Mussolini’s militaire gestuntel

italiaanse-krijgsgevangenen-el-alamein-1942
Italiaanse krijgsgevangenen, El Alamein 1942.

Een Italiaans imperium rondom de Middellandse Zee (‘mare nostrum’) net als ooit de Romeinen – dat was de droom van Benito Mussolini. Rond 1940, vlak na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, leek dit plots mogelijk. Libië was al Italiaans bezit, net als Somalië en Eritrea in Oost-Afrika, waar in 1936 Ethiopië aan werd toegevoegd. Voorjaar ’39 volgde Albanië.

Een jaar later zette Hitlers zege op Frankrijk het Franse koloniale bestuur in Marokko en Tunesië op losse schroeven. Ook het onafhankelijke, maar sterk onder Britse invloed staande Egypte, leek nu voor het grijpen te liggen. Er zou niks van terecht komen.

De gerenommeerde Britse historicus John Gooch biedt het internationale lezerspubliek een inkijkje in het ontluisterend zwakke Italiaanse leiderschap. Strategisch geklungel van Il Duce en koudwatervrees van zijn generaals dwongen Hitler diverse malen tot ingrijpen, waarmee wellicht zelfs de duur van de Tweede Wereldoorlog is bekort.

Tegen de Britten

Op 28 maart 1941 bond de Italiaanse vloot de strijd aan met een eskader van de Royal Navy, halverwege tussen Griekenland en Kreta. De Italiaanse kruisers vuurden maar liefst 542 granaten af. Het slagschip Vittorio Veneto voegde daar nog eens 94 superzware granaten aan toe. De Engelse schepen werden welgeteld nul keer geraakt.

Vijf maanden eerder was een enorme Italiaanse strijdmacht van een half miljoen man Griekenland binnengevallen vanuit Albanië. Het Griekse leger was half zo klein, maar wist de Italiaanse invasie toch tot stilstand te brengen. Sterker nog, binnen enkele weken gingen de Grieken zelf in het offensief. Onverschrokken dreven ze de Italianen terug tot in Albanië.

Hitlers Wehrmacht moest er in april ’41 aan te pas komen om het stugge Griekenland eindelijk op de knieën te krijgen. Hierdoor werd de cruciale inval in Rusland enkele weken vertraagd. Of dit tijdsverlies ook heeft bijgedragen aan het vastlopen van operatie-Barbarossa – en daarmee aan de uitkomst van de Tweede Wereldoorlog – dat is een vraag waarover tot op de dag van vandaag wordt gedebatteerd.

Rommel moest helpen

Eind 1940 hadden de Duitsers overigens ook al in Noord-Afrika assistentie moeten verlenen om de Italianen voor een nederlaag te behoeden, nadat die overmoedig Egypte waren binnengevallen maar al snel door de Britten naar Libië werden teruggejaagd. Het was de briljante en drieste tankgeneraal Erwin Rommel die de krijgskansen deed keren en met zijn Afrikakorps uiteindelijk zelfs zou oprukken tot aan El Alamein.

Op het slagveld bakten de Italianen er doorgaans weinig van. In 1936 hadden ze het zelfs lastig gehad tegen de toch bepaald niet modern uitgeruste Ethiopiërs van keizer Haile Selassie. Pas na een reeks terreurbombardementen en de inzet van gifgas gaven de Oost-Afrikanen zich over. Deze fletse zege betekende dan ook geen overtuigende revanche voor de mislukte invasie van 1896, toen de nog met speren bewapende Ethiopiërs de Italianen zelfs een vernederende nederlaag hadden toegebracht.

‘Operetteleger’

Diverse Duitse generaals ergerden zich er aan dat de Wehrmacht telkens in de bres moest springen voor wat zij denigrerend beschouwden als een ‘operetteleger’. Erwin Rommel, die het meest intensief heeft samengewerkt met de Italianen, had overigens een iets positiever beeld van de bondgenoot en meende dat de gewone Italiaanse soldaat dapper vocht.

Doorslaggevend – ook hierin – was vanzelfsprekend het oordeel van de Führer. Adolf Hitler heeft zich altijd sterk verbonden gevoeld met Benito Mussolini. De fascisten waren bijna tien jaar eerder aan de macht gekomen dan de nazi’s en golden aanvankelijk als lichtend voorbeeld. Hitler is Mussolini ook tijdens zijn onmiskenbare neergang loyaal blijven steunen. In september 1943 heeft hij zelfs een spectaculaire bevrijdingsoperatie laten uitvoeren nadat de Duce ten val was gekomen en door de nieuwe Italiaanse regering gevangen werd gehouden in een berghotel in de Apennijnen.

Dat het Italiaanse fascisme, alle martiale retoriek ten spijt, weinig heeft laten zien op het slagveld, is algemeen bekend. John Gooch ontsluit de Italiaanse militaire archieven voor een internationaal publiek en reconstrueert mogelijke oorzaken van dit structurele falen. Daarin ligt de grote betekenis van het werk van deze Britse historicus (die eerder al publiceerde over Mussolini en zijn generaals, en over het Italiaanse leger in de Eerste Wereldoorlog).

Gooch laat zien hoe logistiek telkens de achilleshiel bleek van de Italiaanse strijdkrachten. Zelden slaagden de fascisten erin tijdig voldoende materieel, munitie en brandstof aan het front te krijgen. Dit maakte het Italiaanse leger log en langzaam. De legerleiding kon niet goed plannen en improviseren. Dit in scherp contrast met de Duitse bondgenoot: als het moest konden Hitler en zijn generaals juist wel snel schakelen. Erwin Rommel stond er zelfs om bekend ogenblikkelijk aan te vallen, zonder zich om zijn bevoorrading te bekommeren.

Mussolini’s chaos

Achter deze waarneming gaan enkele meer fundamentele kwetsbaarheden schuil. Gooch betoogt dat de fascistische staats- en legerbureaucratie ook vanaf 1940 te lang in een ‘vredesmodus’ bleef draaien. De wapenproductie werd onvoldoende verhoogd omdat het aan sense of urgency leek te ontbreken.

Daarnaast bleef het Italiaanse opperbevel een onduidelijke chaos vol overlappende competenties en bureaupolitiek. Overigens was dat in nazi-Duitsland niet veel anders, zou je zeggen. Daar concurreerden toch ook talloze instanties en topfiguren tegen elkaar, strijdend om de gunst van de Führer.

Dit brengt John Gooch bij wat vermoedelijk zijn belangrijkste observatie is, namelijk de betekenis van Benito Mussolini als oorlogsleider. Hitler en Mussolini hebben wat dat betreft sterk uiteenlopende rollen gespeeld. Beide dictators hadden ook zelf als soldaat gevochten (in de Eerste Wereldoorlog), maar bij Mussolini had zijn oorlogservaring toch in het geheel niet geleid tot enig benul van militaire strategie.

Il Duce had geen visie

Hitler heeft zijn Derde Rijk opgeofferd aan een tweefrontenoorlog die niet te winnen viel, maar had onmiskenbaar inzicht in strategie en in het belang van economische en industriële oorlogsdoelen. Mussolini leek de oorlog toch vooral te bezien vanuit het perspectief van de propaganda, als mogelijkheid om eer en glorie te behalen voor het fascistische Italië.

Nooit formuleerde Mussolini een coherente grand-strategy, op basis waarvan zijn generaals concrete en logisch samenhangende plannen konden uitwerken voor veldtochten, bijbehorende troepenopbouw en daarvoor noodzakelijke productie. Daardoor kreeg Italië het voor elkaar om een veelbelovende strategische uitgangspositie in enkele jaren tijd geheel en al te verprutsen. Gelukkig maar.

John Gooch, Mussolini’s War. Fascist Italy from Triumph to Collapse 1935-1943, Penguin Books 2021, 532 pagina’s met foto’s en kaarten, ISBN 978-0-141-98029-4.