Na RutteVier is het tijd voor nieuw EU-beleid: Nederland moet in Europa voor Nederland gaan vechten
In Brussel en niet in Den Haag wordt straks over Nederland beslist – en dat is Mark Rutte aan te rekenen, schreef Johannes Vervloed in zijn vorige bijdrage voor Wynia’s Week. Gelukkig kan het ook anders, zeker nu RutteVier is gevallen. Nederland, vindt Vervloed, moet in de Europese Unie het eigen belang voorop gaan stellen.
Met het verdedigen van nationale belangen is niets mis. Dat doen andere lidstaten van de Europese Unie ook. Vaak uit onderhandelingsoogpunt. Dat betekent af en toe gewoon ‘nee’ zeggen. Waarom moeten wij altijd het beste jongetje van de klas willen zijn?
Het verdedigen van het Nederlandse belang is niet vies. Het is een democratische plicht. Het geeft geen pas een aangenomen motie van de Tweede Kamer naast je neer te leggen, omdat het zogenaamd ‘hogere’ EU-belang daarom zou vragen. Denk aan hoe de – nu demissionaire – staatssecretaris van Financiën Alexandra van Huffelen (D66) omging met de motie over de Europese digitale identiteit.
Laten we stoppen met onze bemiddelingsrol
Nederland doet er daarom verstandig aan de zelf aangemeten bemiddelingsrol in de EU aan de wilgen te hangen. Want als bemiddelaar ben je niet geloofwaardig als je je eigen belang vooropstelt.
Bovendien moet Nederland als klein land niet de illusie hebben ‘de boel bij elkaar te kunnen houden’ (zoals Angela Merkel als vertegenwoordigster van de grootste en machtigste EU-lidstaat wél kon).
Tevens doet Nederland er verstandig aan bondgenoten te zoeken. Nederland bokst in z’n eentje niets voor elkaar. Met (een voldoende aantal) bondgenoten staat Nederland veel sterker en kunnen onwelgevallige beslissingen worden tegenhouden. Alleen op die manier kan worden voorkomen dat Nederland braaf de Franse megalomane projecten meefinanciert en de Italiaanse banken uit de wind houdt.
Wat de financiële kant van de Europese samenwerking betreft, dient gewaakt te worden voor meegaan met een transferunie. In plaats van wederom (net zoals bij het Herstelfonds) de portemonnee te trekken moet Nederland eens ‘nee’ durven zeggen. Nee tegen kostbare energie-, klimaat-, defensie- of welke solidariteitsfondsen dan ook.
Dat Nederland zich een dergelijke houding niet zou kunnen veroorloven – een boodschap die door Rutte en Kaag werd uitgedragen – is onzin. Nederland heeft een sterke positie als nettobetaler aan de EU en als vijfde economie van de unie.
De andere lidstaten en ook ‘Brussel’ zullen ongetwijfeld klagen bij een Nederlands nee, maar men zal zich wel twee keer bedenken om ons land te straffen voor een dergelijke opt-out. Met een assertieve opstelling heeft Denemarken in het verleden immers ook diverse opt-outs bedongen, bijvoorbeeld ten aanzien van het asiel- en immigratiebeleid, Europees burgerschap en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Dus waarom zou Nederland dat niet kunnen?
Het subsidiariteitsprincipe moet gelden
Voor de goede orde: het bovenstaande is geen pleidooi voor anti-EU-beleid. De Europese Unie heeft wel degelijk toegevoegde waarde. Dat geldt in het bijzonder voor de interne markt en voor grensoverschrijdende zaken.
Wel dient in alle gevallen het subsidiariteitsbeginsel te gelden: wat op nationaal niveau geregeld kan worden, moet niet door de EU worden gedaan. Dat geldt in het bijzonder voor onderwijs, gezondheid en sociale zaken. Het overdragen van nationale bevoegdheden is daarentegen gevaarlijk. Eenmaal weggegeven, krijg je die niet meer terug. Zeker ons vetorecht moeten we niet opgeven, zoals het inmiddels demissionaire kabinet wil.
Een decentrale opzet is vaak effectiever
Samenwerking op grensoverschrijdende kwesties hoeft niet per definitie overdracht van soevereiniteit te betekenen. Samenwerking, bijvoorbeeld op juridisch-politioneel gebied, werkt vaak beter dan communautair beleid. Het laatste ontaardt in centrale sturing, een methode die in de geschiedenis niet al te succesvol is gebleken. Een decentrale opzet met checks and balances en een gelijk speelveld (marktwerking) is veel efficiënter en vooral ook effectiever.
Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!