Onze landmacht is grotendeels opgeslokt door de Duitsers. Gaan we straks onder Duits bevel naar het front?
Beste vrienden zijn het, zij en wij. Niet eens zo heel lang geleden kon bondskanselier Helmut Kohl het bloed van Besserwisser Ruud Lubbers wel drinken. Kohl torpedeerde onder meer de kandidatuur van Lubbers voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Regelmatig rollebolden Duitse en Nederlandse politici over straat over zaken als de Euro en andere pijnpunten. Maar in essentie waren Duitsland en Nederland toch wel degelijk politieke en veiligheidspartners, die elkaar regelmatig de diplomatieke liefde verklaarden.
En echte vrienden kunnen wat hebben van elkaar. Zo ook na de Russische aanval op Oekraïne van februari 2022. Datzelfde jaar verschenen berichten in de media dat Den Haag de Duitse partners al direct stevig onder druk had gezet om serieuze wapens en voorraden aan Oekraïne te leveren.
Wapenleveranties liggen gevoelig in Berlijn
Het Duitse kabinet – een ‘stoplichtcoalitie’ van SPD, FDP en Bündnis 90/Die Grünen – was over de reactie op de inval behoorlijk verdeeld. Alleen al door het oorlogsverleden liggen wapenleveranties gevoelig in Berlijn. Vooral regeringspartij SPD van bondskanselier Olaf Scholz piekerde, praatte en peinsde.
Het kabinet-Rutte wilde onmiddellijk na de Russische aanval antitankraketten naar Oekraïne sturen. In eerste instantie lag Berlijn echter dwars. Dat was nogal een dingetje omdat het antitankwapen Panzerfaust van Duitse makelij was en de regering-Scholz export ervan eerst moest goedkeuren.
De Duitsers gingen overstag, maar een paar weken later moest Nederland de oosterburen opnieuw op sleeptouw nemen. Wederom draaide het om een wapensysteem van Duitse makelij: de PzH2000 pantserhouwitser, een stuk geschut op rupsbanden dat doelen kan raken tot op vijftig kilometer afstand. De druk uit Nederland had effect: beide landen stuurden gezamenlijk pantserhouwitsers naar Oekraïne.
Daar bleef het niet bij voor wat betreft de samenwerking met Berlijn. Begin 2023 kocht Nederland samen met Denemarken en Duitsland Leopard 1A5-gevechtstanks. Daarnaast werkten beide landen op nog meer terreinen samen, zoals het trainen van Oekraïense militairen.
Op dit punt is duidelijk sprake van een – hier letterlijk bedoelde – grensoverschrijdende militaire omhelzing. (Onbewust moest ik denken aan de fameuze broederkus van Sovjetleider Leonid Brezjnev en zijn DDR-collega Erich Honecker, maar dat terzijde). Het punt is echter dat de hechte samenwerking rond Oekraïne mijns inziens twee andere ontwikkelingen deels aan het zicht onttrekt. Ontwikkelingen die structureel gezien veelzeggend en van groot belang zijn.
Om te beginnen staat inmiddels het grootste deel van de Koninklijke Landmacht onder Duits bevel. In maart van dit jaar integreerde de laatste van de drie Nederlandse brigades – de 13de Lichte Brigade – in een grotere Duitse eenheid, namelijk de Duitse 10de Pantserdivisie. Eerder gingen de Luchtmobiele Brigade uit Schaarsbergen (2014) en de 43ste Gemechaniseerde Brigade uit Havelte (2016) al op in Duitse divisies. (Vooral die laatste stap kwam de landmacht goed uit: ons land had eerder zijn laatste Leopard-tanks weggedaan, maar nu kon de landmacht blijven beschikken over achttien lease-tanks in een gemengde Duits-Nederlands tankbataljon).
De samenwerking begon als kostenbesparing
Premier Mark Rutte bewierookte deze ‘bijna volledige integratie.’ Bondskanselier Scholz sprak over Liebe Mark en vond het ‘heel bijzonder dat we zo vervlochten zijn. (…) Zolang we niet tegen elkaar voetballen, zijn we goede partners.’ Deze samenwerking is ooit begonnen als kostenbesparing en als middel om de goeddeels wegbezuinigde Nederlandse krijgsmacht te laten overleven, maar gaat inmiddels veel verder dan dat.
In de praktijk wordt veel gezamenlijk geoefend en stemmen beide krijgsmachten de doctrines en hun behoeften aan militaire materieel zo veel mogelijk op elkaar af. (Tijden veranderen trouwens: in de Koude Oorlog was het aan Nederlandse kant verboden om dezelfde munitie te gebruiken als de Duitsers. Deze munitie mocht niet in handen vallen van wat ooit de aartsvijand was.)
Duitse militairen gaan schieten met Nederlandse munitie en kunnen sleutelen aan Nederlandse voertuigen. En omgekeerd. Duitse officieren gaan de Nederlandse brigades aanvoeren, terwijl Nederlandse stafofficieren aanschuiven bij de Duitse divisiestaven. Binnen de NAVO werken lidstaten al op allerlei niveaus samen, maar Duitsland en Nederland zijn de eerste die hun landstrijdkrachten bijna volledig in elkaar willen schuiven.
De betrokkenen bewandelen het pad der hete kolen
Kortom: met betrekkelijk stille trom – en inmiddels met een stevige injectie door de Oekraïne-oorlog – gaan de Duitse en Nederlandse landmachten bijna volledig in elkaar op. Een bijzondere stap, om niet te zeggen een unieke ontwikkeling, die tot weinigen lijkt te zijn doorgedrongen. In de woorden van plaatsvervangend landmachtcommandant Jean-Paul Duckers: ‘Veel mensen realiseren zich niet hoe uniek het is wat wij doen.’
Dit brengt me bij het tweede punt. Zodra de politieke en grondwettelijke implicaties ter sprake komen, lijkt de integratie van beide landmachten opeens wat minder uniek te zijn. Hier bewandelen betrokkenen duidelijk het pad der hete kolen.
Niet voor niets stond in het Defensiepersbericht over de integratie van de 13de Lichte Brigade de term ‘onder bevel gesteld’ tussen aanhalingstekens. Tsja, onder bevel stellen is nu eenmaal de formele aanduiding voor dit soort ceremonies, dus de landmacht kon er niet omheen, aldus de landmacht zelf. Zoek er vooral niet te veel achter, benadrukt Defensie. Tot op de dag van vandaag klinkt ‘onder Duits bevel stellen’ nu eenmaal een tikkeltje heftig vanwege de zure historische nasmaak.
De praktijk is echter minder zwart-wit, onderstreept Defensie telkenmale. Nederlandse militairen hijsen zich niet in Duitse uniformen. En van die vermeende cultuurverschillen tussen de Nederlanders en de Duitsers moeten we geen punt maken: ‘Een Duitser gaat geen Nederlander worden en een Nederlander geen Duitser,’ aldus commandant der landstrijdkrachten Martin Wijnen, ‘en dat moeten we ook niet willen.’
Nee, Nederland behoudt volledige zeggenschap over de inzet van de eigen militairen, herhalen alle betrokken militairen in alle toonaarden. Inderdaad, de grondwet dicteert dat het oppergezag bij de Nederlandse regering ligt. Bovendien blijven nog behoorlijk wat landmachtonderdelen buiten de Duits-Nederlandse integratie, zoals het Korps Commandotroepen, de Genie en allerlei ondersteunende diensten. Ook het hoofdkwartier van de landmacht in Utrecht blijft gewoon bestaan.
Deze verregaande samenwerking is inderdaad bij lange na niet de opmaat naar een Europees leger. Ondanks alle initiatieven staat het gezamenlijk Europees buitenlands en veiligheidsbeleid nog grotendeels in de startblokken. EU-lidstaten besluiten nog altijd zelf over de inzet van hun militairen.
In noodsituaties zijn we steeds afhankelijker van Duitsland
Echter, en dat is hier het centrale punt, in onverhoopte noodsituaties maakt Nederland zich wel degelijk steeds afhankelijker van grote buur Duitsland. In heel veel gevallen zal er niet echt sprake zijn van een probleem. Nederland en Duitsland gaan bijna altijd gezamenlijk in internationale vredesmachten en coalities op pad, meestal onder de vlag van NAVO, VN of EU. Steunt Den Haag een voorgenomen Duitse militaire inzet niet, dan blijven de Nederlanders thuis. Heeft de missie geen haast en is ze politiek niet erg omstreden, dan kunnen regeringen en parlementen de besluitvorming kalmpjes afronden. Kein Problem.
Dit Problem zou echter wel degelijk kunnen ontstaan in acute en zeer dreigende situaties. Stel bijvoorbeeld dat de Russen in een wanhoopsdaad dreigen de Baltische staten binnen te vallen. Nederland is dan wellicht best bereid het gezamenlijke tankbataljon met Leopard-tanks te sturen, terwijl de Duitsers wellicht terughoudender zijn.
Nederland is dan met handen en voeten gebonden aan het Duitse standpunt. ‘Als Nederland daar met tanks wil kunnen optreden is het volledig afhankelijk van de Duitsers,’ aldus defensiedeskundige Dick Zandee. ‘Omgekeerd zijn de Duitsers dat natuurlijk niet van Nederland.’
Ook sommige Tweede Kamerleden zijn verontrust over het feit dat de Nederlandse landmacht – het grootste van de vier krijgsmachtdelen – inmiddels grotendeels is opgeslokt door Das Heer, zoals de Duitse landmacht heet. Nederlandse jongens en meiden ‘onder bevel van’ Berlijn naar onbekende strijdtonelen gestuurd? Kan Den Haag de innige Nederlands-Duitse samenwerking ongedaan maken als puntje bij paaltje komt?
Dat kan in principe, aldus generaal Wijnen, maar is niet de bedoeling: ‘We bouwen een huis van legoblokjes. Die blokjes kunnen we er ook weer uithalen. Het is dus omkeerbaar, hoewel dat niet het streven is.’ Wie het tv-programma LEGO Masters wel eens heeft bekeken, weet dat het met die legoblokjes iets ingewikkelder ligt…
Er speelt bovendien nog een aanvullende complicatie: de parlementaire zeggenschap. Beide parlementen hebben in de praktijk het laatste woord over de vraag of de krijgsmacht op pad wordt gestuurd. De Bondsdag heeft hiertoe de wettelijke bevoegdheid, ons parlement een de facto bevoegdheid mede op basis van de zogenoemde grondwettelijke artikel 100-procedure. Het kabinet moet de Tweede Kamer nu zo vroeg mogelijk informeren over eventuele nieuwe operaties. In de praktijk zoekt de regering een zo breed mogelijk draagvlak en dat kost nogal wat tijd.
Onze landmacht is blij verlost te zijn van Verweggistan-missies
Ofwel, wat nu precies de praktische politieke en grondwettelijke implicaties zijn van de Tiefintegration blijft in hoge mate onduidelijk. Maar bij de landmachttop zal men zich daar niet al te veel zorgen over maken. Want de Oekraïne-oorlog heeft nóg iets duidelijk gemaakt: de krijgsmacht is blij eindelijk af te zijn van die slopende en vaak frustrerende internationale missies in verafgelegen gebieden.
Generaal-majoor Duckers wond er geen doekjes om: ‘De tijd dat we alleen deelnamen aan wars of choice [vrijwillige internationale operaties, CK], zoals in Afghanistan, ligt achter ons. En als je de bondgenootschappelijke verdediging serieus neemt, moet je als het erop aan komt wél iets op de mat moet kunnen leggen. Dan kun je niet zeggen: helaas, onze eenheden zitten in Verweggistan.’ Duidelijke taal.
Militair historicus Christ Klep publiceert in Wynia’s Week regelmatig zijn actuele analyses over oorlog en andere veiligheidskwesties.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!