Na 1300 bestond in West-Europa geen slavernij meer maar sommige arbeidsverhoudingen deden er wel erg aan denken

slavernij
Een ‘redemptioner’ wordt in Amerika te koop aangeboden. Beeld: Alamy stock foto.

De excuses van onze minister-president voor het Nederlandse slavernijverleden blijken een lange echo te hebben. In de eerste plaats laat opinieonderzoek zien dat de meeste Nederlanders die excuses overbodig vinden. In de tweede plaats zullen veel Nederlanders zich te kort gedaan voelen, omdat de verontschuldigingen alleen aan de nakomelingen van de slaven zijn aangeboden en niet aan alle groepen en individuen, die zich ook slachtoffer van de geschiedenis voelen.  

Er is nog wel meer kritiek mogelijk op de excuses. Ze waren immers exclusief bedoeld voor de nakomelingen van de slaven in slechts een paar Nederlandse koloniën. Bovendien maakten de excuses geen melding van het feit dat er buiten de genoemde kolonies nog veel meer slaven woonden. En ook sommige van hun nakomelingen wonen nu in ons land.

Alleen in West-Europa was slavernij al in de Middeleeuwen verdwenen

Geen wonder dat de Engelse lobby, die ijverde voor de afschaffing van de slavernij, schatte dat de vrijverklaring van de slaven van de kolonisten in de Britse koloniën het totale aantal slaven wereldwijd met slechts vier procent verminderde. De huidige verontwaardiging over het Europese slavernijverleden lijkt voorbij te gaan aan het feit dat er buiten Europa nauwelijks vrije arbeiders waren en dat het meeste werk daar door slaven werd gedaan. Het percentage slaven in de bevolking van West-Afrika wordt dan ook op ruim dertig procent geschat.    

Alleen in West-Europa waren slavernij en slavenmarkten al in de Middeleeuwen verdwenen. Waarschijnlijk was dat het gevolg van het groeiende aanbod van vrije arbeiders. De adel kreeg steeds meer landbouwgrond in handen, waardoor steeds minder Europeanen konden leven van de opbrengst van hun eigen akkers. Ze moesten hun arbeid verkopen. Dat deden ze tegen lonen, die lager waren dan de kosten, die een eigenaar voor zijn slaven kwijt was en dat betekende het einde van de slavernij. 

Toen de slavernij eenmaal was verdwenen, kon dat instituut blijkbaar niet meer ingevoerd worden als de lonen op de vrije arbeidsmarkt weer gingen stijgen of toen er kolonisten nodig waren om de ‘lege’ gebieden op de Balkan te bevolken na het verjagen van de Turken. Alleen nog weeskinderen en gevangenen konden in West-Europa gedwongen worden te migreren.     

Hoewel er na 1300 geen slavernij meer in West-Europa bestond, deden sommige arbeidsverhoudingen daar wel erg aan denken. Om de kosten te drukken werden weeskinderen door hun weeshuizen soms al op jonge leeftijd gedwongen naar Noord-Amerika te verhuizen of – zoals in ons land – dienst te nemen bij de VOC of WIC. Die compagnieën gaven de weeshuizen daarvoor een premie. Ook strafgevangenen konden naar de kolonies gedeporteerd worden om daar aan een werkgever te worden verkocht.

In ruil voor de overtocht jaren werken zonder loon

Dat gold ook voor migranten (redemptioners), die de overtocht niet konden betalen. Soms mochten ze toch aan boord op voorwaarde dat ze na de oversteek een aantal jaren zonder loon in de kolonie zouden werken. Eenmaal aangekomen in de Nieuwe Wereld verkocht de kapitein zulke migranten dan aan de hoogste bieder in de hoop op die manier de kosten van de overtocht te compenseren en wellicht winst te maken.

Hoewel de VS het ‘land of the free’ wordt genoemd, lijken velen te vergeten dat een groot deel van de eerste kolonisten juist niet vrij was. Naast de redemptioners waren er veel arbeiders, die in West-Europa een contract met een werkgever in koloniaal Noord-Amerika hadden getekend. In ruil voor de overtocht, moesten zij dan vijf en aanvankelijk zelfs zeven jaar bij die werkgever dienstdoen tegen kost en huisvesting maar zonder loon. Overleefde de contractant die periode, dan pas kreeg hij of zij de vrijheid, een nieuw pak kleren (freedom suit), wat gereedschappen en een stukje grond. 

Maar niet alleen in de koloniën overzee bestonden arbeidsverhoudingen, die op slavernij leken. Ook in Noord-Engeland waren mijnen, die van eigenaar wisselden inclusief de mijnwerkers. Natuurlijk kon je weglopen, maar dan was ander werk vinden niet gemakkelijk zonder een aanbevelingsbrief van de mijneigenaar.

In Rusland waren slaven moeilijk te onderscheiden van horigen

De voorstanders van de slavernij wezen er graag op dat dit instituut een Europeaan minder vreemd zou moeten voorkomen dan de voorstanders van afschaffing graag beweerden. Slavernij was niet exotisch, het bestond ook in Oost-Europa. Dat is op zich juist, maar het was niet makkelijk in Rusland slaven te onderscheiden van horigen. Het aantal slaven slonk dramatisch, toen de tsaar allen, die soldaat werden, de vrijheid beloofde. Toch lijkt het erop of in Oost-Europa ‘de eigen soort’ wel tot slaaf werd gemaakt. Dat is echter schijn. Rusland telde vele volken en op de slavenmarkten werden op den duur voornamelijk slaven te koop aangeboden uit die gebieden, die pas op de Turken waren veroverd.  

Hoewel sommige arbeidsverhoudingen in Europa erg op slavernij leken, ontbrak er een belangrijk element: er bestond geen levenslange, erfelijke slavernij meer. Dat was uniek.   

Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week. 

Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!