Ontwikkelingshulp heeft geen enkel land welvarend gemaakt

WouterRoorda 30-11-24
Ondanks de enorme sommen geld die Tanzania heeft gekregen, kampt het land nog steeds met grote armoede. Beeld: allafrica.com.

Vorige week behandelde de Tweede Kamer de begroting voor 2025 van minister Klever van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. In plaats van te discussiëren over de hoofdlijnen van het aangekondigde nieuwe beleid ging het vooral over details. En dan met name over welke stokpaardjes en eigen hobbyprojecten in het licht van de bezuinigingen toch vooral overeind moeten blijven en hoe er in de toekomst weer meer geld beschikbaar kan komen.

Om de aangekondigde bezuiniging van 2,5 miljard euro in perspectief te plaatsen: Het beschikbare budget van 3,7 miljard euro in 2024 komt daardoor uit op 3,6 miljard euro in 2028, in plaats van de 5,9 miljard euro die het vorige kabinet wilde besteden. Er wordt dus vooral een streep gezet door de forse toename van het budget in de komende jaren, waardoor de term ombuiging beter de lading dekt.

Hulpgeld bestendigt verkeerd beleid

Voor een zinvolle besteding van dit nog altijd omvangrijke budget is het nodig het beleid aan te passen aan moderne inzichten over de effectiviteit ervan. Met als uitgangspunt arme landen welvarend maken. Dat betekent afscheid nemen van het gedachtegoed hierover dat stamt uit de vorige eeuw. Dat laatste kan worden samengevat als ‘hoe meer, hoe beter’, waaraan effectiviteit en duurzame resultaten ondergeschikt zijn.

De Nobelprijs voor economie is dit jaar toegekend aan Daron Acemoglu, James Robinson en Simon Johnson. Hun werk bevat een glasheldere boodschap voor beleidsmakers over hoe landen welvarend worden. Eén les is duidelijk: Ontwikkelingsgeld heeft geen enkel land welvarend gemaakt. De voorbeelden van landen die het wel is gelukt welvarend te worden, laten zien dat hulpgeld daar op zijn best geen bijdrage aan heeft geleverd en vaak juist averechts uitwerkte door het verkeerde beleid te bestendigen.

Na de Koreaanse Oorlog (1950-1953) was heel Korea straatarm. Anno 2024 is Zuid-Korea een welvarend land, met vooraanstaande producenten van moderne technologie en van auto’s. Het is ook een democratisch land. De ontwikkeling naar een markteconomie resulteerde in politieke vrijheid.

Hoe het anders kan, zien we in Noord-Korea. Beide landen startten op hetzelfde uitgangsniveau. Noord-Korea heeft weinig vooruitgang geboekt. De inwoners worden nog regelmatig geteisterd door hongersnoden en behoren tot degenen in de wereld met de minste politieke vrijheid. De socialistische planeconomie voorkomt economische ontwikkeling en de gewetenloze dictatuur van Kim Jong-un drukt elk streven naar meer politieke vrijheid genadeloos de kop in.

Economische en politieke vrijheid zijn onmisbare voorwaarden

De voorbeelden van de landen die de afgelopen decennia erin zijn geslaagd zich te ontworstelen aan armoede maken duidelijk dat het recept om een rijk land te worden niet zo ingewikkeld is. Het is beschreven door Daron Acemoglu en James Robinson in hun bestseller-boeken Why Nations Fail (2012) en The Narrow Corridor (2019). Hun boodschap is in één zin samen te vatten: Breek economische en politieke machtsposities af en voorkom dat er nieuwe ontstaan. Landen zullen dat zelf moeten doen, waarbij rijke landen en internationale organisaties zich kunnen beperken tot het beschikbaar stellen van expertise en noodhulp.

Zoals het voorbeeld van Zuid-Korea en van andere Oost-Aziatische landen laat zien, is dat de gebruikelijke volgorde: Met het vrijmaken van de economie ontstaat een middenklasse, die veel te verliezen heeft bij slecht overheidsbeleid. Naarmate deze groep groeit, geeft ze ook de aanzet tot meer politieke vrijheid en een effectievere overheid. Het kan ook andersom, zoals de casus Costa Rica illustreert. Wel is het zo dat economische en politieke vrijheid beide onmisbare voorwaarden zijn; het één gaat niet zonder het ander om welvarend te worden. Alleen China lijkt dit vooralsnog te weerspreken, hoewel het nog geen welvarend land is en op tal van gebieden stagnatie laat zien.

In West-Europa waren de fundamenten al aanwezig

Ontwikkelingshulp komt als factor die bijdraagt aan welvarend worden niet voor in de boeken van Acemoglu en Robinson. Hulpgeld bevestigt juist economische en politieke machtsposities.

Maar was de Marshallhulp aan West-Europese landen na de Tweede Wereldoorlog dan geen vorm van ontwikkelingshulp? Wat de Marshallhulp deed was proberen zo snel mogelijk het bedrijfsleven in staat stellen de productie te hervatten en (nieuwe) afzetmarkten bieden, zodat de fragiele West-Europese democratieën niet vatbaar zouden worden voor het communisme. De politieke vrijheden en de democratische infrastructuur waren er al in deze landen, evenals de noodzakelijke structuren van een markteconomie. De verwoeste economie kon daardoor snel weer op de al aanwezige fundamenten worden opgebouwd.

De lievelingen van de westerse ontwikkelingshulp van de afgelopen zestig jaar kampen nog steeds met veel armoede. Landen als Kenia, Tanzania en Ghana ontvingen enorme sommen geld, ook uit ideologische motieven omdat ze werden geregeerd door ‘progressieve’ socialistische presidenten. Van schendingen van de mensenrechten in deze eenpartijstaten werd graag weggekeken. Waarmee in strijd werd gehandeld met de beide punten van Acemoglu en Robinson.

Het wijzen op specifieke omstandigheden in Oost-Azië snijdt geen hout. Ontwikkelingslanden die welvarender zijn geworden in de afgelopen decennia zijn wereldwijd verspreid en met Botswana ook op het Afrikaanse continent te vinden.

Geld alleen helpt niet

Helpt een grote zak met geld dan niet? Uiteraard kan dat, mits verstandig geïnvesteerd. Kijk naar de Golfstaten en Saoedi-Arabië. Het is overigens maar de vraag in hoeverre het welvaartsniveau gehandhaafd blijft, mocht de stroom oliegeld plotseling opdrogen. Temeer daar het in de meeste van die landen met de politieke vrijheden nog steeds slecht is gesteld.

Geld alleen heeft vaak perverse effecten, zoals ook zichtbaar is in de besteding van de aardgasbaten in Nederland. Het overgrote deel van de opbrengsten is verjubeld aan uitgaven voor een verzorgingsstaat die niet toekomstbestendig bleek. De miljarden die de afgelopen decennia vanuit Nederland naar Suriname en de Nederlandse Antillen zijn gestroomd, hebben die landen niet duurzaam welvarend gemaakt. Integendeel. Zelfs de ontwikkeling van de enorme natuurlijke hulpbronnen heeft de relatief kleine bevolking van Suriname geen welvaart gebracht.

De kennis van en ervaring met economische groei en welvaart heeft ertoe geleid dat onder economen sprake is van een grote mate van consensus over wat goed beleid is. Eentje die niet onder doet voor die onder klimaatwetenschappers waarmee in de politiek en de media zo vaak wordt geschermd. Waarom is die kennis niet doorgedrongen tot diezelfde politiek en media die zeggen zich zo graag op ‘de wetenschap’ te willen beroepen? Waarom wordt er door beleidsmakers zo weinig gekeken naar welke bijdrage ontwikkelingshulp levert aan de welvaartsgroei in arme landen?

In plaats daarvan krijgen we steeds weer de uitsluitend op morele gronden gefundeerde opmerking dat een ‘beschaafd’ land geld moet doneren aan inwoners van landen die in armoede leven. Als dat goed zou werken, dan zou wat mij betreft het budget voor ontwikkelingshulp mogen vertienvoudigen. Het probleem is dat het niet werkt en zelfs vaak averechts uitwerkt. Politici kijken alleen naar de omvang van het budget en niet wat dat oplevert. Zo bezien lijkt de enige verklaring dat het doneren van geld aan arme landen niets anders is dan het afkopen van het eigen schuldgevoel en schaamte dat wij hier (bij toeval) welvarend zijn geworden. Het open stellen van de eigen grenzen voor een ongebreidelde instroom van immigranten uit die landen is dan een logische consequentie.

Haal nu ook de bezem door de bureaucratie

Kortom, het huidige beleid staat zowel in de economische als in de politieke dimensie haaks op de succesfactoren die Acemoglu en Robinson onderscheiden. Daarmee werden en worden miljarden euro’s aan belastinggeld feitelijk weggegooid en het is goed dat daar nu een einde aan lijkt te komen. Het loslaten van ideologieën die niet effectief zijn gebleken en het toelaten van wetenschappelijke inzichten die buiten het departement allang common sense zijn, is een goede gelegenheid om eens flink de bezem te halen door de bureaucratie. Zelf zullen de ambtenaren hiertoe niet het initiatief nemen, verliefd als ze zijn op het uitgeven van geld, waarvan ze geloven er goed mee te doen, het begeleiden en bezoeken van projecten in verre landen en de internationale overlegfora die bijeenkomen op exotische plaatsen of in dynamische wereldsteden.

Wouter Roorda publiceert regelmatig in Wynia’s Week over hoe de schaduwwereld van de meningsvorming en besluitvorming in Nederland werkt.Kort na de jaarwisseling verschijnt zijn samen met Oswin Schneeweisz geschreven boek ‘De Nederwolf’ bij Uitgeverij Blauwburgwal.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!