Moskou, Peking, Hamas: hoeveel foute vrienden kan Zuid-Afrika nog verdragen?
Zuid-Afrika, een invloedrijke stem op het continent en een daarmee politieke factor van internationaal belang, heeft zich de afgelopen twee jaar niet erg populair gemaakt bij westerse bondgenoten. De regering van president Cyril Ramaphosa heeft zich tot nu toe binnen de Verenigde Naties onthouden van veroordeling van Rusland, door het Westen beschouwd als agressor in de Oekraïne-oorlog, en vorige maand volgde een zaak bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag: Pretoria beschuldigt de staat Israël van genocide in de Gazastrook. Vijftien rechters bogen zich over de aanklacht en kwamen tot de conclusie dat de Israëli’s onmiddellijk humanitaire bijstand moet bieden aan Palestijnen in de Gazastrook. De aanklacht is in Washington niet goed gevallen.
Twee congresleden hebben namens de Democratische en Republikeinse partij een wetsvoorstel ingediend bij het Huis van Afgevraagdigden, met een oproep om de relatie met Zuid-Afrika te herzien in het belang van de eigen nationale veiligheid. De congresleden – John James en Jared Moskowitz – zijn niet gerust op de betrekkingen die de Zuid-Afrikaanse regering onderhoudt met Peking, Moskou (door de VS gesanctioneerd) en Hamas (beschouwd als terroristische organisatie), en vrezen voor onderlinge uitwisseling van informatie. Mocht de wet worden aangenomen, dan komt onder meer de vrijhandel tussen de VS en Zuid-Afrika op de tocht te staan.
‘Heulen met kwaadwillende actoren’
Volgend jaar verloopt de termijn van de African Growth and Opportunity Act (Agoa), een wet die meer dan dertig Afrikaanse landen vrije toegang verschaft tot de Verenigde Staten – vrij zonder importtarieven te hoeven betalen. Zuid-Afrika verscheept auto’s, ijzer, staal en landbouwproducten naar de VS in het kader van de wet. De VS waren in 2021 op een na de belangrijkste handelspartner van Zuid-Afrika naar handelsvolume (22,7 miljard dollar).
Agoa is een hoeksteen van de Amerikaanse Afrika-politiek, en werd in 2000 gelegd om invloed te krijgen op het continent. In Washington gaan stemmen op om de criteria van de wet te herzien of de wet als geheel te vervangen. Om in aanmerking te komen, moeten landen beleid voeren dat armoede bestrijdt, corruptie tegengaat en mensenrechten waarborgt. Zuid-Afrika zou volgens Amerikaanse bestuurders inmiddels voldoende ontwikkeld zijn om nog langer van het programma afhankelijk te zijn voor groei, en hoewel Amerikaanse en Afrikaanse handelsfunctionarissen in december, op een driedaagse samenkomst in Johannesburg, besloten dat Agoa aan modernisering toe is, en hoewel president Joe Biden voorstander is van voortzetting, is deelname van één van de grootste begunstigden niet vanzelfsprekend meer.
Zuid-Afrika, nu op de kop af dertig jaar met een parlementsmeerderheid geregeerd door het African National Congres (ANC), heeft daarvoor in de ogen van een deel van het Amerikaanse politieke establishment te veel foutje vriendjes. In de woorden van Congresleden James en Moskowitz: ‘De Zuid-Afrikaanse regering heeft, in tegenstelling tot haar neutrale houding, een verleden van heulen met kwaadwillende actoren’.
Die in Washington verfoeide internationale betrekkingen gaan ver terug, en kunnen worden verklaard vanuit ideologische verwantschap en een gedeeld verleden. Al in 1927 bezoekt ANC – dan nog een denktank – de Sovjet-Unie, waar wordt gesympathiseerd met de onderdrukking van het zwarte proletariaat door de blanke kapitalisten, en in 1960 neemt die vriendschap een serieuze vorm aan. In dat jaar schieten politieagenten 69 onbewapende, zwarte demonstranten dood in het township Sharpeville. Het ANC, dat overweegt militant te worden, wint advies in bij het Kremlin, waarna onder Nelson Mandela een militaire vleugel wordt opgericht; het begin van de gewapende strijd tegen de apartheid.
De Sovjet-Unie begint op eigen bodem militaire trainingen voor de anti-apartheidsbeweging te organiseren. ANC-delegaties worden ingevlogen om conferenties bij te wonen, en in Moskou wacht een ziekenhuisbed voor wie maar medische hulp nodig heeft. Duizenden jonge Zuid-Afrikanen komen naar de Sovjet-Unie om er te studeren. Volgens de Russische historicus Vladimir Sjoebin, indertijd betrokken bij het steunprogramma, zouden zo’n tweehonderd ANC-leden een academische opleiding hebben afgerond in de Sovjet-Unie. Meer dan drieduizend activisten en guerrillastrijders werden in de Sovjet-Unie opgeleid.
Geld uit Moskou
Tot eind jaren tachtig ontving het ANC ieder jaar een paar honderdduizend dollar van de Sovjetregering, en van 1963 tot 1990 zou de militante vleugel van het ANC voor 36 miljoen roebel aan wapentuig hebben gekregen (geweren, pistolen, granaat- en raketwerpers, anti-tankwapens en luchtdoelraketten) en daarbovenop nog eens 16 miljoen roebel voor humanitaire hulp.
In 1980 constateerde de Amerikaanse inlichtingendienst CIA dat een groot deel van de trainingsprogramma’s was geënt op ideologische indoctrinatie. Over de communistische ideeën van het ANC bestaat tot op de dag van vandaag discussie. Veel ANC-prominenten, onder wie oud-president Jacob Zuma, volgden een militaire opleiding in de Sovjet-Unie.
Nadat de Sovjet-Unie uiteenviel, en het ANC onder aanvoering van Nelson Mandela een historische verkiezingsoverwinning boekte, ging de geldkraan dicht. De interesse vanuit Rusland nam weer toe tijdens de tweede presidentstermijn van Vladimir Poetin. In 2006 bezocht hij Zuid-Afrika om zakenkansen te creëren voor Russische bedrijven.
De oliemiljardair Roman Abramovitsj en de aluminiumbaron Viktor Vekselberg worden – nog steeds – geschaard onder de voornaamste begunstigden. Als er Russische invloed is op de Zuid-Afrikaanse politiek, laat die zich nu waarschijnlijk vooral gelden via het bedrijfsleven. Vorig jaar nog doneerde Vekselberg (gesanctioneerd door de VS) omgerekend 826.000 dollar voor de verkiezingscongres van het ANC via een van zijn in Zuid-Afrika geregistreerde bedrijven. En onlangs dook ook de gesanctioneerde Russische wapenhandelaar Ivor Ichikowitz op (zijn Ichikowitz’s Paramount Group is een van de grootste wapenproducenten op het Afrikaanse continent), en wel tijdens een Zoom-vergadering van de zes Afrikaanse leiders die onder leiding van Ramaphosa op het punt stonden om op vredesmissie naar Oekraïne en Rusland.
Ideale klant van Israël
Terwijl Moskou de revolutie in Zuid-Afrika steunde, kwamen via een ander kanaal fondsen binnen om de revolutie te stuiten. Israël, in 1973 economisch verzwakt door de Jom Kipoer-oorlog, zocht dringend een afnemer voor defensiecontracten omdat de Amerikanen weigerden Israël opnieuw te bevoorraden. De regering van de Nasionale Partij in Pretoria bleek de ideale klant: een op defensie gerichte, rechtse regering van een ontwikkelingsland zonder nauwe banden met het Arabisch-islamitische blok. Geld was geen bezwaar, dankzij de gestegen prijzen van goud, steenkool en uranium, waar de Zuid-Afrikaanse bodem vol mee zat. Er woonde in het land daarnaast een grote joodse gemeenschap, die ook nog eens, per hoofd van de bevolking, de grootste sponsor van de staat Israël was, en daarmee van zijn militaire uitgaven.
Via clandestiene contracten (de Israëlische regering was voor de buitenwacht tegen de apartheid) stegen de militaire uitgaven van Israël in een jaar tijd met veertig procent, terwijl het bbp goeddeels was verdampt. De Zuid-Afrikaanse regering konden het materieel goed gebruiken, want er stonden twee Sovjet-regimes voor de deur, in Angola en Mozambique. Met een formidabele oorlogsmachine kon het communistische gevaar – in het geval van Angola gesteund door Cubaanse troepen van Fidel Castro – buiten gehouden worden, en hoefde Pretoria zich niet al te veel zorgen te maken over de tanende blanke macht in buurland Rhodesië. (Pretoria vertrouwde lang op deze koloniale bufferzone als frontverdediging tegen de rest van zwart Afrika.)
De Amerikanen, eerder nog bondgenoten (de VS waren na de Tweede Wereldoorlog afhankelijk geraakt van Zuid-Afrikaanse uranium), stelden in 1977 een internationaal wapenhandelverbod in tegen Pretoria, wat Israël in een nog ongemakkelijker positie zetten. Desalniettemin ging er, volgens onderzoek van de Amerikaanse journalist Sasha Polakow-Suransky, tussen 1974 en 1993 aan 600 miljoen dollar per jaar aan oorlogsmateriaal naar Zuid-Afrika, wat van Zuid-Afrika Israëls derde grootste handelspartner maakte. In ruil exporteerde Israël Zuid-Afrikaanse goederen onder Israëlische labels om Pretoria een Europese boycot te helpen omzeilen. De ene paria hielp de ander, en dat zette kwaad bloed.
Een jaar voor de eerste democratische verkiezingen in Zuid-Afrika zou Nelson Mandela op een internationaal congres van sociaaldemocraten tegen de Israëlische delegatie hebben gezegd dat ‘de Zuid-Afrikanen de steun van de staat Israël aan het apartheidsregime nooit zullen vergeten’, en in die uitspraak lijkt de verklaring te liggen voor de actie die de ANC-regering onder president Ramaphosa bereid is te nemen tegen Israël.
Een ander deel van de verklaring: ook Arabische landen kochten tijdens de Koude Oorlog invloed. Golfstaten boden aantrekkelijke hulppakketten aan in ruil voor steun aan de Palestijnse zaak. De Organisation of African Unity (voorloper van de Afrikaanse Unie) sprak indertijd onvoorwaardelijke steun uit voor de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, en sinds Mandela’s verkiezingen heeft het ANC goed contact onderhouden met de Palestijnse Autoriteiten, met een ambassade in Ramallah en meerdere bilaterale verdragen als gevolg.
‘Regime change’ in Johannesburg?
De situatie in het Midden-Oosten is door zowel Mandela als Ramaphosa vergeleken met de apartheid in Zuid-Afrika, waarbij de gelijkenis wordt gemaakt tussen de Palestijnse gebieden en de vroegere Bantoestans – in naam onafhankelijke vazalstaten binnen de landsgrenzen van Zuid-Afrika waarmee Pretoria een groot deel van de arme, zwarte bevolking isoleerde.
Er is een maand verstreken sinds de regering van Cyril Ramaphosa in het gelijk werd gesteld door het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, en in eigen land zijn verkiezingen op komst. De president van Zuid-Afrika heeft op een partijcongres gezegd te vrezen voor buitenlandse inmenging, als repercussie voor de zaak. Hij zegt, zonder te melden uit welke hoek de dreiging komt, dat ‘regime change’ weleens het doel kan zijn van deze kwaadwillende actor. De staatsinlichtingendienst heeft nog geen concrete dreiging gemeld.
Kevin van Vliet is voor Het Financieele Dagblad en Trouw correspondent in Kaapstad. Vorig jaar verscheen bij uitgeverij Prometheus zijn roman ‘Bobbejaanskloof’.
Wynia’s Week is blij met alle abonnees. Maakt u vrienden en collega’s ook abonnee? Graag! Wilt u ook sponsor of donateur worden? Hartelijk dank!