Opdracht voor nieuwe kabinet: minder asielzoekers en selectieve werving arbeidsmigranten
Nederland – en dat geldt ook voor de rest van (Noord-)Europa – heeft een dilemma. Enerzijds zijn er veel onvervulde vacatures. Anderzijds zijn er veel statushouders die geen werk hebben. De statushouders komen uit andere culturen, zijn vaak laag opgeleid en blijken meestal niet in staat de vacatures te vervullen. Oftewel veel vacatures en veel statushouders, maar geen match.
De immigratieprocedures van veel Europese landen geven geen goed antwoord op dit dilemma. De instroom van illegaal in de Europe Unie binnengekomen asielzoekers kan niet worden gestuit, terwijl werkgevers schreeuwen om arbeidskrachten.
In Frankrijk heeft de Assemblée, de Franse Tweede Kamer, een nieuwe migratiewet weggestemd. Sommige parlementariërs vonden de maatregelen in de concepttekst te streng, anderen te zwak. President Emmanuel Macron, die met zijn partij Renaissance geen meerderheid heeft in de Assemblée, moet terug naar de tekentafel.
Ruim twee miljoen openvallende banen tot 2028
De Fransen worstelen met hetzelfde dilemma dat we in Nederland kennen. Het opengrenzenbeleid van de EU, dat gepaard gaat met een ongebreidelde instroom van asielzoekers, én een tekort aan arbeidskrachten.
Het Britse Lagerhuis heeft dinsdag een omstreden wet goedgekeurd die het mogelijk moet maken om sommige asielzoekers naar het Oost-Afrikaanse Rwanda te vliegen. De regering van de conservatieve premier Rishi Sunak zet in op ‘opvang in de regio’. Toch worstelt ook het Verenigd Koninkrijk met omvangrijke tekorten op de arbeidsmarkt. Na de Brexit verdwenen de Oost-Europese werkkrachten.
Volgens een studie van het onderzoekscentrum ROA van de Universiteit Maastricht moeten werkgevers in Nederland tot 2028 liefst 2,2 miljoen openvallende banen zien in te vullen. Daarvan wordt negentig procent veroorzaakt doordat iemand met pensioen gaat, ziek wordt of besluit iets anders te gaan doen. Vooral in de zorg en het onderwijs haken duizenden mensen af.
Het zijn sectoren waar weinig immigranten te werk (kunnen) worden gesteld. Hetzelfde geldt voor de politie. Daar is men al jaren bezig met diversiteit, maar slechts weinig statushouders worden politieagent, zelfs niet uit de tweede en derde generatie immigranten. En als ze al binnenkomen, vertrekken ze vaak na een paar jaar weer, omdat ze zich niet thuis voelen. Ook voor de politie geldt dat de via de asielprocedure binnenkomende migranten het personeelstekort niet oplossen.
De banen in de zorg, onderwijs, schoonmaak en bij de politie, maar ook in de bouw en infrastructuur zullen volgens de ROA-studie niet worden vervuld, ondanks de weer oplopende werkeloosheid in Nederland. Die doet zich vooral voor in de industrie, die in de hele EU op achterstand is gezet ten opzichte van de internationale concurrentie vanwege de hoge energiekosten (verlies Russisch gas en rigoureus klimaatbeleid). De verwachting is dat 400.000 banen in de industrie bij ongewijzigd beleid onvervuld zullen blijven. De werkgevers in deze sector blijven daarom ijveren voor het aantrekken van meer buitenlandse arbeidskrachten.
De vergrijzingsproblematiek los je echter niet op met arbeidsmigratie. Met tijdelijke tewerkstellingen kan een deel van de problematiek worden geadresseerd, doch een meer definitieve oplossing zal moeten komen van omscholing, meer uren werken (wel eerst de armoedeval opheffen, zorgen dus dat ‘werken weer loont’), kapitaalintensievere productie, gebruik van Artificial Intelligence en wellicht langer doorwerken (zoals AOW-leeftijd verhogen). Ook zal moeten worden geaccepteerd dat bepaalde arbeidsintensieve productiesectoren uit Nederland verdwijnen.
Arbeidsmigratie is geen kant en klare oplossing
Arbeidsmigratie kan, zoals een recent advies van de Adviesraad Migratie luidt, op korte en middellange termijn wel helpen om personeelstekorten op te lossen in sectoren met een essentiële maatschappelijke functie. Het dient dan te gaan om personen met specifieke schaarse vaardigheden en kwalificaties. De arbeidsmigranten dienen weer te vertrekken voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Zo niet, dan bieden zij geen bijdrage aan de oplossing van het vergrijzingsprobleem, maar maken ze het probleem alleen maar groter.
Dat arbeidsmigratie geen kant en klare oplossing biedt voor vergrijzing is in diverse studies overtuigend aangetoond. Zie ook de bijdrage van de prominente onderzoeker Jan van der Beek in de vorige editie van Wynia’s Week.
Maar laten we ook eens buiten Europa kijken. In Canada, het land waar ik vier jaar werkte en woonde, is er ook vergrijzing en is men eveneens ruimhartig met het verlenen van asiel, maar heeft men een systeem bedacht om op een constructieve manier met het dilemma om te gaan. Canada heeft een puntensysteem ontwikkeld, waarbij elk jaar met een ‘Labour Market Impact Assessment’ gekeken wordt in welke beroepsgroepen behoefte is aan arbeidsmigranten. Buitenlanders die kwalificeren zijn welkom en krijgen een werk- en verblijfsvergunning. Naturalisatie is mogelijk na vijf jaar, onder strikte voorwaarden. Zowel het provinciale bestuur als de federale overheid moeten toestemming geven.
Canada is van oudsher een immigratieland met veel ruimte: het is na de Russische Federatie het grootste land ter wereld. Het kan derhalve meer immigranten toelaten dan een dichtbevolkt land als Nederland. Maar ook in Canada beseft men dat de maatschappij niet een oneindige stroom immigranten kan opvangen. De gehanteerde vuistregel was één procent (van de bevolking) per jaar, een regel die ook in andere immigratielanden als de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland wordt gehanteerd. Tijdelijk is de deur in Canada echter wijder opengezet, vanwege de vergrijzing.
Australië kent eveneens een immigratieprocedure die gebaseerd is op de behoefte van het land aan bepaalde arbeidskrachten, maar is minder ruimhartig waar het asiel betreft. Asielzoekers worden in opvangcentra gehuisvest, waar zij de uitkomst van de asielprocedure moeten afwachten. Anders dan veel van onze azc’s, bevinden die centra zich in afgelegen, dunbevolkte gebieden. Lang hoeven asielzoekers daar niet te verblijven, want de procedure is snel. Als hun aanvraag niet wordt gehonoreerd, dienen zij ook weer snel te vertrekken. Krijgen zij asiel, dan is dat voorwaardelijk. Pas na vijf jaar kunnen ‘statushouders’ (onder strikte voorwaarden) in aanmerking komen voor naturalisatie.
Een nieuw kabinet zou eens goed moeten kijken naar de aanpak in Canada en Australië. Een asielstop is in Nederland niet mogelijk, zolang we lid zijn van de EU en onze handtekening staat onder het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wel kan een minder ruimhartig asielbeleid worden gevoerd zoals in Denemarken (en sinds kort ook Zweden) en terugkeer voor afgewezen asielzoekers worden bedongen. Het Australische voorbeeld, met snellere asielprocedures, kan gedeeltelijk worden gevolgd. De IND-achterstand van ruim een jaar is vanuit humanitair oogpunt onacceptabel. De azc’s kunnen ook buiten woongebieden worden ingericht; daar is geen spreidingswet voor nodig. Wellicht kan zelfs gedacht worden aan het Britse plan om asielzoekers in de regio op te vangen.
Beleid met draagvlak onder de bevolking
Er is weerstand tegen het afschaffen van de belastingkorting voor beter betaalde arbeidsmigranten.ASML heeft al gedreigd in dat geval naar Duitsland en Arizona (Verenigde Staten) uit te wijken. Knelpunten, zoals voldoende en adequate huisvesting, zullen moeten worden opgelost. Ook moet er een systeem komen om tijdelijk werken in Nederland aantrekkelijk te houden. Het voorbeeld van Canada kan worden gevolgd door invoering van een puntensysteem.
Regeringspartijen – en dat geldt voor heel Europa – moeten beleid ontwikkelen dat op draagvlak onder de bevolking kan rekenen. Beleid dat een halt toeroept aan de ongebreidelde instroom van asielzoekers en tegelijkertijd een oplossing biedt voor de personeelstekorten in bepaalde sectoren. Ook voor het nieuwe Nederlandse kabinet zou dat weleens de hoofdopdracht kunnen worden.
Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank