Moet het ‘niet-westerse’ karakter van Oekraïne geen punt zijn bij toelating tot de EU?

ukunda
Het centrale plein van Enerkhodar (2014).

door Robbert van Lanschot

Moet de hamvraag bij toelating tot het EU-lidmaatschap niet zijn: hoort het betrokken land – in casu Oekraïne – qua cultuur, qua beschaving bij onze club?

Ik weet het, mijn timing is verschrikkelijk. Alleen al het opwerpen van de vraag zal door sommigen worden gezien als een dolk in de rug van de moedige Oekraïense strijders.

Maar de vanzelfsprekendheid waarmee iemand als commissievoorzitter Ursula Von der Leyen de toelating tot de EU reduceert tot een reeks technische puzzels rond corruptiebestrijding en harmonisatie van regelgeving, is alarmerend.

De Russische tsaren erkenden de diepe kloof tussen hun imperium en wat we het ‘westen’ noemen. Ze bouwden Sint Petersburg als ‘venster op Europa’, niet als ‘doorgeefluik binnen Europa’. Wat de tsaren, en natuurlijk niet alleen zij, intuïtief aanvoelden werd door iemand als Samuel Huntington met zijn boek The Clash of Civilisations van een theoretisch kader voorzien.

Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en Rusland vormen het blok landen met wat hij de ‘Orthodox-Christelijke Beschaving’ noemt. De huidige oorlog tussen Rusland en Oekraïne speelt zich zo bezien dus af binnen één beschavingsgebied.

Eén volk?

President Poetins bewering dat Oekraïners en Russen zelfs één volk zijn, is natuurlijk onzin. Maar maken de verschillen tussen beide volkeren de mensen in Oekraïne toevallig nou juist wat meer ‘westers’ dan de Russen? Nee. Eerder het tegendeel.

Het land behoort tot de Euraziatische steppe en heeft veel heviger te maken gehad met het ‘Mongoolse juk’. Ook Rusland was eeuwenlang schatplichtig aan de gevreesde Gouden Horde. De Russische uitdrukking voor geld – ‘djengi’ – is een Mongools woord. Maar het land wist zich dankzij zijn wouden en moerassen nog redelijk afgeschermd tegen onstuimig paardenvolk. Oekraïne, daar kon je vrij moeiteloos doorgalopperen.

In het zuiden van Oekraïne ontstond, vanuit de Mongoolse presentie, een Tartaars rijk, het Khanaat van de Krim (afgeleid van het Turkse ‘Qirim’), dat nog weer later onder de Ottomanen kwam. Dat Khanaat was vele malen groter dan de huidige Krim. Oekraïne draagt een bonte culturele erfenis mee waarover, vrees ik, in Brusselse kringen rond Von der Leyen niet mag worden gesproken.

Kyiv in ‘Europa’?

In de tijd dat ik op de Nederlandse ambassade in Moskou werkte – dat was in de perestroika-jaren – was het voor Sovjet-burgers nog vrijwel onmogelijk om naar het buitenland te reizen. Maar de nieuwsgierigheid naar ‘Europa’ was wel heel erg aanwezig. En om de Europese sfeer op te snuiven gold dat het Sovjetrijk twee steden telde waar dat kon: Tallinn, de tegenover Helsinki gelegen hoofdstad van de Estische Sovjetrepubliek. En Lviv, in Oekraïne.

Iemand die naar Kyiv zou zijn gereisd om te voelen hoe ‘Europa’ was, zou smakelijk zijn uitgelachen. Die stad was nou juist in de vroege middeleeuwen de bakermat geweest van de Russische beschaving, het ‘Kievski Rus’. Maar Lviv valt binnen het eenvijfde deel van het land – een dikke schijf, helemaal in het westen, die ook de Karpaten omvat – dat je inderdaad ‘westers’ kunt noemen. Maar voor de rest van het land geldt dat etiket niet.

In de gesloten stad

Tegen de achtergrond van de OVSE Conferentie in Helsinki  versoepelde het Kremlin in 1988 de interne reisregels voor buitenlanders. Ik was er met mijn gezin als de kippen bij: het werd een reis van drie weken door Zuid-Rusland en Oekraïne. We bezochten ook het Oekraïense Dnipro, dat toen nog Dnjepropetrovsk heette. Het was lang een gesloten stad geweest (wapenindustrie).

Wij wisten dat we er de eerste buitenlanders zouden zijn na het vertrek van de Duitse krijgsgevangenen in de jaren vijfig. We dachten dat we met gejuich onthaald zouden worden, zo van ‘Hoera, onze stad is voortaan open’.

Maar dat bleek een vergissing. De bevolking keek sip. Ze voelden zich veilig in hun cocon en wilden helemaal niet blootgesteld worden aan decadent ‘westers’ gedoe.

In Enerkhodar

In 2014 was ik terug in Oekraïne. Kyiv, Donetsk, Slavutich (de stad die door noodbrigades uit alle Sovjetrepublieken in 1986 naast Tsjernobyl uit de grond was gestamp) en ook Enerkhodar, gelegen naast de Zaporizja atoomcentrale.

Kyiv had zich met de Maidan-protesten tegen Rusland gekeerd. Maar Slavutich en Enerkhodar ademden – acht jaar geleden dus – nog helemaal een Sovjet-sfeer, een sfeer waarin verschillen tussen Oekraïeners en Russen in feite geen issue waren. In tegendeel, ze trouwden alsmaar met elkaar. Was er in Enerkhodar en in dat Slavutich ook maar iets waarvan je dacht: goh, dit doet toch wel ‘westers’ aan? Nee.

Uiteraard moeten we Oekraïne helpen. President Macron lanceerde begin vorige maand het plan – in 1989 ook al eens in iets andere vorm geopperd door de toenmalige Franse president Francois Mitterand – voor een Europese Politieke Gemeenschap, waarin landen die (nog) niet kwalificeren voor het EU-lidmaatschap toch met ons om de tafel zitten in een EU-achtige setting. Maar het voelt aan als een troostprijs en werd door Kyiv al verworpen.

Er zijn nu goede geopolitieke redenen om Oekraïne het perspectief op EU-lidmaatschap te bieden. Maar het gaat tegelijkertijd om een voor de EU existentiële vraag, een vraag die ook – niet heel openlijk, maar toch – rond een mogelijk lidmaatschap van Turkije speelt: kunnen we ons permitteren om landen die tot een ander beschavingsgebied horen, tot onze club toe te laten?

En Turkije dan? En Kosovo?

Deze zelfde kwestie speelde en speelt natuurlijk nog steeds ook rond een groep landen op de Balkan. Griekenland (orthodox/post-ottomaans) werd in 1981 opgenomen in de EU zonder dat we ons zorgen maakten over culturele of ‘civilisational’ affiniteit. Die zorgen begonnen zich pas serieus te openbaren rond de Griekse euro-crisis van tien jaar geleden.

Een mogelijk lidmaatschap van laten we zeggen Noord-Macedonië (orthodox/post-ottomaans) met zijn twee miljoen inwoners of Kosovo (islamitische wereld, behalve een klein Servisch stukje ten noorden van de brug van Mitrovica) met zijn 1.8 miljoen inwoners is toch andere koek dan de absorptie van kolossen als Turkije en Oekraïne.

Bij Noord-Macedonië en Kosovo denk ik: onverstandig, maar okay. Bij Turkije en Oekraïne denk ik heel sterk: moeten we niet doen.

Robbert van Lanschot werkte tot 2011 als diplomaat bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarna richtte hij zich op journalisiek en het schrijven van boeken. Zijn jongste publicatie is De Tand van de Profeet – een boek over relieken van de Profeet Mohammed.