Ouderen aller gemeenschappelijke woonzorginstellingen, verenigt u! Want paternalisme loert overal
Seniorencomplex Oud Sluys in Maassluis heeft besloten in de ontmoetingsruimte niet langer dranken te schenken met een alcoholpercentage van 14 procent en hoger. ‘Deze alcohol is niet gezond en kan ook zorgen voor sociale problemen onder senioren.’ Het besluit is aan de gebruikers van de ontmoetingsruimte meegedeeld zonder overleg vooraf.
Hebben we in dit seniorencomplex te maken met een club van ouderen die bijeenkomt om zodanig aan Bacchus te offeren dat ongepast, storend gedrag er het gevolg van is? Televisiebeelden van de verontwaardigde senioren wezen niet in die richting. Gaat het dan wellicht om senioren die de diagnose ‘handelingsonbekwaam’ of ‘wilsonbekwaam’ opgeplakt hebben gekregen en die het exclusieve recht hebben om gereguleerd gebruik te maken van de ontmoetingsruimte? Noch het een, noch het ander blijkt het geval te zijn. Oud Sluys maakt juist zelfstandig wonende ouderen attent op haar faciliteiten.
Maar wat is dan de legitimatie van een bevoogdende beslissing van Oud Sluys? Simpeler gezegd: wat is in godsnaam de reden dat een groep senioren zo uitdrukkelijk wordt betutteld dat ze bepaalde alcoholische dranken niet meer mogen bestellen? Zou het seniorencomplex tot dezelfde beslissing zijn gekomen als het publiek van de ontmoetingsruimte voornamelijk uit jonge buurtbewoners bestond? Of uit mantelzorgers die op gezette tijden met hun naaste de ontmoetingsruimte aandoen?
Negatieve beeldvorming
Er moet toch iets zijn dat het paternalisme rechtvaardigt in de ogen van degene die de beslissing heeft genomen. Wellicht is het de negatieve beeldvorming over ouderen, die decennia geleden in onze samenleving heeft postgevat en nog welig tiert. Vanaf de pensionering kost je de samenleving geld, heb je geen maatschappelijke verantwoordelijkheden meer, consumeer je in toenemende mate zorg en hopen de beperkingen zich op. Ingrijpen van hogerhand is dan toch geboden?
In mijn roman De Staatsinjectie is het deze beeldvorming die tot een brede politieke en maatschappelijke omarming van de Wet verplichte levensbeëindiging heeft geleid. Een beeldvorming die nota bene door grote groepen ouderen wordt gedoogd; soms zijn ze er zelfs in gaan geloven. Een beeldvorming ook waarbij ouderen het als een eer beschouwen dat ze na vele jaren van anonimiteit en vergetelheid door het grote publiek als helden worden toegejuicht wanneer ze in een pausmobiel de uitgestippelde weg naar hun eindbestemming afleggen om de achterblijvers vermeende welstand te bezorgen.
Toenemende vergeetachtigheid is een nog onbenoemd aspect dat kleeft aan de beeldvorming over ouderen. Hoewel pathologische geheugenachteruitgang procentueel meer ouderen dan jongeren treft, is ons beeld van de intellectuele capaciteiten van ouderen volslagen onjuist. De in Letland geboren neuropsycholoog Elkhonon Goldberg toont in zijn boek De wijsheid paradox (2005) aan dat het verstand groeit wanneer de hersenen ouder worden. Het vermogen om zaken goed te overzien, op waarde te schatten en doordachte en gewogen beslissingen te nemen, is een – zwaar onderbelichte en vaak onbenutte – intellectuele eigenschap die juist krachtiger wordt naarmate de leeftijd toeneemt.
In de ontmoetingsruimte van het seniorencomplex van Oud Sluys verzamelt zich een groep mensen die over deze eigenschap beschikt. Het samen met anderen zijn, het in contact komen met leeftijdgenoten, het uitwisselen van gedachten en gemoedstoestanden en gezamenlijk het glas heffen – een pils bij de een, een wijntje bij de ander en een jenever voor een derde – zijn betekenisvolle gebeurtenissen, waar alle aanwezigen ingrediënten aan bijdragen. Maar een beroep op de aanwezige wijsheid van deze groep heeft niet plaatsgevonden. Hemeltergend! Toch is het niet vanzelfsprekend dat de groep die door de maatregel van Oud Sluys getroffen wordt in opstand komt. Dat is doorgaans niet ouderen-eigen, ook niet als het aan een goed gesprek heeft ontbroken.
De keuze van Oud Sluys staat helaas niet op zichzelf. In augustus van dit jaar haalde de Utrechtse ouderenzorgorganisatie Silverein het landelijk nieuws met de maatregel om medewerkers van het restaurant te vervangen door een koffiezetapparaat. ‘De restaurants draaien in de huidige vorm verlies,’ was de verklaring. ‘Er zijn wel enige zorgen over wat dat voor bewoners gaat betekenen,’ werd eraan toegevoegd.
Inlevingsvermogen gewenst
Van mensen die zich beroepshalve inspannen voor kwetsbare ouderen mag een flinke dosis inlevings- en observatievermogen worden verwacht. Je hoeft maar een enkele keer naar het restaurant van de doorsnee zorginstelling voor ouderen te gaan en je ziet wat zich daar afspeelt. Voor het merendeel van de ouderen is het restaurant een geliefkoosde ontmoetingsplek. Daar vindt het leven plaats. Bewoners komen op die plek dagelijks bij elkaar op bezoek. Nieuwe bewoners ontmoeten er voor het eerst hun medebewoners en het is juist het restaurantpersoneel dat bewoners alert en betrokken bij de hand neemt om hen een plek te laten veroveren in hun dan nog vreemde omgeving. Het is ook de plek bij uitstek waar verwenzorg zich manifesteert. Het geserveerd krijgen van koffie of thee met iets erbij, in combinatie met de contacten met leeftijdgenoten, verhogen het woon- en leefplezier.
Maar het beroep op inlevingsvermogen gaat verder. Toen ik jaren geleden aantrad als bestuurder van zorginstellingen voor ouderen spraken twee dames van achter in de tachtig mij aan. Zij vroegen mij wat mijn regels waren en wat zij wel of niet van mij mochten. Mijn verbaasde reactie dat ik die vraag beter aan hen kan stellen dan zij aan mij, omdat ik slechts een beperkt deel van de week in de zorginstelling ben en zij daar wonen, werd met onbegrip ontvangen. Het hardnekkig gevoel had zich bij bewoners genesteld dat zij zich dienden te schikken naar de regels van het huis. Naarmate de kwetsbaarheid van bewoners, alsmede de afhankelijkheid van de directe omgeving, toeneemt, nemen assertiviteit en aanspraak op zelfbeschikking af. Berusting, apathie en overgave aan de vigerende regels doen hun intrede.
In de huidige tijd worden zorginstellingen voor ouderen enkel nog bewoond door mensen met een hoge mate van kwetsbaarheid. Het risico op paternalisme neemt daarmee toe. Waar twintig jaar geleden de Wet cliëntenraden zorginstellingen de oudere bewoners een paraplu bood om een regen van onwelgevallige regels en maatregelen af te wenden, is het aantal bewoners dat zitting heeft in cliëntenraden sterk gereduceerd. Familieleden – of bij ouderen betrokken vrijwilligers – hebben hun plek ingenomen. Lovenswaardig, maar de afstand tot de praktijk van alledag is er sterk door vergroot.
In het kader van mijn promotieonderzoek interviewde ik rond de eeuwwisseling ruim 200 bewoners van woonzorginstellingen voor ouderen en ongeveer 100 zorgmedewerkers. Een van de vragen was om een paar punten te noemen die voor bewoners in de zorginstelling het allerbelangrijkste zijn. Wat bleek: er was bijna geen overlap tussen de respons van bewoners en die van het verzorgend personeel. Voor de bewoners scoorden het aangaan en onderhouden van sociale contacten met medebewoners en zeggenschap over het eigen leven het hoogst. Het zorgpersoneel dacht dat bewoners een goede verzorging het belangrijkste zouden vinden.
Over wat goede verzorging voor de individuele bewoner inhoudt, werd nauwelijks gecommuniceerd. Er was sprake van een hoge mate van routinematig handelen door het verzorgend personeel en het ontbrak veelvuldig aan responsiviteit, oftewel het informeren bij de bewoner of het handelen van de verzorgende naar wens was geweest.
De bewoner als zorgregisseur
Mijn proefschrift kreeg de titel Zorg voor zelfstandigheid. Bedoeld werd dat de bewoner de regisseur moet zijn van de zorg en van het leven in een institutionele omgeving. Nu, twintig jaar later, is deze boodschap blijkbaar nog uiterst actueel. Een behoorlijke mate van kwetsbaarheid van de bewoners hoeft daarbij niet in de weg te staan. Integendeel. Mensen die zelf niet meer in staat zijn beslissingen te nemen, gun je een morele omgeving waarin beslissingen voor hen genomen worden die ze ook zelf zouden hebben genomen – als ze daartoe nog toe in staat zouden zijn.
Tinie Kardol was hoogleraar vergrijzingsvraagstukken aan de Vrije Universiteit Brussel en bestuurder in de Nederlandse ouderenzorg. Hij is gastdocent en verzorgt lezingen in binnen- en buitenland. In september 2024 publiceerde hij bij Uitgeverij Blauwburgwal het boek ‘De Staatsinjectie’, een beklemmende maar ook hilarische roman over een samenleving waar ouderen in toenemende mate worden gezien als kostenpost. De Staatsinjectie is te koop via elke (internet-)boekhandel en uiteraard ook in onze webwinkel.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!