Onze schrijvers zijn sulletjes geworden. Geen wonder dat bijna niemand nog Nederlandse literatuur leest

bouwman
Arnon Grunberg ontving in 2022 de P.C. Hooft-prijs. Foto: Ramon van Flymen, ANP Foto.

Sinds 1997 maakt de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek bij de start van het nieuwe jaar de ‘CPNB Top 100 bestverkochte boeken’ bekend. Voor fanatieke lezers of mensen die het om wat voor reden dan ook interessant vinden om de boekenmarkt te volgen, is het een niet te missen informatiebron.

Met z’n allen, zo berekende het CPNB, kochten we vorig jaar ruim 43 miljoen boeken (ongeveer evenveel als in 2023) met een totale waarde van 690 miljoen euro (in 2023 was dat was 685 miljoen euro). Een stabiel beeld dus, zoals dat heet. Maar is dat goed nieuws?

Het is maar net hoe je het bekijkt. In 2008, toen Nederland anderhalf miljoen inwoners minder telde dan nu, gingen er nog 50 miljoen boeken over de toonbank. Ook, zo meldde het CPNB, weegt de kleine omzetstijging in 2024 niet op tegen de kostenstijgingen waar ook het boekenvak mee te maken heeft. En inderdaad: de gerealiseerde omzetgroei van 0,7 procent bleef ver achter bij de inflatie: die bedroeg vorig jaar 3,3 procent.

Literatuur als nicheproduct

Minstens zo interessant is de CPNB-informatie op titelniveau. Wat direct opvalt, is dat er in de Top 100 over 2024 maar heel weinig Nederlandse literaire romans staan: slechts zeven stuks. De hoogste klasseringen zijn voor Ik kom hier nog op terug van Rob van Essen (nummer 12) en Luister van Sacha Bronwasser (32).  

Wie alleen let op de talkshows, de boekenbijlages van de dagbladen en de ruimhartige media-aandacht voor winnaars van literaire prijzen, zou kunnen gaan vermoeden dat we verzot zijn op bellettrie van eigen bodem. Maar dat is dus schijn. Nederlandse literatuur – elke boekhandelaar weet het – is de laatste jaren een nicheproduct geworden.

Hoe zou dat toch komen?

Vorig jaar, op 24 juni, overleed Jan Cremer. NRC herdacht hem als de ‘gewone jongen’ die de literatuur ‘ruigheid en publiciteitsstunts’ bracht.

Maar dat was natuurlijk niet het hele verhaal. Cremer maakte deel uit van een buitengewoon succesvolle lichting Nederlandstalige schrijvers met niet te missen kenmerken: dominant, stoer, levenslustig, ongepolijst. Denk als grootheden als Jan Wolkers (1925-2007), Harry Mulisch (1927-2010), Willem Frederik Hermans (1921-1995), Gerard Reve (1923-2006) en de Vlaming Hugo Claus (1929-2008).

Met hun libido was het dik in orde en dat mocht iedereen weten. ‘Meestal zijn de vrouwen waar ik op val blond, hebben blauwe ogen, moeten tegen een stootje kunnen, goed in de keuken zijn en een goede kameraad zijn,’ zei Jan Cremer in 2019 tegen Playboy. ‘In mijn kring komen geen feministen voor. Een leuke vrouw is voor mij nog steeds gewoon een lekker wijf waar je een borrel mee kan drinken en waar je goed mee kan lachen en waar je de liefde mee kan bedrijven. Waar zijn ze anders voor, zou ik haast zeggen.’

Loodgietende prijsdieren

Ook Harry Mulisch cultiveerde zijn reputatie als player. ‘Vroeger zei ik weleens dat er met vrouwen niet te praten valt’, zei hij in 2008 tegen HP/De Tijd. ‘Dat was vooral om te plagen. Zoiets badinerends zou ik nu niet meer zeggen. Er zijn natuurlijk best vrouwen met wie je kunt praten, alleen ken ik er niet zo veel van.’

Gerard Reve op zijn beurt deed vooral in zijn brievenbundels uitvoerig verslag van zijn talloze avonturen met loodgietende prijsdieren en andere meedogenloze jongens, terwijl Wolkers naar eigen zeggen ‘de ene meid na de andere’ versierde. Ook W.F. Hermans deed op zijn manier zijn best. Hij maakte geen geheim van zijn bewondering voor Sylvia Kristel (‘Ze lust er wel pap van, dat lijdt geen twijfel’), maar kon uiteraard niet verhinderen dat het Hugo Claus was die in 1974 een liefdesbaby bij haar verwekte.

Auto’s en motoren

Poseren met ontbloot bovenlijf of in zwembroek? Mulisch, Reve, Cremer en Claus schrokken er niet voor terug en voorop Groeten van Rottumerplaat (1971) stond zelfs een piemelnaakte Wolkers. Ook typische mannenspeeltjes als auto’s en motoren waren nooit ver weg. Op de cover van Ik Jan Cremer (1964) zagen we de auteur op een Harley Davidson, Hermans vertelde graag hoe hij was gecrasht met zijn Austin-Healey 3000 (geen schrammetje, uiteraard), Mulisch liet zich veel en vaak zien in zijn olijfgroene Triumph TR 5 cabriolet en Wolkers sierde in 1977 de voorpagina van de Haagse Post, samen met zijn zojuist aangeschafte zilveren Jaguar.

Schrijvende machomannen, bestaan die nog in het Nederland van 2025? Welke hedendaagse topauteurs kunnen we ons voorstellen op een motor, als partner van een wereldberoemde actrice of als strandhunk? Hoeveel mannen identificeren zich met Murat Isik of zouden graag op Arnon Grunberg willen lijken?

Nederlandse literatuur, zo wil een hardnekkig gerucht uit de boekenbranche, wordt nog hoofdzakelijk gelezen door vrouwen van middelbare leeftijd. Dat krijg je er dus van. 

Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in 2025? Hartelijk dank!