NSC wil een nieuw kiesstelsel waar Pieter Omtzigt veel last van zou hebben gehad

Als het aan NSC-minister Judith Uitermark van Binnenlandse Zaken ligt, krijgt Nederland een nieuw kiesstelsel. Met 150 Tweede Kamerleden waarvan er 125 worden verkozen via provinciale kieskringen en de resterende 25 landelijk.
De laatste keer dat NSC-leider Pieter Omtzigt verkiesbaar was voor het CDA, in 2021, stond een regionaal kiesstelsel ook in christendemocratische verkiezingsprogramma. Omtzigt was lid van de commissie die het schreef. Hij is dus consequent. Maar origineel is hij niet.
Geen persoonlijk mandaat
Parlementen worden doorgaans gekozen via evenredige vertegenwoordiging zoals in Nederland of via kiesdistricten, zoals in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Bij evenredige vertegenwoordiging is het aantal zetels dat een partij krijgt gelijk aan het percentage ontvangen stemmen. Voordeel is dat iedere stem telt, nadeel dat volksvertegenwoordigers geen persoonlijk mandaat hebben. Maar weinig Kamerleden krijgen voldoende voorkeurstemmen om op eigen kracht verkozen te worden. Het merendeel dankt de zetel aan de partij.
In een districtenstelsel wordt ieder parlementslid afzonderlijk verkozen. Plaatselijke overheden en individuele kiezers weten tot welke volksvertegenwoordiger zij zich kunnen wenden. Nadeel is dat alleen de stemmen op de winnaar van het district tellen, die op andere kandidaten gaan verloren.
Het Belgische kiesstelsel is een middenweg tussen evenredige vertegenwoordiging en een districtenstelsel. Iedere provincie heeft een deel van de zetels evenredig te verdelen. Binnen die provincie zijn de lijnen tussen verkozenen en kiezers korter dan bij ons. Door de evenredige vertegenwoordiging gaan geen stemmen verloren. Zowel federale Kamerleden als regionale parlementsleden (Vlaanderen, Brussel, Wallonië) worden zo verkozen.
Voor kiezers is de drempel om een provinciegenoot te benaderen lager. Keerzijde is dat je niet kunt stemmen op een favoriete politicus in een andere provincie.
Niet iedere politicus gedijt in praatprogramma’s. In België kunnen politici die wél goed zijn in persoonlijke gesprekken met kiezers of in het helpen oplossen van problemen alsnog voorkeursstemmen verzamelen. Wanneer de provinciale achterban groot genoeg is, kan een politicus zich onafhankelijk opstellen tegenover de partijtop. Wanneer de band te hecht is, kan plaatselijke belangenbehartiging omslaan in cliëntelisme.
België heeft elf kieskringen: tien provincies (vijf in Vlaanderen, vijf in Wallonië) en Brussel (tweetalig). Vlaamse partijen treden doorgaans niet aan in Wallonië en andersom. Een partij moet dus zes kandidatenlijsten opstellen (als we negeren dat sinds 2014 landelijke, regionale en Europese verkiezingen op dezelfde dag vallen, dus dertien lijsten).
Interne concurrentie
De grootste Belgische kieskring, Antwerpen, heeft 24 (federale) zetels. Zelfs met maar zeven partijen zijn alleen de nummers één en twee op de lijst zeker dat ze gekozen worden; bij gunstige peilingen ook nummer drie. Wie een plek lager staat, zit op de wip. Nog een plek lager en je voert campagne zonder zelf verkozen te worden. Andere provincies hebben evenveel lijsten, maar minder zetels. De interne concurrentie om verkiesbare lijstplaatsen is in België dus heftiger dan bij ons.
Wie van de zes federale lijsttrekkers is de partijleider? Wie bepaalt wie lijsttrekker wordt, of kandidaat-premier? Antwoord: de partijvoorzitter, tevens partijleider. Hoewel die vaak ook provinciaal lijsttrekker is, vinden sommige Belgen dit niet werkelijk democratisch. Partijvoorzitters selecteren lijsttrekkers, voeren regeringsonderhandelingen en wijzen de ministers aan. België zou daarom geen democratie zijn (‘verkiezing door het volk’), maar een particratie. Partijen op de eerste plaats, niet burgers.
Het NSC-voorstel komt neer op invoering van het Belgische kiesstelsel in Nederland, met als verschil dat wij een deel van de Tweede Kamerleden landelijk blijven kiezen (in Belgische termen: ‘landelijke kieskring’). Met twaalf provincies betekent dat dertien kandidatenlijsten per verkiezing.
Het voorstel geeft iedere kiezer twee stemmen, een landelijke en een provinciale. Staan de 125 ‘provinciale’ Kamerleden officieus hoger in rang vanwege de lokale binding? Of telt de macht van het getal? In dat geval krijgt winnen in een dichtbevolkte provincie meer prestige dan in een dunbevolkte. Landelijke lijstrekkers hebben meer mogelijke kiezers dan provinciale.
In 2012 werd Omtzigt aanvankelijk niet op de kandidatenlijst geplaatst. Dankzij steun van Twentse CDA-afdelingen kreeg hij een onverkiesbaar geachte plaats, dankzij voorkeursstemmen werd hij verkozen. In theorie was hij in het NSC-voorstel verzekerd geweest van een plek op de Overijsselse lijst. Maar zonder stemmen uit andere provincies had hij in 2021 nooit 342.472 voorkeurstemmen (goed voor bijna vijf Kamerzetels) gehaald.
In 2006 woonden Mark Rutte en Rita Verdonk allebei in Zuid-Holland. Als Rutte landelijk VVD-lijsttrekker was geweest en Verdonk in Zuid-Holland, was er dan in de Tweede Kamerfractie geen ruzie ontstaan?
Obstakel voor nieuwe partijen
SP, Partij voor de Dieren, 50PLUS, DENK, Forum voor Democratie, JA21, Bij1, BBB en Volt kregen bij hun debuut in de Tweede Kamer minder dan vijf zetels. Hadden die partijen de Tweede Kamer gehaald als we de afgelopen dertig jaar het door NSC-voorgestelde systeem hadden gehad? Hoeveel zetels krijgen ChristenUnie en SGP zonder landelijke evenredige vertegenwoordiging? In 2006 zakte D66 naar drie zetels – was die partij misschien uit de Tweede Kamer verdwenen? Had de LPF in 2002 en NSC in 2023 in drie maanden tijd dertien kandidatenlijsten kunnen opstellen? Geert Wilders, Verdonk en Omtzigt waren misschien nooit voor zichzelf begonnen.
Voor afzonderlijke provinciale lijsten zijn netto meer kandidaten nodig dan voor een landelijke kandidatenlijst. In België zijn de provinciale kieskringen evenzeer een obstakel voor nieuwe partijen als de kiesdrempel van 5 procent. Het NSC-voorstel werkt in het voordeel van bestaande en van grote partijen.
Minder bewegingsvrijheid
Zelfs als de Nederlandse partijleiders door het NSC-voorstel niet zo almachtig worden als Belgische partijvoorzitters (volgens Derk Jan Eppink ‘gekozen dictators’), is het aannemelijk dat partijen meer invloed krijgen en kiezers minder. Kamerleden blijven voor verkiesbare plaatsen afhankelijk van een goede werkrelatie met de partijtop. Dunbevolkte provincies krijgen weinig Kamerzetels.
Voor wie minder partijen in de Kamer wil, is het NSC-voorstel ideaal. Maar eenmaal omgezet in de praktijk, is er voor politici als Omtzigt nog minder bewegingsvrijheid.
Pieter de Jonge is historicus en publicist.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!