Nóg meer geld voor de zorg is minder geld voor jongeren. Dus reken maar op een nieuw generatieconflict
Komend jaar stijgt de premie voor de zorgverzekering met 144 euro, verwacht het kabinet. Zorgverzekeraar DSW maakte deze week als eerste de premie voor 2024 bekend. DSW verhoogt de premie met 11,50 euro per maand. Dat is de hoogste premiestijging ooit. Waarschijnlijk is dit record slechts van korte duur: in de komende jaren zou de premiestijging nog wel eens hoger kunnen uitvallen.
Dat is niet alles. De premie dekt maar een deel van de totale zorgkosten. De werkgevers betalen de helft van de kosten voor de zorgverzekering via een inkomensafhankelijke bijdrage. Daarnaast betalen we nog apart premie voor de langdurige zorg in instellingen en een deel van de zorgkosten wordt betaald uit de belastinginkomsten. De totale uitgaven aan zorg bedragen volgend jaar gemiddeld 7145 euro per volwassene. Dat is 7,7 procent – ofwel meer dan 500 euro – méér dan we dit jaar uitgeven.
Is het erg dat de zorgkosten elk jaar meer toenemen? Sommigen vinden van niet. Een beschaafd land moet dat kunnen betalen, zeggen ze. We moeten hier dan ook niet ‘doemdenkerig’ over doen.
Laten we de stijgende zorgpremie niet relativeren
Opvallend is dat deze relativerende woorden vrijwel altijd komen van artsen en hoogleraren die zo veel verdienen dat ze 144 euro extra premie makkelijk kunnen betalen. Ik hoor dat mensen met een modaal inkomen – een netto salaris van zo’n 3150 euro netto per maand – minder vaak zeggen.
Dat de stijging van de zorgkosten niet zo’n probleem is, hoor je verder vooral van mensen die in de zorg weken. Dat heeft toch iets van ‘wij van wc-eend vinden het geen probleem als u meer wc-eend koopt’.
Voor een gezin met een modaal inkomen is 288 euro, of ruim duizend euro als je alle zorgkosten meerekent, wel een behoorlijke extra uitgave. Met een modaal inkomen of net daarboven ontvang je geen zorgtoeslag en moet je de stijging van de premie volledig zelf betalen.
Linkse partijen kiezen voor een cosmetische oplossing voor dit probleem. Zij stellen voor de nominale premie te verlagen en eigen risico af te schaffen. Maar zelfs als de nominale premie en eigen risico volledig zouden worden afgeschaft, betalen we volgend jaar nog steeds gemiddeld 7145 euro aan de zorg.
Ons toegankelijke en genereuze zorgstelsel waarvan de kosten door solidariteitsheffingen worden gefinancierd, is een teken van beschaving. In een beschaafd land betalen gezonde mensen voor zieken, jongeren voor ouderen en dragen hogere inkomens meer bij dan lagere inkomens.
‘Een teken van beschaving’: zo werd in de jaren tachtig ook over de WAO gesproken, totdat het aantal arbeidsongeschikten opgelopen was tot bijna een miljoen, de wal het schip keerde en hard ingrijpen onvermijdelijk werd. Een dergelijk scenario is ook in de zorg niet ondenkbaar. Er zijn grenzen aan de solidariteit die een beschaafd land kan opbrengen.
Ruim een kwart van de totale collectieve uitgaven gaat naar de zorg
Volgend jaar geven we 111,3 miljard euro uit aan de zorg. Dat is meer dan een kwart van de totale collectieve uitgaven (433,6 miljard euro). Willen we dat wel? Er zijn ook andere urgente maatschappelijke problemen die aandacht en geld vragen. De klimaatverandering, de stikstofcrisis, de energie transitie, de bouw van nieuwe huizen, het versterken van de defensie.
Het zijn zo maar een aantal onderwerpen die ook veel extra overheidsinvesteringen vergen en door veel ambtenaren en politici op dit moment belangrijker worden gevonden dan extra geld voor de zorg. Daar komt bij dat een nieuw kabinet ook wil investeren in onderwijs, kinderopvang en meer politie op straat. En dan willen we ook nog dat burgers er in koopkracht op vooruit gaan. Dat beperkt de mogelijkheid voor verdere lastenverhoging voor burgers.
De Tweede Kamer heeft bij de Algemene Politieke Beschouwingen er nog alles aan gedaan om de koopkracht van de minima en de middeninkomens te verbeteren. Een deel van deze koopkrachtverbetering wordt betaald door hogere lasten voor het bedrijfsleven. Echter, ook aan lastenverzwaring voor het bedrijfsleven zit een grens.
De generatietegenstelling zal alleen maar groter worden
De kostenstijging in de zorg kan natuurlijk ook betaald worden door geld te lenen en het begrotingstekort te laten oplopen. Geld lenen wordt door de stijgende rente steeds duurder en betekent ook dat we onze kinderen en kleinkinderen de rekening laten betalen.
Meer geld voor zorg betekent minder geld voor het tegengaan van klimaatverandering, het bouwen van huizen en voor investeringen in beter onderwijs. Achter deze keuze schuilt een belangentegenstelling tussen generaties. Geld voor de zorg is geld voor onze ouders en grootouders. Van investeringen in onderwijs en de aanpak van de klimaatverandering profiteren uiteindelijk onze kinderen en kleinkinderen.
Het beroep op de solidariteit van jongeren die het geld voor de zorg opbrengen met ouderen die van zorg gebruik maken wordt met de stijging van de zorguitgaven elk jaar groter. Naarmate de zorguitgaven verder stijgen en de ruimte voor andere overheidsuitgaven beperken, zal deze generatietegenstelling alleen maar groter worden.
Na 22 november komt het echte verhaal
Tijdens de verkiezingscampagne zullen politieke partijen nog doen alsof de bomen in de hemel groeien. Ze beloven ons meer geld voor ouderenzorg en dat de tandarts voor volwassenen en de fysiotherapie in het basispakket komen. De boodschap dat niet alles meer mogelijk is in de zorg, zal waarschijnlijk pas na de verkiezingen worden verteld.
Hoogleraar economie Wim Groot schrijft enkele keren per maand voor Wynia’s Week, vaak over de gezondheidszorg.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!