Na de Dylan-biopic zet je Bob Dylan op

StandeJong210225 Dylan
Timothée Chamalet als Bob Dylan in ‘A complete unknown’ BEELD: Searchlight Pictures

Afgelopen week ging A complete unknown in de Nederlandse bioscoopzalen in première. Hoe goed is deze biopic over Bob Dylan en is hij ook voor niet-boomers interessant?

Een spookachtig krankzinnigengesticht in New Jersey. Het is 1961. In een hospitaalbed ligt de folklegende Woody Guthrie. Hij lijdt aan een ernstige zenuwziekte, kan zich niet verstaanbaar maken en vertoont verschijnselen van dementie en waanzin. Op bezoek is zijn trouwe vriend en adept Pete Seeger, die als een missionaris de boodschap van ‘pure’ folk aan de wereld wil verkondigen.

Dan komt een volkomen onbekende jongeman binnen in gehavende kleding, die zich voorstelt als Bobby Dylan. Hij is gekomen om eerbetoon aan Guthrie te bewijzen, pakt zijn gitaar uit zijn koffer en zingt zachtjes het door hem gecomponeerde Song to Woody. Seeger kijkt minzaam toe, Guthrie rochelt met instemming. 

Enorme indruk

Het is zo ongeveer de eerste scène in A complete unknown en de toon is letterlijk gezet. Drie generaties folkzangers in dezelfde plaats en tijd gevangen. Dat is te mooi om waar te zijn, en dat is het ook, maar het is een dichterlijke vrijheid die de regisseur, die zich verder tamelijk goed aan de feiten heeft gehouden, zich veroorlooft. Wat het knappe is aan deze scène is dat je – zelfs als je geen Dylan-afficionado bent – je helemaal kunt voorstellen wat een enorme indruk Dylan achterliet bij zijn entree in de New Yorkse muziekwereld.

Bob Dylan is niet ieders kopje thee. Die jengelende mondharmonica. Die temerige, snerpende zangstijl – ze is wel vergeleken met nagels die op de wand van een sanatorium krassen. Dan staat Dylan ook nog eens symbool voor boomer. Nu heb ik niks tegen mensen uit de babyboomgeneratie (schreef hij haastig, met het oog op de naamgever van dit digitale magazine) maar de typische boomers hebben wel iets irritants met hun eeuwige gedweep met JFK, de protestliedjes over Vietnam, enzovoorts. Overigens is Dylan zelf geen babyboomer, maar geboren in 1941 in het afgelegen Minnesota als Robert Zimmerman. Dylan is sowieso al in geen enkel hokje te vangen, wat precies het thema is van deze film.

Jaren zeventig

Zelf ben ik meer een kind van de jaren zeventig dan van de jaren zestig. Het zal om die reden zijn dat ik het werk van Dylan uit de zeventiger jaren meer waardeer. Eind jaren zestig gaat de troubadour richting country en wordt zijn stem iets zoetgevooisder. Op New Morning (1970) klinkt hij huiselijk. Op het prachtige Desire (1976) is de jankharmonica verruild voor een viool in cajun-stijl. Later gaat Dylan op de relitour – tot afgrijzen van zijn oude fanbase. De singer-songwriter, die in 2016 net als Winston Churchill, Ernest Hemingway en Albert Camus de Nobelprijs voor literatuur ontving (u mag er het uwe van denken) trekt zich nu eenmaal van niemand iets aan.

Maar goed, deze film gaat over de sixties. Het verhaal is losjes gebaseerd op het boek Dylan goes electric! van Elija Wald. Verwelkomd als de nieuwe stem van de folksong en het protestlied (die twee gingen kennelijk samen) wordt Bob op het schild gehesen. De folkpuristen gedragen zich als een nare sekte en willen iedereen die elektrische gitaar speelt het liefst naar de guillotine brengen. Mede door zijn liefde voor blues en geïnspireerd door The British Invasion gaat Dylan andere velden bewandelen. Dat botst.

Een prestatie van formaat

Een biopic is een hachelijk genre, laat staan een muziek biopic. Zo is het wel handig als de acteur enige gelijkenissen vertoont met het hoofdpersonage. Als je twee koppen kleiner bent dan Freddy Mercury wordt het, zelfs als je de voortanden van een knaagdier krijgt aangemeten, toch wat lastig. De biopic Bohemian Rhapsody uit 2018 was om diverse redenen een draak. Beter was het rond dezelfde tijd uitgekomen Rocketman over Elton John, als je tenminste musical pruimt. Mooie biopics uit het verleden waren die over Ray Charles en nog verder terug The Doors van Oliver Stone. De visagie had weinig schmink nodig om Val Kilmer om te toveren in een replica van Jim Morrison. Kilmer had veel songs opnieuw ingezongen.

Destijds vernieuwend, is deze werkwijze alweer achterhaald, zo blijkt uit A complete unknown, dat een totaal nieuwe benchmark neerzet. Alle nummers in deze film zijn op de set en dus live gespeeld! Een prestatie van formaat. De liedjes worden smaakvol uitgeserveerd. Soms fluisterend aan de tekentafel, soms in duet in de slaapkamer, in de studio, op het podium.

Chalamet is Dylan

Het acteerwerk is ook uit de kunst, zoals je van Hollywood mag verwachten. Edward Norton (Pete Seeger), Monica Barbaro (Joan Baez) overtuigen in hun rollen, evenals Boyd Holbrook (Johnny Cash). Ook goed is Elle Fanning, die Dylans filmvriendinnetje ‘Sylvie’ – eigenlijk: Suze Rotolo – speelt en bewonderenswaardige pogingen onderneemt om het wereldrecord sip-in-de-camera-kijken te verbeteren (ze had er haar redenen voor). Maar het is Timothée Chalamet die de show steelt. In de hele mimiek is hij Dylan, zonder te opzichtig in gebaartjes te vervallen. Bovenal weet hij het wezen van de bard, die vaak als een enigma is beschreven, te vangen. Dylan is overambitieus, maar walgt tegelijk van de roem. Dylan is romantisch, maar tegelijk een cynische vreemdganger. Arrogant. Verlegen. Chalamet bespeelt virtuoos het hele, complexe Dylan-spectrum. Ja, stuur die Oscar maar vast naar hem op!

Als er al een zwakte aan de film is, dan is dat de ietwat potsierlijke apotheose. De folkies willen dat Bob nog één keer zijn akoestische kunstje vertoont op het Newport Folk Festival. Maar Bob aarzelt, Bob wil niet, Bob doet niet. Het ontaardt in een ouderwetse matpartij. Verder is de sfeer van New York uit de jaren zestig bijzonder goed getroffen, mede door de schitterende vormgeving en belichting, die doen denken aan de iconische albumcover The Freewheelin’ Bob Dylan. Uiteraard is dat geen toeval: hier is ouderwets vakwerk in het spel.

Wat is de beste maatstaf om een muziek-biopic te beoordelen? Misschien deze: de mate waarin je zin hebt om erna de muziek te beluisteren. Na afloop van het bioscoopbezoek in een zaaltje vol hippe grijsaards ben ik in het complete jaren zestigoeuvre van Dylan gedoken: van akoestisch tot elektrisch. Dat was genieten.

Op IMBD is het gemiddelde kijkersoordeel een 7,6. Ik vermoed dat jongere generaties deze film ook wel kunnen waarderen – zijn zij immers niet de nieuwe hippies? Vooruit, Wynia’s Week komt op een 8.

Nu is het wachten op de voor dit jaar aangekondigde biopic over Bruce Springsteen – een échte boomer.

Stan de Jong is schrijver en journalist. Hij schreef biografieën van Neelie Kroes (met Koen Voskuil) en mr Theo Hiddema en was redacteur van HP/De Tijd en Nieuwe Revu.