijdt aan de kwaal die de academische politicologie nog altijd in zijn greep houdt: de misvatting dat de klassieke politieke partij het begin en het eind van de parlementaire geschiedenis is. In werkelijkheid heeft het parlement het grootste deel van de negentiende eeuw gefunctioneerd zonder partijen. Vervolgens zijn in de loop van de vorige eeuw de leden weggelopen en de achterbannen in rook opgegaan. Partijen zijn vandaag de dag niet meer dan clubs voor politiek personeel en zij die dat willen worden.
Leven in de brouwerij
Sinds de doorbraak van de Leefbaar-beweging 30 jaar geleden is het agenderen van politieke vraagstukken in handen gekomen van volkstribunen – van Henk Westbroek en Pim Fortuyn, via Geert Wilders en Thierry Baudet tot en met Caroline van der Plas en Pieter Omtzigt.
Van der Meer zou, net als veel kiezers, blij moeten zijn met populistische bewegingen die migratie, stikstofbeleid en bestuurlijk falen op de politieke agenda zetten. Maar hij moet niets hebben van populisten omdat ze de elite als corrupt zien en het goede volk als één en ondeelbaar. Zo staat het inderdaad in de politicologische leerboekjes. Maar juist zijn eigen analyse biedt voldoende munitie voor de stelling dat het regime van de partijendemocratie voorbij is en dat nieuwe bewegingen onmisbaar zijn voor leven in de politieke brouwerij.
Tom van der Meer: Waardenloze politiek, Querido Facto, 207 pagina’s, € 20
Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediair en de Volkskrant.
Wynia’s Week verschijnt ook dit jaar 104 keer met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. Plus video’s en podcasts. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!